België heeft een eerder restrictieve abortuswetgeving en daar mogen we trots op zijn. (Langere versie)

Origineel gepubliceerd verkorte vorm door Ignace Demaerel en dr. Chris Velleman op Doorbraak.

Het was een hele tijd stil rond de abortuswetgeving in ons land totdat Vooruit het gisteren weer op de agenda zette en nog vóór de verkiezingen in het parlement wil. Dit gaat tegen eerdere regeringsafspraken in, maar blijkbaar zijn de komende verkiezingen wel een regeringscrisis waard. De expertencommissie beval op 18 april 2023 aan de termijn te verlengen van 12 naar 18 (of 20) weken én ook daarna de beperkingen nog verregaand te versoepelen. Binnen de regering gaf enkel CD&V tegengas, maar onder de druk verklaarde ze zich bereid naar 14 weken te gaan.

Vooraleer echter zulke drastische en vérreikende wetswijziging gestemd wordt, mogen we a.u.b. nog even stilstaan bij de fundamentele vragen hierachter? Wat is een ongeboren mensenleven waard? En: wat is morele vooruitgang? Wat bedoelen we eigenlijk met een ‘humane maatschappij’, en met ‘respect voor alle leven’? We zien in onze media nooit openlijke debatten hierover met voor- én tegenstanders. Nochtans gaat het om hele serieuze vragen over ons mensbeeld, universele mensenrechten, menselijkheid enz. De emoties laaien op, en het debat is erg gepolariseerd en vooral ideologisch gekleurd.

Experten werden te hulp geroepen omdat zij wetenschappers zijn. Wetenschap informeert ons echter alleen over hoe iets werkt. En quasi al haar bevindingen zijn voor interpretatie vatbaar. Eigenlijk kan de wetenschap ons geen enkel ‘feitelijk’ criterium of eenduidig antwoord bieden: anders was er allang unanimiteit over. De uiteindelijke keuze is gebaseerd op het waardesysteem dat zij, en ook wij, handhaven; het is een morele kwestie! Doorslaggevend is het mensbeeld dat achter de verschillende visies zit.

Onze Belgische regering wil ons land graag een voortrekkersrol aanmeten als ‘gidsland’. Maar waarin willen wij uitblinken? In de beste chocolade, de meeste biersoorten, windenergie, of de meest vrije abortuswetgeving? Is dat laatste een lichtend voorbeeld voor de rest van de wereld, de ultieme emancipatie? Moeten wij wel Nederland achternalopen als ‘moreel progressief’? Een liberale wetgeving geeft als signaal: een foetus is slechts een ‘dingetje’, zelfbeschikking staat boven andermans leven. Slechts zes landen in de wereld gaan tot 20 weken – schrik niet – Noord-Korea, Vietnam, China, Singapore, Canada en Nederland. Willen wij in dat rijtje passen? We streven een hoge reputatie na aangaande gezondheidszorg, maar is een abortuswetgeving-met-zo-weinig-mogelijk-grenzen echt iets om fier op te zijn?

Hét argument van de pro-life beweging is: respect voor alle leven. Daar kan je toch moeilijk tégen zijn!? Het klopt toch niet dat pro-choicers altijd worden afgeschilderd als humaan, en de andere als inhumaan en intolerant. Vóór het kind zijn betekent toch niet: tégen de moeder zijn? Veel pro-life organisaties zetten zich juist hard in om kwetsbare moeders met allerlei praktische hulp bij te staan .

De eerste vraag rond een eventuele wetswijziging is: wat is de nood eigenlijk? Voor 97% van de vrouwen is 12 weken ruim voldoende om een keuze te maken. Slechts 3% doet dat na deze termijn: in 2021 gingen exact 371 Belgische vrouwen naar Nederland voor een laattijdige abortus. Deze wetswijziging is dus gesteund op een zeer beperkte maatschappelijke problematiek, en deze kleine groep hééft dan nog een alternatief: even de grens oversteken. Is de bekommernis om kwetsbare vrouwen echt de motivatie of het verkooppraatje?

Met een meer restrictieve abortuswet geven we precies een signaal dat mensen niet zomaar mogen ‘spelen’ met het leven van een ongeborene. Een foetus is niet zomaar een ‘aanhangsel’. Elk ongeboren kind heeft een onschatbaar potentieel en kan uitgroeien tot een Mozart of een Einstein, een toppoliticus of wereldkampioen: het is sowieso uniek. Pro-lifers willen de foetus al beschermen  vanaf dag één: 12 weken is voor hen al véél te ver. Het leven is voor hen heilig vanaf de conceptie omdat daar reeds alle unieke genetische informatie en potentieel aanwezig zit.

Bovendien is er nog altijd de juridische kant van de zaak: hoewel de rechten van een ongeborene quasi nergens duidelijk vastgelegd zijn, is dit toch dé meest principiële vraag hierachter. Mag recht op leven afhankelijk gemaakt worden van gewenst-worden? Gelden voor kansarme moeders andere morele wetten dan voor de rest? Wanneer men de moeder tegen het kind uitspeelt, wordt het recht-op-leven van het ongeboren kind volledig opgeofferd voor het recht-op-zelfbeschikking van de vrouw, terwijl deze van een totaal andere grootteorde zijn. “Het fundamentele principe is dat je geen mens mag doden, zeker niet voor het gemak van een ander mens” (Karianne Boer, onderzoekster rond mensenrechten aan de VUB).

De voorstanders van een uitbreiding argumenteren dat geen enkele vrouw een abortus ondergaat voor haar plezier. Inderdaad, niemand ondergaat gelijk welke ingreep dan ook voor zijn plezier. Maar mogen we daar ook even kritisch over zijn? Hoe verklaart men dan dat er 20.000 abortussen per jaar in ons land gebeuren, en 56 à 73 miljoen abortussen per jaar wereldwijd (bron: Pew research en WHO)? Deze cijfers zijn onthutsend. Hoe kunnen beschaafde landen, met de mond vol over mensenrechten, dat uitleggen?

De meest radicale stap voorwaarts gaan zij die van abortus een récht willen maken – de partij Groen zou dit zelfs in de grondwet willen verankeren. Het is al jaren een tendens, ook op VN-niveau, om abortus onder ‘reproductive health’ te klasseren: het wordt gereduceerd tot een medische kwestie, alsof het enkel om de gezondheid van de moeder draait. Maar zwangerschap is geen ziekte en een foetus geen ‘ontstoken appendix’ of zoiets. Het gaat om een uniek persoontje met een eigen DNA en levensloop. De slogan ‘mijn lichaam, mijn keuze’ is hier totaal naast de kwestie, want het gaat hier over een ánder lichaam dat groeit in een moeder.

Weinigen staan er ook bij stil dat abortus na 12 weken een medisch én emotioneel veel moeilijker ingreep is. Eens het ongeboren kind het 2de trimester bereikt, wordt de foetus groter en moet verwijderd worden door middel van meer drastische procedures. Er is de morcellatie-methode waarbij het ongeboren kind in stukken uit elkaar gerukt wordt, de metalen pin door het hoofd-procedure en het gebruik van een fatale injectie; alle methoden worden meestal zonder verdoving voor de foetus gebruikt. Hierbij speelt de vraag vanaf wanneer een foetus pijn kan waarnemen, maar ook hier kan je tegenstrijdige onderzoeken over vinden: 18 weken, 15, 12-13… Zoals gezegd: ook wetenschappelijk onderzoek staat niet los van het eigen wereldbeeld of ideologie. 

En dan zwijgen we nog over de gewetensnood van artsen en gynaecologen. In de ene operatiekamer vechten ze om het leven van een zieke (gewenste) foetus en in de kamer ernaast ‘verwijdert’ dezelfde arts een gezonde (ongewenste) foetus. Hoe schizofreen is dat?

Kortom, hoe lichtzinnig of hoe ernstig gaan we om met het leven zelf? Begrip voor kwetsbare moeders staat niet boven de waarde van een mensenleven. En er bestaat nergens zoiets als ‘het recht’ om te beslissen over het bestaan van een ander. Er is niets progressiefs aan om de waarde van het mensenleven te devalueren: dit is geen morele vooruitgang, maar een slippery slope neerwaarts! Niet alleen dokters moeten hun hart verharden, maar in feite doen wij dat collectief als cultuur.

België heeft een eerder restrictieve abortuswetgeving. Daar mogen we trots op zijn.

Origineel gepubliceerd door Ignace Demaerel en dr. Chris Velleman op Doorbraak. Zie hier voor een iets langere versie.

Progressieve politici hervatten hun abortusoffensief. Maar waarom? Het was een hele tijd stil rond de abortuswetgeving in ons land. Vervolgens besloot Vooruit het vorige week weer op de agenda te zetten en in een poging een nieuwe versoepeling nog vóór de verkiezingen door het parlement te jagen.

Dit gaat tegen eerdere regeringsafspraken in, maar blijkbaar zijn de komende verkiezingen wel een regeringscrisis waard. De expertencommissie beval op 18 april 2023 aan de termijn te verlengen van 12 naar 18 (of 20) weken én ook daarna de beperkingen nog verregaand te versoepelen. Binnen de regering gaf enkel CD&V tegengas, maar onder de druk verklaarde ze zich bereid naar 14 weken te gaan.

Fundamentele vragen

Vooraleer zulke drastische en vérreikende wetswijziging gestemd wordt, moeten we minstens even stilstaan bij de fundamentele vragen? Wat is een ongeboren mensenleven waard? En: wat is morele vooruitgang? Wat bedoelen we eigenlijk met een ‘humane maatschappij’, en met ‘respect voor alle leven’? We zien in onze media nooit openlijke debatten hierover met voor- én tegenstanders. Nochtans gaat het om hele serieuze vragen over ons mensbeeld, universele mensenrechten, menselijkheid enz. De emoties laaien op, en het debat is erg gepolariseerd en vooral ideologisch gekleurd.

Experten werden te hulp geroepen omdat zij wetenschappers zijn. Wetenschap informeert ons echter alleen over hoe iets werkt. En quasi al haar bevindingen zijn voor interpretatie vatbaar. Eigenlijk kan de wetenschap ons geen enkel ‘feitelijk’ criterium of eenduidig antwoord bieden: anders was er allang unanimiteit over. De uiteindelijke keuze is gebaseerd op het waardesysteem dat zij, en ook wij, handhaven; het is een morele kwestie. Doorslaggevend is het mensbeeld dat achter de verschillende visies zit.

Emancipatie

Onze Belgische regering wil ons land graag een voortrekkersrol aanmeten als ‘gidsland’. Maar waarin willen wij uitblinken? In de beste chocolade, de meeste biersoorten, windenergie, of de meest vrije abortuswetgeving? Is dat laatste een lichtend voorbeeld voor de rest van de wereld, de ultieme emancipatie? Moeten wij wel Nederland achternalopen als ‘moreel progressief’?

Een liberale wetgeving geeft als signaal: een foetus is slechts een ‘dingetje’, zelfbeschikking staat boven andermans leven. Slechts zes landen in de wereld gaan tot 20 weken – schrik niet – Noord-Korea, Vietnam, China, Singapore, Canada en Nederland. Willen wij in dat rijtje passen? We streven een hoge reputatie na aangaande gezondheidszorg, maar is een abortuswetgeving-met-zo-weinig-mogelijk-grenzen echt iets om fier op te zijn?

Verkooppraatje

De eerste vraag rond een eventuele wetswijziging is: wat is de nood eigenlijk? Voor 97% van de vrouwen is 12 weken ruim voldoende om een keuze te maken. Slechts 3% doet dat na deze termijn: in 2021 gingen exact 371 Belgische vrouwen naar Nederland voor een laattijdige abortus. Deze wetswijziging is dus gesteund op een zeer beperkte maatschappelijke problematiek, en deze kleine groep hééft dan nog een alternatief: even de grens oversteken. Is de bekommernis om kwetsbare vrouwen echt de motivatie of het verkooppraatje?

Met een meer restrictieve abortuswet geven we precies een signaal dat mensen niet zomaar mogen ‘spelen’ met het leven van een ongeborene. Een foetus is niet zomaar een ‘aanhangsel’. Elk ongeboren kind heeft een onschatbaar potentieel en kan uitgroeien tot een Mozart of een Einstein, een toppoliticus of wereldkampioen: het is sowieso uniek.

Gewenst-worden

Bovendien is er nog altijd de juridische kant van de zaak: hoewel de rechten van een ongeborene quasi nergens duidelijk vastgelegd zijn, is dit toch dé meest principiële vraag hierachter. Mag recht op leven afhankelijk gemaakt worden van gewenst-worden? Gelden voor kansarme moeders andere morele wetten dan voor de rest? Wanneer men de moeder tegen het kind uitspeelt, wordt het recht-op-leven van het ongeboren kind volledig opgeofferd voor het recht-op-zelfbeschikking van de vrouw, terwijl deze van een totaal andere grootteorde zijn: ‘Het fundamentele principe is dat je geen mens mag doden, zeker niet voor het gemak van een ander mens’ (Karianne Boer, onderzoekster rond mensenrechten aan de VUB).

De voorstanders van een uitbreiding argumenteren dat geen enkele vrouw een abortus ondergaat voor haar plezier. Inderdaad, niemand ondergaat gelijk welke ingreep dan ook voor zijn plezier. Maar mogen we daar ook even kritisch over zijn? Hoe verklaart men dan dat er 20.000 abortussen per jaar in ons land gebeuren, en 56 à 73 miljoen abortussen per jaar wereldwijd (bron: Pew research en WHO)? Deze cijfers zijn onthutsend. Hoe kunnen beschaafde landen, met de mond vol over mensenrechten, dat uitleggen?

Zwangerschap is geen ziekte

De meest radicale stap voorwaarts gaan zij die van abortus een récht willen maken – de partij Groen zou dit zelfs in de grondwet willen verankeren. Het is al jaren een tendens, ook op VN-niveau, om abortus onder ‘reproductive health’ te klasseren: het wordt gereduceerd tot een medische kwestie, alsof het enkel om de gezondheid van de moeder draait. Maar zwangerschap is geen ziekte en een foetus geen ‘ontstoken appendix’ of zoiets. Het gaat om een uniek persoontje met een eigen DNA en levensloop. De slogan ‘mijn lichaam, mijn keuze’ is hier totaal naast de kwestie, want het gaat hier over een ánder lichaam dat groeit in een moeder.

Weinigen staan er ook bij stil dat abortus na 12 weken een medisch én emotioneel veel moeilijker ingreep is. Eens het ongeboren kind het 2de trimester bereikt, wordt de foetus groter en moet verwijderd worden door middel van meer drastische procedures. Er is de morcellatie-methode waarbij het ongeboren kind in stukken uit elkaar gerukt wordt, de metalen pin door het hoofd-procedure en het gebruik van een fatale injectie; alle methoden worden meestal zonder verdoving voor de foetus gebruikt. Hierbij speelt de vraag vanaf wanneer een foetus pijn kan waarnemen, maar ook hier kan je tegenstrijdige onderzoeken over vinden: 18 weken, 15, 12-13… Zoals gezegd: ook wetenschappelijk onderzoek staat niet los van het eigen wereldbeeld of ideologie.

Gewetensnood

En dan zwijgen we nog over de gewetensnood van artsen en gynaecologen. In de ene operatiekamer vechten ze om het leven van een zieke (gewenste) foetus en in de kamer ernaast ‘verwijdert’ dezelfde arts een gezonde (ongewenste) foetus. Hoe schizofreen is dat?

Kortom, hoe lichtzinnig of hoe ernstig gaan we om met het leven zelf? Begrip voor kwetsbare moeders staat niet boven de waarde van een mensenleven. En er bestaat nergens zoiets als ‘het recht’ om te beslissen over het bestaan van een ander. Er is niets progressiefs aan om de waarde van het mensenleven te devalueren: dit is geen morele vooruitgang, maar een slippery slope neerwaarts. Niet alleen dokters moeten hun hart verharden, in feite doen wij dat allemaal.

De nieuwe ommekeer van Ayaan Hirsi Ali

Origineel gepubliceerd in Tertio.

Ayaan Hirsi Ali (54) schopte het twintig jaar geleden van Somalische vluchtelinge tot Nederlands Kamerlid. Opgegroeid in een islamitische traditie werd ze op haar vijfde in opdracht van haar grootmoeder besneden. Het gezin ontvluchtte de oorlog in Somalië en kwam via Saoedi-Arabië en Ethiopië in Kenia terecht, waar Ayaan op school onder invloed kwam van radicaal-islamitische denkbeelden. Ze werd lid van de Moslimbroederschap en begon fanatiek haar geloof uit te dragen. Er werd haar ingeprent joden hartgrondig te haten en alle vriendschappen met niet-gelovigen te verbreken. In 1992 werd de 23-jarige Ayaan uitgehuwelijkt aan een verre neef in Canada en toen ze op weg daarheen even in Duitsland was, slaagde ze erin naar Nederland te vluchten: ze vroeg en kreeg er politiek asiel en de Nederlandse nationaliteit. Ze werkte als tolk, studeerde politicologie, ging in de politiek en werd in 2003 voor de liberale VVD verkozen in de Tweede Kamer. 

Lees verder op Tertio met een gratis maandlang proefabonnement.

De genderdiscussie: mag je nog een andere mening hebben a.u.b.?

We leven bij mijn weten nog steeds in een democratie, waar vrijheid van meningsuiting een hooggewaardeerd goed is. Toch hebben veel mensen het gevoel dat steeds meer dingen niet gezegd mogen worden wegens ‘mogelijk kwetsend’. Een duidelijk voorbeeld is de discussie – of het gebrek hieraan – rond de (trans)genderbeweging. Wanneer de Britse premier Sunak openlijk zegt “Een man is een man en een vrouw is een vrouw. Dat is gewoon gezond verstand”, krijgt hij een lawine van heftige reacties over zich heen als ‘transfoob’. Is het uiten van een eerlijke mening dan hate speech? In verschillende landen zijn al heuse rechtszaken bezig hierrond.

Neem bijvoorbeeld de Finse Päivi Räsänen, arts, parlementslid en (tot 2015) minister. Ze werd in 2021 aangeklaagd wegens uitspraken over het homohuwelijk en de steun van haar (Lutherse) kerk aan de LGBTQ-Pride: ze beriep zich hierbij op haar christelijke waarden en enkele bijbelverzen. De aanklacht was ‘opruiing tegen een minderheidsgroep’ en ze riskeerde tot twee jaar gevangenisstraf. De U.S. Commission on International Religious Freedom volgde deze zaak en maakte zich grote zorgen over deze ‘seculiere blasfemiewet’ en de vervolging omwille van een religieuze overtuiging. Je kan toch moeilijk beweren dat de traditionele christelijke visie op man-en-vrouw of homoseksualiteit – 1500 jaar lang mainstream in onze cultuur – ‘extreem, opruiend en gevaarlijk’ is? In 2022 werd Räsänen vrijgesproken, maar de aanklager ging in beroep: wordt vervolgd… Komen zulke rechtszaken binnenkort ook bij ons? Dat je voor een oprechte, kritische overtuiging in de gevangenis zal vliegen? Ik ben er niet zeker van… Sommigen zouden dit zeker willen.

Velen in mijn kennissenkring ervaren een grote druk vanuit onze media om het nieuwe genderdenken te moéten goedvinden: dat gender totaal losstaat van je biologie, dat iedereen in elke levensfase een nieuw gender mag kiezen uit de 72 bestaande en er zelfs nieuwe creëren, dat je reeds kleuters hierin moet ‘voorlichten’… Ze zwijgen zedig, want de angst om als ‘conservatief’ en intolerant gebrandmerkt te worden zit er diep in. Ze durven zelfs niet meer in hun hoofd toelaten dat hun buikgevoel – of: gezond verstand? – toch misschien juist is. Maar iedereen met een andere mening labelen als ‘transfoob’ is intellectueel niet eerlijk: het is ‘onder de gordel’ en hanteren van psychologische druk. Het beruchte shaming and blaming-mechanisme draait in onze media overuren.

Dezelfde druk hangt ook op wetenschappers! Wie durft nog openlijk zeggen dat puberteitsremmers in een experimentele fase zitten, en dat we de negatieve gevolgen op lange termijn niet kennen? Bij geen enkel ander medicijn zou men zoiets accepteren! In feite geven trouwens de wetenschappelijke argumenten nooit de doorslag: er zit een levensbeschouwelijk, ideologisch gekleurde visie achter, die nooit op tafel komt. Maar we kunnen het ons niet permitteren om met een hele generatie jongeren en hun seksuele gevoelens te experimenteren. De invloed van hypes in de sociale media is te prominent aanwezig in de toenemende genderverwarring. We vinden dat tieners vóór hun 16 jaar niet matuur genoeg zijn om alcohol of tabak te kopen, maar wel om – levenslang – van geslacht te veranderen?

Tolerantie moet van alle kanten komen, nietwaar? De LGBTQIA+-beweging zal misschien ook moeten accepteren dat een – grote? – groep van mensen hier niet voor applaudisseert, en dat dat óók helemaal OK is. Moeten wij niet allemaal leren op een volwassen manier met kritiek omgaan?

Natuurlijk willen we niemand stigmatiseren, nog meer lasten leggen op mensen die psychisch kwetsbaar zijn en in de knoop liggen met zichzelf en hun lichaam. Helaas zijn er schreeuwers en schelders, ook in de sociale media. Maar er zijn heus ook artsen, psychiaters en psychologen die in een tv-debat op een empathische en respectvolle manier over deze zaken kunnen spreken en toch eerlijke vragen te stellen. Waarom kunnen we niet gewoon uitgaan van de goede intenties van beide kanten? Ik vrees voor onze cultuur, maatschappij en democratie als dit debat niet openlijk mag gevoerd worden, zeker als het taboe gebetonneerd zou worden in wetgeving. Omdat bij een steeds grotere groep van de bevolking een onbehaaglijk gevoel van ‘kromme tenen’ toeneemt, wat dan het wantrouwen in de politiek en de media voedt. Geloven we echt in pluralisme? Gooi dan de ramen open en laat alle stemmen aan bod komen!

Wat ChatGPT doet is geen cultuur maar platte commerce

Origineel gepubliceerd in De Morgen.

The New York Times startte net voor de jaarwisseling een rechtszaak tegen OpenAI, de maker van ChatGPT. De Amerikaanse krant beweert dat OpenAI zijn auteursrecht schond wanneer het miljoenen artikels zonder toestemming gebruikte om het krachtige taalmodel te trainen. In september al diende een aantal prominente auteurs en de grootste schrijversgilde in Amerika gelijkaardige klachten in. OpenAI beweert echter dat dit gebruik van auteursrechtelijk beschermde werken ‘fair use’ is.

De Artificial Intelligence Act die de EU in december lanceerde – “de allereerste uitgebreide AI-wet ter wereld”, volgens de EU – laat dit soort vraag bewust in het midden. Makers van systemen zoals ChatGPT moeten enkel “een overzicht geven van auteursrechtelijk beschermde gegevens die voor het trainen van het systeem zijn gebruikt”. Zo kunnen auteurs, uitgevers en kranten erachter komen of hun werk gebruikt werd en eventueel zelf gerechtelijke stappen ondernemen.

Met deze wetgeving tolereert de EU dus de dataverzamelingspraktijken van OpenAI. Die praktijken hebben echter veel weg van de roekeloze goldrush die zich in het Wilde Westen afspeelde. Data zijn het nieuwe goud en alle middelen zijn goed om het te bekomen. Aan toestemming vragen wordt liever niet gedacht. Of dit legaal gezien al dan niet ‘fair use’ is, zal in rechtszaken overal ter wereld beslecht worden. Maar vanuit culturele ooghoek roept het enkele serieuze vragen op.

CULTURELE PRODUCTIE

Auteurs schrijven voor een publiek van mensen. Dat is vanzelfsprekend. Ze proberen hun lezers te informeren, te entertainen, uit te dagen, te inspireren, enz. Op zijn best verandert hun literatuur de wereld. De werken van Homerus, Dante, Nietzsche, Dostojewski, Conscience – om maar enkelen te noemen – hadden een diepe invloed op onze maatschappij. Nieuwe generaties schrijvers dompelen zich vaak onder in deze oudere werken, en worden zo geïnspireerd om hun eigen bijdrage te leveren aan ons cultureel erfgoed.

Wat OpenAI doet met ChatGPT, daarentegen, is een vulgaire parodie van dit proces. Platte commerce, eigenlijk. ChatGPT verorbert en masse het noeste en creatieve werk van generaties schrijvers, zonder diep begrip of emotionele reactie. Die capaciteiten heeft het namelijk niet. Zo mist het volledig de diepe menselijke ervaring met literatuur. De teksten die ChatGPT nadien zelf produceert zien er wel goed uit – dát is namelijk waarvoor het gebouwd is – maar het zijn vaak maar oppervlakkige literaire afkooksels van wat het las.

En toch zou ChatGPT volgens sommigen een nieuwe generatie schrijvers moeten vervangen, want vanuit puur kapitalistisch oogpunt krijgt het natuurlijk de voorkeur: het kan veel efficiënter literatuur genereren dan een mens, die vaak bloed, zweet en tranen vergiet om iets degelijks te schrijven.

CULTUUR VS. KAPITALISME

ChatGPT kan ons zeker bij bepaalde taken van dienst kan zijn. Het blinkt uit als brainstormtool, als schrijfassistent en als persoonlijke Wikipedia-bot. Tenminste, als we met een kritische blik kijken naar de tekst die het voortbrengt. ChatGPT behandelen als meer dan dat, bijvoorbeeld als regelrechte vervanger van schrijvers, getuigt niet alleen van een gebrek aan inzicht over wat het wel en niet kan: het is culturele zelfmoord.

OpenAI plunderde op achteloze manier het werk van duizenden schrijvers en reduceerde in zijn hebzucht de waarde van ons literair erfgoed tot een collectie van betekenisloze datapunten. Tegelijkertijd verdient het bedrijf grof geld met de betalende versies van ChatGPT, zonder de schrijvers te vergoeden op wier werk het succes ervan is gebaseerd. En de stortvloed aan middelmatige teksten die zal voortvloeien uit dit AI-gedreven consumentenkapitalisme zal nooit wereldliteratuur worden. Het is begrijpelijk dat auteurs geschoffeerd zijn.

Als we willen verzekeren dat onze schrijfcultuur niet stagneert en afsterft, moeten we onze schrijfvaardigheden blijven ontwikkelen, de verleiding van snelle ChatGPT-oplossingen negeren, en een cultuur creëren waar de schrijfkunst en literatuur geapprecieerd worden voor hun inherente waarde. Want goede literatuur is veel meer dan rauwe data met het kapitalistisch potentieel om grove winsten te genereren. Op zijn best verandert het levens.

Liefde en gastvrijheid zijn het beste tegengif voor radicalisering

Origineel gepubliceerd op Knack.

Extreemrechts zit in de lift. ‘Multikulti’ heeft gefaald, klinkt het. Vooral de islam wordt als zondebok aangewezen. Van Grieken, Wilders, Le Pen, Meloni, Orbán en co. betreuren dat een traditioneel christelijk Europa verwatert door een groeiend aantal moslims. ‘Omvolking’ noemen sommigen het.

Geert Wilders deed ooit de volgende uitspraak in The Guardian: “Ik haat moslims niet. Ik haat hun boek en ideologie.” De Koran is volgens hem fascistisch en spoort aan tot geweld. Het programma waarmee hij de Nederlandse verkiezingen won, wil dan ook een verbod op de Koran, moskeeën en islamitisch onderwijs. Maar in moslims zelf wil hij investeren, zegt hij. Zolang ze maar bepaalde interpretaties van de Koran niet aanhangen. Hoe ze de Koran nog zullen interpreteren wanneer die verboden is, is maar de vraag.

In de praktijk is het moeilijk om gelovigen te respecteren en tegelijkertijd hun godsdienst te haten. Zeker onder de extreemrechtse achterban leeft er regelrechte moslimhaat. Één interpretatie van de islam als de juiste naar voren schuiven en nationaal beleid erop baseren maakt het probleem systemisch. Zo schildert extreemrechts gewelddadige moslims als ‘de echten’ af en worden vreedzame moslims mee tweederangsburgers gemaakt. Want volgens Wilders moeten “Nederlanders weer op 1”.

Ook vreedzame moslims zullen dus Wilders’ ‘kopvoddentaks’ moeten betalen. Dat is een belasting op het dragen van een hoofddoek die hij ooit wou invoeren. Dat hij daarbij dezelfde praktijken hanteert als die die hij veroordeelt in de islam – de discriminerende djizja belasting op joden en christenen – maakt dan niet uit. Het doel heiligt de middelen.

Islamitisch geweld

Onlangs kwam Jacques Mourad, de Syrisch-Katholieke aartsbisschop van Homs naar België ter gelegenheid van de uitgave van de Nederlandse vertaling van zijn biografie “Een gegijzelde monnik”. Hij is een christen die kan meespreken over islamitisch geweld. Hij groeide op in Aleppo in een christelijke ‘ghetto’ met verhalen over de Ottomaanse genocide op christenen. Zijn grootouders ontsnapten ternauwernood, maar vele grootnonkels en -tantes stierven. Als monnik en priester tijdens de Syrische burgeroorlog werd Mourad zelf ontvoerd en gefolterd door IS. Later werd zelfs zijn hele parochie gegijzeld en enkele mannen onthoofd.

Net zoals Wilders traceert Mourad de bronnen van dit geweld tot de Koran. En toch komt hij tot een heel andere conclusie wat moslims betreft.

Liefde en gastvrijheid

Als jonge monnik, geroepen om in een klooster in de Syrische woestijn te gaan wonen, werd Mourad uitgedaagd door een Italiaanse priester om in vriendschap te leven met de omwonende moslims. “Die Italiaan durfde ons hiertoe aan te sporen, wij die al generaties onder moslims wonen, wij, wiens voorouders werden afgeslacht door de Mammelukken en Ottomanen?!” Hij begon zichzelf echter in vraag te stellen wanneer hij ontdekte dat ook de Katholieke Kerk zelf sinds Vaticaan II gelovigen hiertoe aanspoort.

Maar uiteindelijk was het vooral Mourads eigen ervaring van vriendschap en samenwerking met moslims die tot zijn ‘bekering’ leidde. Hij realiseerde zich dat “moslims tenslotte ook geschapen en geliefd zijn door God, net als ieder ander.” Hij zag dat de overgrote meerderheid moslims niet tot geweld wordt gedreven door de islamitische tradities, maar net tot een trouwe, vreedzame zoektocht naar God. Toen hij een klooster in Syrië oprichtte, bouwde hij het dan ook uit tot een plaats van ontmoeting en vrede, waar zowel christenen als moslims welkom waren.

Mourads ontvoering en marteling door IS deden hem verrassend genoeg niet van gedacht veranderen. Integendeel. Tijdens zijn gevangenschap ontwikkelde hij medelijden voor zijn ontvoerders doorheen gebed: hij leerde hun zien als slachtoffers van een demonische ideologie. En wanneer moslims hun levens riskeerden en stierven om hem en zijn parochianen te helpen ontsnappen, leerde Mourad zijn grootste les. Met de woorden van Jezus vraagt hij: “Is er een grotere liefde dan dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden?”

Een les voor Wilders en co.

Dat er geweld in de islamitische traditie zit, staat buiten kijf, zegt Mourad. Dat er inspiratie voor vreedzaam samenleven te putten is, is eveneens waar. Volgens Mourad is het aan vreedzame moslims om geweld in naam van de islam te veroordelen en te bestrijden. Dat is exact wat de Gentse imam Khalid Benhaddou deed, toen hij Mourad zijn verontschuldigingen aanbood voor wat IS hem aandeed in naam van de islam.

Voor Mourad is het ook duidelijk hoe christenen met moslims moeten omgaan. En nu moeten Wilders en co goed luisteren, want zij beroepen zich op de christelijke traditie. Dat een steeds meer pluralistisch Westen riskeert te fragmenteren noemt Mourad een reëel risico. Dat sociaal-economisch achtergestelde moslims vatbaarder zijn voor radicalisering, noemt hij ook een realiteit.

Maar “als we moslims gewoon wegduwen, zal de haat alleen maar toenemen,” zegt Mourad. Moslims die geweld hanteren moeten veroordeeld worden, maar scheer niet alle moslims over één kam. Maak ze zeker niet tweederangsburgers. Dan handel je als IS. Mourad stelt dat “als we het christelijke getuigenis van universele naastenliefde geven, kunnen we het sluimerende geweld ontwapenen.” Liefde en gastvrijheid zijn het beste tegengif voor radicalisering.

Als de Europese extreemrechtse bewegingen het echt menen wanneer ze zich beroepen op de christelijke traditie, dan moet hun discours over moslims fundamenteel veranderen. Niet dat ze op een opengrenzen beleid moeten aansturen. Wel dat ze de hand moeten uitsteken naar moslims. In dialoog gaan om de fragmentering van de maatschappij te overkomen. Moslims respecteren als evenwaardige burgers.

Want ook moslims mogen op 1.

Naar de kern van Kerst: over een hulpeloze baby en een wereldleider

Origineel gepubliceerd op Knack.

Ieder van ons die onlangs op geboortebezoek ging, kan het beamen: we roepen ‘ooh’ en ‘aah’ en ‘wauw’ uit over een wolk van een baby, vertederend en (nog) heerlijk onschuldig. Ik had dit voorrecht exact een maand geleden bij een kleindochter. En tegelijk staart zijn of haar hulpeloosheid ons onmiskenbaar aan: frêle, onbeholpen, onwetend, onbestemd. De filosoof in mij kan het niet laten te mijmeren wat er van dit kind zal worden: waar zal ze staan binnen 30, 60, 90 jaar? Welk oneindig potentieel zal er uit deze ‘luttele kilootjes mens’ voortkomen? Een nieuwe Mozart of Einstein, genie of wereldleider? Welk ‘programma’ staat geschreven – ik geloof niet in ‘de sterren’ – in zijn of haar DNA?

Dezer dagen staan miljarden mensen stil bij een even hulpeloze baby die tweeduizend jaar geleden op de wereld belandde. Maar in véél moeilijker en vreemder omstandigheden dan in een steriel ziekenhuisbed: in een voederbak in een super-onhygiënische stal, zonder gynaecoloog of vroedvrouw, ver van huis en familie. Het had ronduit traumatisch kunnen zijn voor Maria. Zeker wanneer zij en Jozef korte tijd later te horen kregen dat de paranoïde koning Herodes het kind wou vermoorden: de geboorte van een mogelijke Messias moest tot elke prijs in bloed gesmoord worden, en het stak niet op enkele tientallen baby’s meer of minder. En dan in je eerste levensjaren opgroeien als politiek vluchteling – zónder papieren – in een vreemd land: het is niet de droomstart die je een peuter zou toewensen.

In ieder geval: wie had bij die kleine Yeshoea in de stal kunnen vermoeden wat er uit dat huilende kereltje zou voortkomen? Sommigen hadden evenwel al een glimp van ‘hierboven’ opgevangen via die vreemde sterrenwichelaars uit het Oosten en de herders op het veld met hun engelenvisioen. Maar er daagt nog een ongewone figuur op in de kerstverhalen: een oude man, Simeon, zat al lange tijd bij de tempel in Jeruzalem, omdat God hem beloofd had dat hij niet zou sterven voordat hij de Verlosser zou gezien hebben. Deze hoogbejaarde man zat daar waarschijnlijk al vele jaren en had duizenden baby’s zien binnenkomen voor het opdragen aan God en de besnijdenis.

Maar toen die ene baby binnengedragen werd, ging hij zonder aarzelen naar hem toe, pakte hem in de handen en sprak over hem uit dat hij ‘een licht voor de volken’ zou worden (Lukas 2:22-35). Simeon wordt nergens een profeet genoemd, maar hij was duidelijk zeer profetisch: hij zag in de hogere dimensie, in de verre toekomst. Profeten zien méér: zij zien een schijnsel van wat er áchter de dingen zit, het grotere plaatje, Gods realiteit. Ach, waarom hebben wij vandaag, evenals toen, alle profeten gedood – lees: monddood gemaakt, gemuilkorfd? Daarmee hebben we tegelijk alle hemelse perspectief gesmoord, het vuur van goddelijke liefde gedoofd, alle geloof in wonderen en de hoop ‘dat het ooit allemaal weer in orde komt’.

Is Jezus dan later een ‘licht voor alle volken’ geworden, een redder van de wereld? Het hangt ervan af hoe ‘profetisch’ je kan kijken. Het uitzien naar ‘een sterke leider’ zit heel diep in de mens. En dat werd helaas al opgevuld door te veel dictators met gezwollen ego’s en nep-messiassen. Het joodse volk verwacht al 3000 jaar een Messias, maar deze verzuchting is eigenlijk universeel: dé grote leider die voor één keer níet zijn macht zal misbruiken, maar waarlijk integer zal zijn: zoals het hóórt, zoals het altijd al bedoeld is.

De ‘koning der gerechtigheid’, die vrede en recht zal brengen op aarde. Kunnen we daar na 2000 jaar nog in geloven of zijn we officieel en collectief cynisch geworden? Het is een arme cultuur die niet meer kan geloven.

Ons gewoonlijke beeld van Jezus is dat van een sjofele timmermanszoon, een rondreizende prediker in een halfversleten mantel, weliswaar goedbedoelend en charismatisch, maar toch wat wereldvreemd en naïef. Iemand die zowaar preekt over ‘heb je naaste lief als jezelf’ en ‘keer je rechterwang toe’: wat zweverig en dromerig.

Maar is deze ‘softe’ boodschap over liefde niet de kern van alles wat misloopt in deze donkere wereld? Als we met zijn allen Jezus’ ene simpele regel ‘Behandel je naaste zoals je zelf behandeld wil worden’ zouden toepassen, dan zouden de oorlogen in Oekraïne en Gaza in één minuut beëindigd zijn. Veel andere conflicten wellicht nog sneller. Liefde is: oprecht het beste voor de ander willen, en dus: in staat zijn je eigen belangen of voorkeuren aan de kant te schuiven voor een medemens. Tegelijk zo simpel, en zo moeilijk.

We klasseren Jezus doorgaans niet onder ‘de grote wereldleiders’, op één lijn met veroveraars zoals Alexander De Grote, Genghis Khan of Napoleon. En meestal ook niet onder de ‘grote genieën’ zoals Leonardo da Vinci of Albert Einstein. Maar geheel ten onrechte: niemand heeft ooit méér volgelingen gehad in heel de wereldgeschiedenis dan deze simpele prediker die enkel zijn stem als wapen had.

Of Jezus een superhoog IQ had, zullen we nooit te weten komen, maar dat zijn ‘spirituele intelligentie’ boven alle anderen uitstak, mag overduidelijk zijn: zijn geschriften zijn buiten competitie het meest vertaalde, meest verkochte en meest gelezen boek ter wereld. Zijn morele principes – ‘je vijand liefhebben’ enz. – zijn onbetwistbaar de hoogste ooit. Zijn naam wordt, zelfs buiten zijn eigen religie, met veel respect genoemd. Of miljoenen keren per dag gebruikt als een stopwoord – ‘Jesus Christ!’ – ook door mensen die totaal niets met hem hebben: vreemd, nietwaar? Waarom we deze man vervangen hebben door de kerstman, kan er bij mij echt niet in.

Het vraagt tegenwoordig veel archeologische kunde om onder alle gedoe en commerce rond Kerst de kern van het feest terug te vinden: de miljarden lichtjes en slingers, kerstmannen en kerstbomen, sterren en stallen, cadeautjes en feestdiners, zeemzoete kerstfilms en sentimentele liedjes. Maar voor wie zoekt, is die kern er wel: geen simpel ‘Santa’-sprookje, maar voor christenen ‘de grootste persoonlijkheid ooit’.

De apostel Johannes vindt het zelfs de moeite niet waard om Jezus’ geboorte te vermelden in zijn evangelie: de andere kant is véél belangrijker. In zijn apocalyptische visioenen heeft hij namelijk de opgestane, hemelse en verheerlijkte Jezus gezien: de oude apostel viel ‘als dood’ aan zijn voeten enkel bij zijn verschijning (Openb. 1:17). Hij hoorde daar in die engelenwereld titels noemen als ‘koning der koningen en heer der heren’, zag hem zitten op de allerhoogste troon, terwijl eindeloze menigten voor hem op de grond vielen in de puurste aanbidding. Een grote wereldleider dus?

Als we wat meer profetisch konden zijn – met ‘verlichte’ ogen kijken – zouden we kunnen zien wat er áchter de dingen zit, ook achter deze rozige, hulpeloze baby.

In 2023 zou Jezus geboren worden onder het puin in Gaza

Origineel gepubliceerd op Knack.

In Bethlehem is Kerst dit jaar geannuleerd. Het is een symbolische uiting van eenheid en medeleven met Gaza vanwege de lokale kerken. Zelfs de kerststallen zijn deze keer anders in de geboorteplaats van Jezus. De Lutheraanse kerk plaatste het kerstkind niet in een kribbe naast koe en ezel, maar in de ruïne van een ingestort huis. “Als Christus vandaag geboren zou worden,” zei dominee Munther Isaac, “dan zou hij geboren worden onder het puin en de Israëlische beschietingen.”

In 2023 zou Jezus dus misschien als kleine Isa geboren worden in een Gazaans ziekenhuis overspoeld met verminkte en dode Palestijnen, zonder verdoving met keizersnede bevrijd uit de buik van zijn krijsende moeder. Of als kleine Yeshua, prematuur geboren in een vuile tunnel onder Gaza, nadat zijn zwangere Israëlische moeder brutaal ontvoerd en verkracht werd door militanten van Hamas.

Dominee Isaac maakt deze bedenking omdat Jezus tweeduizend jaar geleden ook niet als zoon van een machtige militaire heerser geboren werd, in alle comfort en overvloed van een paleis. Hij werd geboren in een stinkende stal als zoon van een onbeduidend tienermeisje onder brutale Romeinse bezetting. En als volwassene leefde hij ook geen comfortabel leven, maar als dakloze ten dienste van de zwakken en verworpenen van de maatschappij: armen, melaatsen, marginalen, radicalen, prostituees, collaborateurs.

Als klap op de vuurpijl was volgens christenen Jezus niet gewoon een mens, maar God die mens was geworden. God himself – de almachtige schepper van het universum – koos ervoor om zich met onze miserie te identificeren, om mee te wenen, te rouwen, te lijden, en uiteindelijk om met ons mee te sterven. Welke God doet nu zoiets? Daarom wordt Jezus in het kerstverhaal ook Immanuel genoemd – “God met ons”.

Als een voorbeeld van “er voor iemand zijn”, kan dat wel tellen.

De logica van Gods ‘menswording’ of ‘incarnatie’ lag aan de basis van mijn eigen motivatie om vijf jaar geleden met mijn gezin naar Libanon te trekken. Het plan was om daar te ‘incarneren’, dat is, het leven te delen met Syrische vluchtelingen die er al jaren in een hopeloze situatie zaten, en te helpen waar we konden. Al snel werd duidelijk dat gewoon er voor hen zijn vaak het beste was dat we konden doen. Uitgebreid tijd met hen doorbrengen, naar hun miserie luisteren, samen koken en eten, met de kinderen spelen, lachen, liefde en vriendschap tonen te midden van diepe armoede, racisme en wanhoop. Een klein beetje ‘Immanuel’ proberen te zijn dus.

Jezus kwam echter niet enkel om onze pijnlijke menselijke ervaringen te delen: te midden van de uitzichtloosheid creëerde hij een nieuwe realiteit. Hij genas zieken, gaf eten aan de hongerigen, leerde vijanden van elkaar te houden. Jezus verzette zich tegen onrecht, klaagde corrupte leiders aan, en stond uiteindelijk op uit de dood. De nieuwe realiteit die Jezus inluidde is dat liefde het kwaad en zelfs de dood kan overwinnen, dat vrede het laatste woord zal hebben.

Mijn Syrische vrienden in Libanon verlangen naar een nieuwe realiteit, een radicale breuk met het verleden. Palestijnen en Israëliërs ook. En ook in Oekraïne, Kivu, Nagorno-Karabakh, Jemen, Darfoer, de Sahel, Myanmar, Noord-Korea en vele andere plaatsen verlangen mensen dat. Zij verlangen allemaal naar een ‘Immanuel’, die hun vrede zal brengen.

Mijn gebed deze kerst is dat vele Isa’s, Yeshua’s en andere kerstkinderen zullen geboren worden. Dat ze zullen opgroeien en de cyclus van geweld en wraak van hun volkeren zullen doorbreken. Dat ze vrede zullen stichten gedreven door een voorliefde voor hun naamgenoot. Dan kan het lied van de engelen tweeduizend jaar geleden realiteit worden: “Glorie aan God in den hogen, en vrede op aarde onder de mensen van goede wil!”

‘Advent is een passende metafoor voor een maatschappij die een jaarlijkse wekker hoort afgaan’

Artikel overgenomen van Knack, waar het gepubliceerd werd vanuit denktank Logia door Filip De Cavel.

In de krant las ik een artikel over de revival van de adventskalenders. Buiten de naam, heeft het niet veel meer te maken met de advent op zich. In een geseculariseerde tijd luidt advent niet zozeer het kerkelijk jaar in, maar opent ze de weg van de commerce: een collectief wachten op de solden met als ultieme startschot ervan, Black Friday.

Wat als we advent terug advent laten zijn? Het is een periode van wachten op de geboorte van Jezus. Op Kerstmis vieren we dat God naar ons toe komt in de gedaante van een kindje, om dicht bij ons te kunnen zijn, ons te leren kennen en ons graag te zien. In de advent moeten we dus nog even geduld uitoefenen. Het is een periode waarin het geweten wordt aangescherpt, prioriteiten worden bijgevijld. Waarom niet de wekelijkse afspraak met de rode was van de vier kaarsen op de adventskrans – hoop, vrede, vreugde en liefde – in de agenda laten staan als een tegenritueel voor de wekelijkse liturgie van het shoppen?

Advent is een gepaste metafoor voor een maatschappij die een jaarlijkse wekker hoort afgaan. De wekker schenkt allesbehalve rust. Een tik op de snoozeknop, maar een jaar later herhaalt het irritante geluid zich. Advent schudt ons wakker. Wat doet er echt toe in mijn leven? Waar is mijn schat? Hoe kan ik een verschil maken voor mensen rondom mij, een steen verleggen voor de samenleving?

Advent maakt mij persoonlijk wakker: terwijl ik me zorgen maak over het gebarsten scherm in mijn smartphone, lees ik in een nieuw rapport van VN-kinderrechtenorganisatie Unicefdat kinderarmoede blijft toenemen, ook in België. 11,9 procent van de kinderen wordt getroffen door structurele armoede.

Tijd om aan introspectie te doen en te onderscheiden wat er echt toe doet. Advent is van oudsher een periode van soberheid en bezonnenheid, ze wil voorkomen dat Kerst ons overvalt.

Als leraar sta ik midden tussen tieners van diverse pluimage. Er doet zich een eigenaardig fenomeen voor, namelijk: ze zijn moe geshopt. Ze hebben geen zin meer in de ontelbare aanbiedingen van Black Friday. Ze kijken niet uit naar de solden. Ze voelen heel scherp de leegte daarvan.

Eigenlijk zijn ze klaar voor een sobere periode. Terwijl wij ons zorgen maken over de dalende PISA-resultaten, zien we niet hoe zij al op jonge leeftijd begaan zijn met de wereld. De oorlog in Gaza, de oorlog in Oekraïne,… het raakt hen en ze zijn er persoonlijk mee begaan, ze leven mee met de vreselijke gebeurtenissen. Ze staan in contact met leeftijdsgenoten via sociale media aan de andere kant van de wereld.

Als ik een tiener was, bleef dit een ver-van-ons-bed-show. Misschien halen wij als volwassenen juist slechte resultaten in de ogen van de tieners? Want wat zijn onze prioriteiten? Een adventskalender met elke dag een cadeau voor onszelf?

Advent, een tijd van onderscheiding. Wie zal ons dit jaar wakker schudden?

Réginald Moreels: Een levenslange reis voor een menselijke wereld

Origineel gepubliceerd op DeWereldMorgen.

In elk tijdsgewricht duiken er wel enkele figuren op die een onvergetelijke stempel op hun generatie drukken. Voor de Boomer-generatie is zo’n man Réginald Moreels. Geboren in Gent op 4 december 1949 – en eerdaags dus jarig – studeerde hij geneeskunde aan de Universiteit Gent. Hij vestigde zich als chirurg in Oostende. Al snel bleek hij geen zittend vlees te hebben. In de jaren ’80 van de vorige eeuw werd hij medeoprichter en later voorzitter van de Belgische tak van Artsen Zonder Grenzen (AzG) en reisde in die functie de wereld rond. In 1995 stapte hij in de politiek om ‘de wereld te verbeteren’. Hij werd senator en later staatssecretaris en minister van Ontwikkelingssamenwerking en Internationale Samenwerking (1995-1999). Hij kijkt nog met tevredenheid terug op die periode. “Al heb ik mij toen haast dood gewerkt,” vertelt hij. “Ik sliep gemiddeld amper vier uur per nacht”. Maar vooral de praktijk bleef aan hem trekken. Als humanitair chirurg werkte hij in landen zoals Rwanda, Tsjaad, Ethiopië, Cambodja, Liberia, Angola, Somalië, Bosnië en de laatste jaren in Congo waar hij ook nu weer aan de slag is.

Met zijn 74 jaar lijkt Moreels mager, broos en breekbaar. Maar dat is slechts schijn. Onder die tere oppervlakte zit een taai, intelligent en vasthoudend karakter. Het mooiste voorbeeld daarvan is wat hij sinds 2014 doet in de Beni-regio, in het noordoosten van Congo. Het gebied, waar ruim een miljoen mensen wonen, is een blinde vlek voor internationale hulporganisaties. En daarom richtte hij de organisatie UNICHIR op en bouwde in Beni een chirurgisch en verloskundig centrum. “Sinds 2015 ben ik al vaak afgereisd naar Beni om er zwaar zieke patiënten te opereren,” vertelt hij. “Alleen, of met bevriende chirurgen, anesthesisten en verplegers. We werkten er eerst in zeer primitieve omstandigheden. Maar daar maakte het centrum gelukkig komaf mee. Ik beschouw het dan ook als mijn laatste grote missie.”

Waarom?

Waarom? Waarom doet u wat u doet?

Moreels: Wel, ten eerste is er een soort wind die mij voortdrijft. Zoals wanneer je op de dijk wandelt. Dan moet je je soms wat naar achteren buigen omdat de wind je voortdrijft. Ik heb zo’n wind die me in het leven voortduwt. Een soort idealisme.

Een tweede invloed is het verlangen naar een meer ideale wereld, zelfs als dat voor mij gevaren meebrengt. Ik heb ooit een essay gepubliceerd rond de vraag: “Is de mens slecht?” En mijn antwoord was: ja, maar we kunnen er iets aan doen. Dat is voor mij de enige zin van het leven: de personen en de wereld rondom jou beter maken. Wij zijn nu eenmaal niet geboren als volmaakte engeltjes. We moeten altijd vechten tegen onze ambities. Een ‘zoekend geloof’ kan ons daarbij helpen. Nog een reden is dat wij in ons beroep een groot verschil kunnen maken. Als we als chirurg iemand kunnen redden is dat toch betekenisvol.

En een vierde en laatste reden, en dat heb ik pas op latere leeftijd ontdekt, is dat we zo andere mensen en andere culturen kunnen leren kennen. Die confrontaties verrijken ons. Maar ik denk dat er toch iets meer is. Schopenhauer argumenteerde dat ook de menselijke wil doorslaggevend kan zijn. Je moet eerst een grasmaaier ‘wìllen’ starten, en pas dan ga je het doen. Die ‘wil’ daagt mij uit om mijn leven verder te boetseren.

Betekent dit dat u echt gelooft dat er een bovennatuurlijke bron is die ons aanstuurt?

Ik zou dat een extra-natuurlijke bron noemen, niet bovennatuurlijk. Ik heb in mijn leven toch een aantal evenementen meegemaakt die toevallig gebeurden, maar in feite zeker geen toevalligheden waren. Ik geloof steeds minder in toeval. Ik geloof dat er wel ‘iets’ is, maar dat is iets van het nu. Verder weet ik het niet.

Maar is er volgens u een godsfiguur die buiten onze denkwereld bestaat? 

(twijfelt even) Ik geloof wel dat er een kracht is, meer een figuur zoals Spinoza die omschrijft. Mijn traditionele geloof is meer een geïncarneerd, een God-tot-mens-gemaakt geloof geworden. Ik heb wel een agnostische periode meegemaakt. Jezus is volgens mij toch op zijn minst de grootste profeet geweest die ons is voorgegaan. De Bijbelse teksten zijn sterke teksten die ons doen nadenken. En daarnaast is het zo dat de islam een geloof is van gebod en verbod, terwijl het christendom het geloof van de liefde is. En ze is ook vrij universeel. Het begon met een kleine groep van een tiental mensen waartegen Jezus zei: “Ga en vermenigvuldig u” en dat is gebeurd. Het christelijke aspect van de aandacht voor de zwakken heeft mijn leven bepaald en is nog steeds krachtig.

 U zegt dat wij gedreven worden door een soort geestelijke wind. Waarom gaan sommige mensen dan de andere richting uit? 

Je moet natuurlijk ergens gaan staan waar de wind waait! Je moet voor het goede kiezen. God is geen dictator. Hij heeft de mens geschapen met een vrije wil en het is aan hen om te beslissen wat ze met hun leven doen. Ik vraag me trouwens af of ik mezelf in mijn levensweg voldoende heb opengesteld voor God. Want God dringt zich niet op, Hij komt alleen als Hij uitgenodigd wordt.

Gevaren en verschrikkingen

Bent u zelf ooit in levensbedreigende omstandigheden terechtgekomen?

Ja, tweemaal. Eerst in Sarajevo waar de kogels me rond de oren vlogen terwijl ik met een legerkonvooi meereisde. En dat waren dan nog kogels van Belgische makelij, bleek later. En een tweede keer in Angola waar we gebombardeerd werden terwijl we een patiënt opereerden.

Bent u ongeschonden uit de vele strijdtonelen gekomen?

Neen, ‘La guerre me dévore, la paix m’endore’, zei Sorj Chalandon ooit. Ik was destijds in Sabra en Shatila (Libanon) en heb daar wreedheden gezien zoals onthoofde kindjes e.d. Daar heb ik een soort anorexia aan overgehouden. Zeven jaren lang was dat een soort gevecht tegen inwendig terrorisme. Alsof er iemand anders in mijn vel zat die zei wat ik moest doen. Die woestijntocht was eigenlijk een optelsom van al de verschrikkelijke ervaringen die ik ervoor had meegemaakt, plus natuurlijk de vier jaren keiharde politiek in België.

U bent een pacifist. Hoe reageert u op de oorlog?

Ik ben geen pacifist. Ik ben een non-violent activist. Ik ben wel visceraal tegen elke vorm van geweld. Zodanig zelfs dat als ik een politieagent zie, al begin te beven. Ik volg de regel: ‘To face injustice, you sometimes have to use violence’. Soms moet de internationale gemeenschap werkelijk optreden. Ik denk aan wat gebeurde in maart 1988 in de stad Halabja in Koerdistan, Noord-Irak. Daar werden 7000 mensen in een paar minuten tijd vergast met gifgas als sarin en mosterdgas. Slechts 10 jaar later is dat echt in de media gekomen ter gelegenheid van een plaatselijk herdenkingsmoment.

Maar ikzelf en een andere arts waren twee dagen erna, na een gevaarlijke, clandestiene tocht, als enigen ter plaatse. Wat we aantroffen was een modern Pompeï. Het leven was er blijven stilstaan. De vrouwen die aan het koken waren lagen over hun kookpotten, een chauffeur lag met zijn hoofd op zijn stuurwiel, het kind naast zijn bal… Dat zijn dingen die bijblijven en waaraan ik elke week nog een paar keer moet terugdenken. Dat laat me nooit meer los. Dat vreet me voortdurend een beetje op, zonder dat ik daar sentimenteel over wil zijn.

Wat kan er dan gebeuren?

Een basisregel is dat je nooit overdreven geweld mag gebruiken tegenover degenen die jou hebben aangevallen. Ik heb dat in 1996 tegen Kagamé in Rwanda gezegd, en dat geldt ook voor Israël vandaag. Want je maakt daarmee onschuldige slachtoffers. Wij werken als AzG nog altijd in Palestina. Ik heb de Belgische hulpverlening daar opgestart toen ik nog minister was.

Congo en de paus

Het kerngebied waar u tegenwoordig actief bent is Congo. Ikzelf heb het moeilijk met de tegenwoordige benadering van het Belgisch kolonialisme daar destijds. Wordt het in Congo zelf vandaag inderdaad als zo verschrikkelijk ervaren? En vindt u dat wij daar ergens restitutie voor moeten doen?

Ik denk niet dat onze generatie de zonden van onze voorouders op zich moet nemen. Je bent alleen maar verantwoordelijk voor je eigen daden. Al zijn daar ook misdaden tegen de mensheid gebeurd. Maar er zijn ook enorm veel positieve dingen gebeurd die de Congolezen vandaag nog appreciëren. Bijvoorbeeld de ziektebestrijding heeft miljoenen mensenlevens gered. En bovendien, de mensen ginds trekken zich daar geen bal van aan. Zij hebben andere prioriteiten en vinden nog altijd dat wij de buitenlanders zijn die het dichtst bij hen staan. Ik noem het een soort haat-liefdeverhouding. Wat me wel opvalt, en dat is overal in Afrika zo, is dat er een nieuwe Afrikaanse fierheid is opgekomen. Ik heb die fierheid nog duidelijk gezien bij de opening van ons centrum in augustus. En ik gebruik dat, ik laat hén de beslissingen nemen en blijf hen vanop de achtergrond begeleiden.

Maar de Congolezen verwijten ons dus niets?

Je moet niet vergeten dat er door de oorlogen in Rwanda en Oost-Congo 7 miljoen doden zijn gevallen. Dát houdt hen bezig. Want dat kan niet. Daar moet internationaal ingegrepen worden. Ik heb daarom bijv. ook bij het Vaticaan aangedrongen om in te grijpen. Ik ben zelfs bij de paus persoonlijk geweest en ik heb hem onder vier ogen kunnen spreken. Hij zei dat hij tussenbeide zou komen. “Maar,” zei hij, “Je zult dat niet zien, heb geduld, onze diplomatie gaat zeer discreet te werk”. Maar iedereen weet dat het diplomatieke netwerk van het Vaticaan één van de grootste ter wereld is.

Ook uw dood komt korter bij. Hoe kijkt u daarnaar? 

Ik weet eigenlijk niet of er een nabestaan is. Ik ben daar wel mee opgevoed. Maar nu weet ik dat eigenlijk niet meer. De enige troost waarvan ik zeker ben, ligt in de nagedachtenis van de gestorven persoon. En misschien is er wel een soort re-manifestatie. Maar ik ben ook angstig van de dood, hoor, dat geef ik toe.

Réginald Moreels werd recent genomineerd als auteur van ‘Het Meest Spirituele Boek’ 2023 voor zijn boek ‘Engageer u’ (uitgeverij Halewijn). Hij schreef voorts tientallen boeken zoals ‘Geen normen maar waarden’ (2004), en ‘Is de mens slecht?’ (Halewijn, 2017).