Op zoek naar een vastgoedmirakel in Brussel

Origineel gepubliceerd op Knack.

Toen ik in 2018 met mijn gezin naar Libanon verhuisde, huurden we daar een ruim appartement voor 300 dollar. Voor een appel en een ei dus, aangezien ons inkomen naar Westerse standaard was. Een jaar later zette ‘s lands economie een gestage implosie in, en door de devaluatie van de lira betaalden we na verloop van tijd nog maar 40 dollar huur per maand. We konden dus veel sparen en weggeven aan de snel verpauperende bevolking rondom ons.

Een jaar geleden keerden we terug naar België en na een maand zoeken vonden we opnieuw een ruim (120m2) appartement in Schaarbeek voor een huurprijs van 1.200 euro. Dat was uiteraard heel wat meer dan we in Libanon betaalden, maar tegelijkertijd ook serieus onder de Brusselse marktprijs. Voor gelijkaardige appartementen in de buurt werd meer dan 1.600 euro gevraagd. Het is een mirakel dat we zo ‘goedkoop’ kunnen huren.

Alleen willen we op termijn niet in dit appartement blijven. Niet omdat we er niet tevreden zijn of omdat het te klein zou worden voor ons uitbreidende gezin. De buurt is ook aangenaam, met heel wat Midden-Oosterse invloeden die ons aan Libanon doen terugdenken.

We zullen echter binnen afzienbare tijd vertrekken omdat we een alternatief woonproject in Brussel willen opstarten. Je zou het een cohousing kunnen noemen, aangezien we met enkele huishoudens willen samenleven, daarbij enkele ruimten, een hoop spullen en regelmatig een maaltijd willen delen, en in het algemeen elkaar willen ondersteunen in de drukte van het leven. Je zou ons project ook een sociaal initiatief kunnen noemen, aangezien we hopen een steen bij te dragen in de reële nood aan crisisopvang door een stabiele plaats te bieden aan bijvoorbeeld vluchtelingen of alleenstaande moeders.

Maar de beste beschrijving voor ons initiatief is dat het een nieuw monastiek woonproject is. Dat betekent dat we ons laten inspireren door de traditionele kloosterordes. We zullen geloften afleggen om enkele monastieke waarden hoog te houden, zoals gemeenschap, gastvrijheid en dienstbaarheid, en om gezamenlijke ritmes van gebed en bezinning te onderhouden. Terzijde: de gelofte van kuisheid zullen we niet afleggen.

De redenen om dit project op te richten, dat we Stadsklooster Brussel noemen, zijn veelvoudig. Gemeenschapsleven lijkt ons een belangrijk middel tegen de kwalen van de moderne geïndividualiseerde samenleving, zijnde eenzaamheid, depressie en angststoornissen. Onder Syrische vluchtelingen in Libanon merkten we ook de potentiële rijkdom van een hechte gemeenschap, waar in het beste geval gezamenlijk de lasten van het leven gedragen worden en tezamen voor jong, oud en zieken gezorgd wordt.

Als christenen willen we ook groeien in de naastenliefde en is er een betere leerschool dan samenleven met mensen die anders zijn dan jezelf? Mét de gelofte dat je kiest om aan de onderlinge relaties te blijven werken, ‘in goede en kwade dagen’, en dus niet de relatie afbreekt wanneer er fouten gemaakt werden of vertrouwen geschaad? De laatste, en waarschijnlijk minst tastbare drijfveer voor een niet-gelovige, is het verlangen om gezamenlijk onze liefde voor God uit te diepen.

Maar goed, we hebben dus nog geen gebouw in Brussel en kunnen nog niet samenleven. De grootste reden daarvoor is, niet onverwachts, dat gebouwen in Brussel onbetaalbaar zijn. Niet alleen individuen lukt het niet om in Brussel een eigen woonst te kopen. Ook voor groepen als de onze is dat quasi onmogelijk.

Cohousing wordt nochtans soms aangevoerd als dé oplossing voor de wooncrisis, maar daar merken we niet veel van. Vorig jaar bezochten we twee aanpalende panden nabij het Noordstation in Schaarbeek. Het ene herenhuis had een tuin, het andere een achterhuis en tezamen zou het geheel onze huidige groep van vier gezinnen kunnen huisvesten, met overschot voor gemeenschappelijke ruimtes en de sociale opvang die we willen voorzien. Alleen steeg de vraagprijs met de minuut, tot 2,5 miljoen euro aan het einde van het bezoek. Aangezien coöperatieve vennootschappen 20% van de te lenen som moeten ophoesten, zouden wij een half miljoen euro moeten verzamelen om deze woonst de onze te maken. Dat kunnen wij helaas niet zonder investeerders erbij te betrekken. We zijn nochtans geen sukkelaars, met enkele hooggekwalificeerden onder ons. Maar dat is blijkbaar geen garantie op de gewenste koopkracht.

Ergens op het platteland zouden we ons project misschien wel al kunnen realiseren. Alleen is het onze visie om een lichtpunt te zijn in de grootstad die Brussel is, met al haar gekende problematieken.

Of we ooit zelf een gepast gebouw zullen kunnen betalen is onwaarschijnlijk. We moeten eigenlijk rekenen op een wonder. Enkele maanden geleden spraken we met het Vicariaat van het Tijdelijke van de Katholieke Kerk, het departement dat het vastgoed beheert. Zij hebben mogelijk de juiste gebouwen voor ons, die we in erfpacht zouden kunnen beheren. Het is echter verre van zeker dat deze aan ons zullen toegewezen worden. Maar we gaan het toch van dit soort alternatieve constructies moeten hebben: erfpacht, giften, of subsidies.

In ons netwerk hebben we de voorbije jaren gelukkig wel al enkele vastgoedmirakels kunnen vieren. Het lukte vrienden om 6 miljoen euro aan subsidies en giften te verzamelen voor een nieuwe school in Haren, die ondertussen goed draait. En onze kerk kreeg onlangs uit het niets een kapel geschonken nabij de beruchte Aarschotstraat aan Brussel-Noord. Die ervaringen geven het nodige geloof voor ons eigen Brusselse vastgoedmirakel.

Een lofzang op de achterblijvers in Libanon

Origineel gepubliceerd in De Standaard.

Als vliegtuigen de luchthaven van Beiroet naderen, volgen ze steevast de Libanese kustlijn vanuit het noorden. Gelukkige passagiers gezeten aan de linkerkant van het voertuig kunnen ’s lands hoge pieken en mediterrane stranden bewonderen, waar je ’s ochtends kunt skiën en ’s namiddags zwemmen. Drie weken geleden hing mijn vliegtuig ter hoogte van downtown Beiroet – op een handvol seconden van landing – toen de piloot plots scherp afdraaide richting Middellandse Zee. Een geroezemoes vulde het vliegtuig. Libanese expats die net nog wolkenkrabbers bewonderden, keken elkaar met grote ogen aan en vroegen: “Heeft Israël aangevallen? Zijn we op het nippertje ontsnapt aan het begin van de oorlog?”

Sinds 8 oktober betuigt Hezbollah zijn ‘steun’ voor Hamas door Israël met raketten te bestoken. Sinds die dag leeft in Libanon de vrees dat het land zal worden meegesleurd in de zuidelijke oorlog. Ons voormalige buurmeisje in Libanon huilde: “Ik dacht niet dat ik al zo jong zou sterven.” Aangezien een regionale oorlog bijna onvermijdelijk leek, vertrokken veel buitenlanders en Libanezen. Mij werd de vraag bespaard of ik met mijn gezin al dan niet zou vertrekken, omdat we net terug waren in België na vijf jaar in Libanon te hebben gewoond.

In die vijf jaar zagen we Libanon drastisch veranderen: de oude kwalen van sektarisme en corruptie hadden een economische implosie veroorzaakt die nagenoeg ongezien is in de recente wereldgeschiedenis. De revolutie van 17 oktober 2019, die een miljoen Libanezen mobiliseerde tegen de maffia-achtige politieke klasse, kon daar geen verandering in brengen. De coronacrisis en de bijbehorende maatschappelijke maatregelen versnelden de implosie alleen maar. En de zwaarste niet-nucleaire explosie ooit, in 2020 in het hart van Beiroet, werd voor veel Libanezen het vernietigende symbool van hun falende staat. Het gevolg: in 2022 was volgens de VN meer dan 80 procent van de inwoners in armoede beland.

Exodus

De exodus na 7 oktober was maar een versnelling van de uitvaart die in 2019 op gang kwam vanwege de economische crisis, die op haar beurt maar de zoveelste Libanese emigratiegolf was. Het gevolg is een enorme braindrain: bijna iedereen met geld of een buitenlands paspoort is weg. Duizenden dokters en verplegers verlieten het land, met alle gevolgen van dien voor de gezondheidszorg.

En nu stijgt de kans op een nieuwe oorlog tussen Hezbollah en Israël met de dag. Israëlische leiders profeteren dat ze indien nodig het land terug naar het stenen tijdperk zullen bombarderen. Zo’n oorlog zal onvermijdelijk tot een nieuwe Libanese burgeroorlog leiden. De situatie is vergelijkbaar met die van midden jaren 70: er zijn massa’s vluchtelingen – toen Palestijnen, nu Palestijnen én Syriërs – er is een conflict met Israël – toen aangestookt door de PLO, nu door Hezbollah – en Libanese gemeenschappen zijn diep verdeeld: veel christenen kanten zich steeds gewelddadiger tegen de Syriërs en tegen Hezbollah, terwijl Hezbollah pro-Syrisch is en zijn subversieve staat-in-een-staat tot elke prijs zal verdedigen tegen Israël en Libanese christenen.

Een Palestijnse vriendin in Libanon, getrouwd met een Libanese christen, wist te zeggen dat alle gezinnen in hun christelijke buurt machinegeweren aangeschaft hebben. En de Syrische vluchtelingen die ze bezoekt, vertellen haar dat ze eveneens wapens hebben opgeslagen voor de komende strijd tegen de Libanese christenen. Als je oorlog wil, bereid je dan voor op oorlog?

Twijfels en angsten

Twee weken geleden nog adviseerden de Nederlandse en Duitse ambassades hun landgenoten om Libanon te verlaten. Je zou voor minder. Vandaar mijn ode aan de nobele zielen die kiezen om te blijven, uit loyaliteit, uit naastenliefde, in het geloof dat ze een verschil kunnen maken, dat het land niet finaal verdoemd is.

Laat een collega van mij het gezicht zijn van die ‘nobele achterblijver’. Hij groeide op tijdens de burgeroorlog in Libanon. Zijn vader was een Libanees-Zwitserse voorganger in een Protestantse kerk, zijn moeder een Zwitserse immigrante. Ondanks hun buitenlandse paspoorten bleven ze tijdens de oorlog in Libanon, zelfs lang in West-Beiroet, waar regelmatig christenen werden gedood vanwege hun godsdienst. Het idee was dat, aangezien God zich volgens de Bijbel onder de mensen begaf, in onze miserie deelde en al dienend stierf, zij ook zo zouden handelen met de Libanezen. Hun dienstbaarheid met gevaar voor eigen leven heeft veel betekend voor anderen.

Mijn collega heeft intussen een doctoraat van Oxford, doceert de islam aan seminaries in binnen- en buitenland en is al decennia actief in interreligieuze dialoog en vredestichtend werk. Als ware erfgenaam van zijn ouderlijke gedachtegoed blijft ook hij met zijn gezin in Libanon, hoewel ze een buitenlands paspoort hebben: om voor een beter Libanon te ijveren in het geloof dat zelfs na de huidige, ongelooflijke tegenspoed er weer betere tijden zullen aanbreken.

Zo zijn er veel Libanezen: dokters, leraren, sociale werkers en anderen die onzelfzuchtig achterblijven. Het zijn geen bovenmenselijke super­helden, ook zij kennen twijfels en angsten. Maar dat maakt hen des te bewonderenswaardiger. Wat zou er zonder hen van Libanon terechtkomen? Hoeveel erger zou het in Gaza zijn zonder gelijkaardige achterblijvers? Hoeveel armer zou de mensheid zijn zonder hun getuigenis?

Toen mijn vliegtuig na een toertje te maken alsnog landde in Beiroet, slaakte iedereen een zucht van opluchting: de oorlog was toch niet uitgebroken. Ik kon zoals gepland mijn collega’s bezoeken om de voort­zetting van ons vredestichtend werk te bespreken. Aan de mogelijk nakende oorlog maakten we niet veel woorden vuil. Met of zonder oorlog hebben de Libanezen nog een lange weg af te leggen om waarlijk in vrede met elkaar te leven. Dat werk heeft moedige achterblijvers nodig, die onzelfzuchtig in de dreigende storm kiezen om te blijven bouwen en in mensen te investeren. Zij verdienen niet alleen een lofzang, maar ook al onze steun.

En wat als (extreem)links (extreem)rechts groot gemaakt heeft?

Origineel gepubliceerd op Doorbraak; voor een langere versie zie hier.

In de aanloop naar de verkiezingen van 9 juni zagen we een sterke verschuiving naar rechts, bevestigd op stembusdag. Zoals in verschillende andere landen trouwens, niet in het minst bij onze ‘nuchtere’ bovenburen. Wat moeten we hier nu mee?

Links lijkt in paniek, want voor hen staat ‘rechts’ gelijk met ‘achteruitgang’. Maar is dat wel zo? En als extreemrechts grotendeels een proteststem is, waartégen protesteren ze dan? Want waar rook is, is vuur: hebben ze misschien wel ergens een punt – of een puntje? Waarom stelt niemand ter linkerzijde zich de vraag of ze dat protest misschien zelf veroorzaakt en gevoed hebben?

Vooruit

Is de hoofdreden van de verrechtsing dan de migratie? Is de gemiddelde Vlaming echt zo’n racist? In mijn omgeving zie ik dat soort mensen niet. Wel is er een algemeen (onderbuik)gevoel dat onze maatschappij aan het ontsporen is, en dit op meerdere manieren. En niet op z’n minst, omdat links-progressief alle morele en sociale remmen schijnbaar definitief heeft losgelaten.

Graffiti op de triomfboog in het Jubelpark schreeuwde het recentelijk nog uit: ‘Fuck gender
roles’. Catchy, maar is dat echt waar we naartoe willen? Willen we écht aan jonge kinderen vertellen dat iedereen op elk moment van geslacht kan veranderen, zoals het clipje ‘genderkoek’ beweert? En dat er overal in openbare gebouwen aparte toiletten en douches komen voor ‘x’ en een x-aantal andere gendersoorten? Dat jongeren met genderdysforie vanaf 9 jaar kunnen beslissen over hun ‘transitie’, maar pas vanaf 18 jaar alcohol kopen? Dat sekswerk als een eerbaar, sociaal beroep moet beschouwd worden?

Nu is ‘progressief’ zijn uiteraard goed: niemand wil ‘achteruit’ – rechts trouwens ook niet. Maar niet elke verandering is een verbetering. Als je als maatschappij aan de rand van een ravijn staat, is blind vooruitstormen weinig meer dan collectieve zelfmoord.

Drammerig

Links kan erg drammerig zijn: mensen hebben het gevoel dat er van alles door hun strot geduwd wordt.

Linkse activisten zijn op zich idealisten en bewonderenswaardig, maar kunnen soms vér over de grens gaan, eindeloos op één punt hamerend waardoor ze ieder contact met de realiteit verliezen. Ze worden militant, fanatiek, soms hoogst intolerant en irritant. De pro-Palestijnse studentenprotesten viseren alle contacten met Israël, ook zij die niets met Gaza te maken hebben, en zijn behoorlijk manipulerend en chanterend. Bij zulke emotionele oproepen is altijd de – gebalanceerde en onderbouwde – waarheid het eerste onschuldige slachtoffer.

Ook waar het over klimaat gaat, lijkt het alsof kritische bedenkingen niet meer geuit mogen worden. Een sereen debat met vóór- en tegenargumenten wordt gemuilkorfd. Misschien is dat nog wat de gemiddelde Vlaming het meest stoort: het gevoel van censuur; alles wat je aan de linkerzijde niet meer mag zeggen, zelfs denken. Een onzichtbare gedachtenpolitie waait door onze media.

Moreel verdacht

Problematisch wordt het wanneer de rechtse stem moreel verdacht wordt gemaakt: zij zijn verstard, verblind, nog niet verlicht, krampachtig. Ze beseffen het van zichzelf niet, maar eigenlijk reageren ze vanuit angst. Want als wie niet helemaal pro is, is ‘-foob’: islamofoob, xenofoob, homofoob, transfoob. Het is onmogelijk dat rechts met ernstige, laat staan wetenschappelijke argumenten afkomt.

Links voelt zich moreel superieur: open, modern, cool, hip, ‘mee met de tijd’, toekomstgericht, tolerant en breeddenkend. De tegenpartij moreel diskwalificeren is de beste manier om niet meer naar hen te hoeven luisteren, om in je eigen gelijk te kunnen wentelen.

Conservatief

‘Conservatief’ is voor links een vies woord. Maar waarom toch? We besteden miljoenen om onze oude kunstschatten en prachtig historisch erfgoed te bewaren, maar de traditionele – al of niet christelijke – gezinswaarden worden woest met de sloophamer afgebroken. Wat materieel moet, wordt immaterieel afgezworen. Hoe schizofreen kunnen we zijn? Wat goed en kostbaar is en zijn degelijkheid bewezen heeft, moeten we uiteraard bewaren en koesteren. De waarheid zit in het midden: sommige dingen moeten we veranderen, andere moeten we bewaren. Hoe simpel kan het zijn?

Links riskeert haar sterke kwaliteiten rond sociale gerechtigheid te verspelen en haar
geloofwaardigheid te verliezen door zich te vergalopperen in extreemlinkse standpunten die niemand ten goede komen, en die constant koren op de molen zijn van extreemrechts. Als beide kampen uit de loopgraven komen, de emoties laten zakken en echt naar elkaar luisteren, blijkt dat ze véél dichter bij elkaar staan dan ze denken.

Bij de regeringsvormingen zullen ze dat sowieso moeten.

We zijn wezens, geen breinen die we best naar het metaversum uploaden

Origineel gepubliceerd in De Morgen.

Apple lanceerde onlangs een reclamefilmpje voor de nieuwste iPad. Het begint met het beeld van een hydraulische pers hangend boven een piano, camera’s, boeken, een klassieke buste en meer. Allemaal symbolen van menselijke creativiteit. De pers daalt neer en verpulvert alles. Vervolgens onthult ze de dunste iPad ooit. De idee: de iPad vervangt al deze culturele objecten.

Hevige reacties online leidden tot excuses van Apple, dat liet weten de bal te hebben missgeslagen. Alleen: het filmpje is waarheidsgetrouw; een metafoor voor de groeiende mogelijkheid om fysieke, menselijke activiteiten te vervangen door ‘efficiëntere’ en meer democratische digitale varianten. Want dat is de positieve kant: voor de prijs van een tablet kan iedereen een piano bespelen, schilderijen maken en boeken lezen. Qua plaats- en kostenbesparing kan dat tellen.

Zo worden deze hobby’s beschikbaar voor een breder publiek. Alleen zijn dat niet meer dezelfde hobby’s. Een scherm aanraken is niet hetzelfde als een gewichtige toets aanslaan op een piano. Stroperige olieverf op een doek uitsmeren wordt op de iPad een één-dimensionaal proces. Zelfs een fysiek boek lezen heeft mentale voordelen die een digitale versie niet heeft.

Menselijk contact

Het onderzoeksrapport Apestaartjaren beschrijft het mediagebruik van kinderen en jongeren en levert een tweede voorbeeld van dit fenomeen. Een van de onderzoekers vertelt over een tiener die ’s nachts angstig wakker werd en naar een AI-chatbot greep om even te praten. Vermoedelijk kon de tiener bij niemand anders terecht. We mogen dankbaar zijn dat een chatbot voorhanden was.

Maar zijn we het er over eens dat de langetermijnoplossing iets anders is? Namelijk: ervoor zorgen dat tieners mensen kennen waarmee ze kunnen praten. 20 procent van de bevraagde kinderen geeft aan chatbots te gebruiken als praatvriend. Maar een chatbot kan menselijke interacties niet vervangen. Zéker niet in gevoelige situaties. Meevoelen, lichaamstaal lezen, de ander begrijpen vanuit eigen ervaring, doorleefde wijsheid delen: een chatbot kan dat niet.

Een laatste voorbeeld: OpenAI presenteerde recent de laatste versie van ChatGPT. Deze variant kan dankzij spraak- en visietechnologie nu heel natuurlijk interageren en zelfs liedjes zingen en kledingadvies geven. Héél indrukwekkend. Een promotiefilmpje toont hoe deze versie ook als geduldige en deskundige huiswerkbegeleider kan functioneren. De tijd is voorbij dat ouders naast hun kinderen zwoegden over taken die ze maar half begrepen. Een populaire commentator jubelde: “ChatGPT veranderde van wat tekst in een app in een vriend, leraar en mentor. De toekomst is nu!”

Maar willen we ook deze, toegegeven, soms vervelende interactie met onze kinderen opgeven? Het zou de druk op vele ouders verlichten. Maar kinderen steeds een gsm in de hand stoppen doet dat ook, en daarvan weten we dat dat niet goed afloopt. Hoe zullen we onze kinderen nog leren kennen en opvoeden? Hoe zullen zij leren omgaan met anderen als ze steeds achter schermen zitten en met chatbots spreken?

Discipline

Onze fysieke, multisensorische activiteiten worden steeds meer verdrongen door ‘efficiëntere’, maar armere digitale alternatieven. Dat dit soms nodig is, klopt: om de druk op ouders te verlichten, om een eenzame tiener te troosten, om kansarme kinderen een piano te geven. Alleen, op de lange termijn is dat geen oplossing.

Ik ben geen luddiet, maar ik ben wel bezorgd om het mensbeeld achter deze ontwikkelingen. We zijn belichaamde wezens, gemaakt voor een fysieke wereld en menselijk contact ‘van aangezicht tot aangezicht’; geen breinen die we best naar het metaversum uploaden om ons te bevrijden van fysieke beperkingen. Die beperkingen zijn inherent aan ons mens-zijn: het is met bloed, zweet en tranen dat we uitvinders, kunstenaars en vakmensen worden, niet door steeds voor snelle AI-oplossingen te kiezen. Het is door samen te zijn en soms samen vervelende dingen te doen dat de menselijke relaties ontwikkelen die essentieel zijn voor ons welzijn.

Technologie kán ons helpen om meer mens te worden, maar dan moeten we ze goed gebruiken. We moeten een sterk mensbeeld voor ogen houden en technologie er ondergeschikt aan maken. Dat vergt discipline en het vermijden van ‘efficiënte’ kortetermijnoplossingen. Soms is inefficiënt zijn het beste dat we kunnen doen, als het betekent dat we meer aandacht zullen hebben voor elkaar in de echte wereld.

Cass-rapport maakt komaf met genderideologie in de gezondheidszorg

Artikel overgenomen van Doorbraak.be, waar het gepubliceerd werd door Jan Cor.

De manier waarop ’transgenderzorg’ vandaag plaatsvindt, is onhoudbaar. De situatie is ernstig.

Jongeren – vooral meisjes – voelen zich niet langer thuis in hun geboortegeslacht. Een gevoel dat niet in twijfel wordt getrokken. Doe je dat toch, dan ben je vast transfoob. Het wijzigen van het geslacht gebeurt met een eenvoudige formaliteit. Nieuwe genderklinieken worden opgericht als antwoord op de lange wachtlijsten. Niemand wil immers verantwoordelijk zijn voor de zelfmoord van deze jongeren.

Surrealistisch? Helaas is dit de realiteit. En daar gaat het Cass-rapport over.

Voor ouders is dat rapport een hoopvol moment. Tot op vandaag konden ze enkel toekijken hoe hun kind met twijfel over zijn/haar gender – verstrikt in de genderideologie – wordt bevestigd door de omgeving (o.m. scholen) en de medische wereld, en onomkeerbaar wordt geschaad met hormonen en chirurgie.

Activisme

Het Cass-rapport is het resultaat van een vier jaar durende grondige beoordeling van de genderzorg voor kinderen en jongeren in het Verenigd Koninkrijk, onder leiding van dr. Hilary Cass in opdracht van de NHS England (National Health Service). Het omvat ongeveer 9000 patiënten die werden behandeld bij de Gender Identity Development Services in Tavistock in Londen.

Het rapport is erg negatief over hoe de gezondheidszorg voor kinderen met genderverwarring zich liet leiden door activisme, gebaseerd op ideologie en hen op een leven veranderend traject plaatste, zonder dat dit gebaseerd was op robuust bewijs. De uitkomst van het rapport is duidelijk: er is onvoldoende bewijs om het gebruik van medische interventies voor de behandeling van genderdysforie (een gevoel van onvrede met hun biologisch geslacht) te rechtvaardigen.

Voorbijgaand

Studies wezen uit dat genderdysforie meestal van voorbijgaande aard is, vaak geassocieerd met neurodiversiteit, geestelijke gezondheidsproblemen, trauma uit de kindertijd en aantrekking tot hetzelfde geslacht. Er is geen betrouwbare methode om te achterhalen wie het zal ontgroeien en wie niet. Hoe kan je dan hormonale en chirurgische interventies rechtvaardigen die onomkeerbare schade veroorzaken van o.m. de ontwikkeling van de hersenen, de vruchtbaarheid, de botdichtheid, de geestelijke gezondheid en het seksueel functioneren?

Er is geen bewijs dat interventies met puberteitsblokkers en hormonen het aantal zelfmoorden verminderen. Bovendien is het aantal zelfmoorden na medische transitie zorgwekkend hoog.

Het vaak gehoorde argument – dat een transitie levensreddend is – werd definitief de kop ingedrukt. De systematische reviews konden geen bewijs leveren dat interventies met puberteitsblokkers en hormonen het aantal zelfmoorden verminderen. Bovendien is het aantal zelfmoorden na de medische transitie zorgwekkend hoog. Uit een langetermijnonderzoek uit 2011 blijkt dat mensen die een medische transitie maken ruim 19 keer meer kans hebben om door zelfmoord te overlijden dan de algemene bevolking.

Het rapport had ook aandacht voor sociale transitie – het behandelen van het kind alsof het van het ander geslacht is – en vermeldde dat dit geen neutrale interventie is, omdat het gevolgen kan hebben in het psychologisch functioneren en een aanzienlijk risico inhoudt op lange termijn. Het raadt dit in het bijzonder af voor jonge kinderen, omdat het hun ontwikkelingstraject diepgaand kan veranderen.

Detransitie

Detransitie – spijt van de transitie – wordt erkend als een groeiend fenomeen dat niet langer kan worden genegeerd. Uit een recent Amerikaans onderzoek dat patiënten die een medische transitie doormaakten gemiddeld vier jaar volgde, blijkt dat 30 % de medische transitie staakten.

Het Cass-rapport beveelt een totale herziening aan van de zorg voor kinderen en jongeren met gendervragen. Deze jonge mensen verdienen het om behandeld te worden met zorg van hetzelfde niveau als ieder ander en niet als een afzonderlijk project gestuurd door activisten op zoek naar bevestiging van hun eigen volwassen identiteit en geloofssysteem. Het NHS wil het onderzoek bovendien uitbreiden naar genderklinieken voor volwassenen. Klokkenluiders bevestigen dat zeker de groep jongvolwassenen van 18 tot 25 jaar vaak psychisch kwetsbaar is, en vergelijkbare bescherming verdient.

Het Cass-rapport heeft wereldwijde implicaties. In navolging van andere landen, zoals Zweden, Finland en nu de UK, is het hoog tijd om ook bij ons een moratorium in te stellen op deze experimentele behandelingen. Als ouders is het onze hoop dat dit rapport een keerpunt wordt waarin het gezond verstand zegeviert, en waar de artseneed ‘Primum non nocere’ (bovenal niet schaden) opnieuw de leidraad wordt.

Een gebrek aan barmhartigheid maakt werknemers ziek

Origineel gepubliceerd in De Standaard samen met Jan Rosier en Ides Nicaise.

Verkiezingsoverwinnaar N-VA belooft langdurig zieken dichter op de hielen te gaan zitten. Verliezer Open VLD beloofde dat ook, en nam met de regering-De Croo al de symbolische maatregel dat die mensen 2,5 procent van hun uitkering zullen verliezen als ze weigeren de verplichte vragenlijst in te vullen over een mogelijke terugkeer naar het werk.

Er zijn inderdaad genoeg situaties waarbij werknemers onterecht langdurig ‘ziek’ zijn, zoals mensen die zich ziek melden als wapen in een conflict met hun werkgever of hun collega’s. Dat neemt niet weg dat veel andere mensen ziek zijn omdat ze het zwaar te verduren hebben onder een nietsontziende managementcultuur.

Mensura, de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, laat weten dat het aantal werknemers dat kampt met fysieke klachten de afgelopen vijf jaar met 20 procent is toegenomen. Psychische klachten stegen met liefst 80 procent. Geert Van Hootegem, hoogleraar arbeids- en organisatiesociologie en veranderingsmanagement aan de KU Leuven, was niet verbaasd. In De Morgen zei hij: “Ik word heel ambetant van die berichten dat we vandaag een bijna volledige tewerkstelling hebben. En wat dan met die bijna 600.000 mensen van wie velen ziek zijn gemaakt door hun werk?”

Adam Smith

Van kaderleden en veel andere werknemers wordt steeds meer mentale flexibiliteit verwacht. Sommigen krijgen het hard te verduren. Meer dan twintig kaderleden van zandreus Sibelco moeten naar Spanje verhuizen of ze worden ontslagen. Op die manier omgaan met mensen en werk­nemers is giftig voor de samenleving. Als die steeds weer uit hun ‘comfortzone’ moeten worden gehaald – zoals managementprofeten graag bepleiten – dan verliezen ze op den duur alle veerkracht en lonkt de burn-out. Het eindresultaat is dan niet alleen quiet quitting en duizenden thuisblijvers, maar ook een zware druk op gezinnen en de gezondheidszorg.

Ondanks het discours over maatschappelijk verantwoord ondernemen en bedrijfsethiek zijn veel bedrijfsleiders nog altijd vooral geïnteresseerd in het maximaliseren van aandeelhouderswaarde, zo schrijven talloze managementacademici. Het World Economic Forum analyseert de leiderschapscrisis als volgt: “Het gebrek aan waarden in leiderschap heeft waarschijnlijk te maken met het probleem van leiders die alleen maar om hun eigen belangen geven, in plaats van door iets anders gemotiveerd te worden.”

Maar wat zou dat ‘iets anders’ dan kunnen zijn? Adam Smith, de oer­vader van het kapitalisme, argumenteert in het bekende The wealth of nations dat ongebreideld en competitief eigenbelang nastreven tot algemene welvaart zou leiden. Maar hij stelt ook in het eerste hoofdstuk van zijn minder bekende, maar magistrale eerste werk Theory of moral sentiments: “Hoe egoïstisch de mens ook verondersteld mag worden te zijn, het ligt ook duidelijk in zijn aard om geïnteresseerd te zijn in het geluk van anderen en hun geluk zelfs voor zichzelf noodzakelijk te vinden, hoewel hij er niets anders aan ontleent dan het plezier om het te zien.” Als we Smith ernstig nemen, is het noodzakelijk voor ons welzijn om anderen gelukkig te maken. Moeten we het in de management- en in de leiderschapspraktijk daarom niet eens hebben over barmhartigheid?

Dienaar worden

Dat barmhartigheid intrinsiek deel uitmaakt van goed leiderschap werd al duizenden jaren geleden geopperd. Als we teruggrijpen naar de man van Nazareth, die bekendstond om zijn barmhartigheid, dan wordt die profetische boodschap voor het management nog scherper. Zo vertelde hij: “Jullie weten dat de machthebbers misbruik maken van hun macht. Maar onder jullie moet dat totaal anders zijn. Wie van jullie de grootste wil zijn, moet jullie dienaar worden.”

Hij leerde dat echte leiders dienend optreden in plaats van steeds meer offers te vragen. Ze zijn er niet alleen om aandeelhouders gunstig te stemmen, maar ook om rekening te houden met het welzijn van hun werknemers en gezinnen. Er zijn bedrijfsleiders, van vooral kleine en middelgrote ondernemingen, die deze profetische woorden al in de praktijk brengen. Er zijn er zelfs die hun omzet begrenzen omdat het welzijn van hun werknemers hen dierbaar is.

Zou een bedrijfscultuur van barmhartigheid geen revolutionaire managementpraktijk zijn? Hoeveel van de duizenden langdurig zieken zouden niet weer graag aan de slag willen als iedere bedrijfsleider of manager die raad ter harte zou nemen? Hoeveel minder fysieke en psychische klachten zouden werknemers rapporteren? En hoeveel geld zou de sociale zekerheid niet uitsparen? In een samenleving die hunkert naar leefbaarheid, maar die jarenlang mismeesterd is door een neoliberale visie op de werkelijkheid, die bijna uitsluitend wordt gestuurd door economische belangen en waar moraal gebaseerd is op een kosten-batenanalyse, wordt het tijd om barmhartig leiderschap ernstig te nemen.

Over links, rechts of centrum: bij welke partij kan ik nog terecht voor christelijke waarden?

Bij elke verkiezing vind ik het moeilijker worden om te stemmen: waarom kan je alleen een ‘pakket’ kiezen? In een winkel zou men dit ‘koppelverkoop’ noemen en dus wettelijk verbieden! Maar in de politiek zit je ermee opgescheept: als je een natuurvriend bent, moet je tegelijk het récht op abortus erbij nemen. Vreemde combinatie, nietwaar?

In welke partij kan ik mij, als bewust christen, nog herkennen? Geloof is voor mij nog écht belangrijk, in mijn dagelijks leven én in mijn stemgedrag. Volgens het Pew Research (2018) vindt 10% van de Belgische bevolking religie nog ‘zeer belangrijk’: ik behoor dus tot een minderheid – maar ook weer niet zó klein – en 56% noemt zich trouwens ‘christelijk’. Toch moet ik met een vergrootglas in de partijprogramma’s zoeken naar christelijke waarden. De spirituele bloedarmoede is algemeen in onze seculiere, westerse cultuur: waarom schamen we ons toch voor de beschaving en erfenis van onze eigen voorouders? Het christelijke op de voorgrond plaatsen durft zelfs CD&V nauwelijks: uit angst voor stemmenverlies? Andere partijen – op één na – durven dit woord zelfs niet eens meer uitspreken: alsof het iets ‘vies’ is, ook al heeft het de diepste waarden van onze cultuur 1500 jaar lang fundamenteel bepaald.

Maar wat zijn christelijke waarden dan, en zijn die links of rechts? Was Jezus conservatief of progressief? Wel, hij verstond precies de meesterlijke kunst om alle hokjes te overstijgen. Hij stond duidelijk aan de kant van de zwakken, armen en kwetsbaren: een rasechte socialist dus? Maar qua ethische normen legde hij de lat hoger dan ieder ander – ai, de moderne socialisten doen al 150 jaar het omgekeerde. Terwille van sociale gerechtigheid zou ik links willen stemmen, maar op ethisch vlak geloof ik in sterke waarden en hoge normen – waardoor ik, tegen mijn zin, in de conservatieve hoek geduwd word. Want, geef toe, ‘conservatief’ is toch een beetje een vies woord: het is niet cool of hip: je staat niet aan ‘de juiste kant van de geschiedenis’. Helaas kan ik al decennia de ‘vooruitgang’ niet meer zien in de zogenaamd ‘progressieve’ moraal: het verabsoluteren van individuele vrijheid en uithollen van familie en gezin breekt alle sociale weefsel af, helaas ook voor die zwakken die ze willen verdedigen. Als je ultraprogressieve actiegroepen moet geloven, dienen, omwille van een kleine groep uitzonderingen, alle bestaande rollen en normen afgeschaft te worden.

Ah, voor sterke familiewaarden moet ik natuurlijk bij het Vlaams Belang zijn: zij verdedigen uitdrukkelijk het traditionele gezin, zijn meer uitgesproken tegen de uitbreiding van abortus dan CD&V zelf. Sommigen van hen willen terug naar een Vlaanderen dat ‘Vlaams, blank en christelijk’ is. Maar ai, Jezus zelf was niet eens blank, zeker geen Vlaming, en in feite zelfs een jood. Ook al hebben ze een aantal sterke standpunten, deze slogan komt mij een beetje Trump-achtig over: vooral bedoeld om te hengelen naar christelijke stemmen. Hun harde taal, hun felle ‘anti’-discours is in mijn ogen niet verbindend, verzoenend, zelfs niet realistisch. Er zijn teveel zaken in hun ‘pakket’ die ik niet kan slikken.

N-VA dan? N-VA heeft m.i. veel ‘gezond verstand’-principes: ze gaat in ieder geval niet mee in een doorgeslagen links discours, blind vooruit-stormend naar de afgrond. Maar op ethisch vlak heeft ze geen uitgesproken standpunten: levensbeschouwelijk is ze pragmatisch, eerder onverschillig. En heeft nationalisme niet altijd iets van een groepsegoïsme, een ‘wij zorgen alleen voor onszelf’-mentaliteit? Dat lijkt me ook niet erg christelijk of houdbaar in een steeds globaler wordende wereld. Is de splitsing van België een zinvolle piste? We zijn al zo klein, en de volgende stap is dan misschien dat Antwerpen zich van Vlaanderen afsplitst? Ik vind Walen vaak warme mensen en de Ardennen heel mooi.

Uiteraard ben ik voor een proper milieu: als christen moet ik zorgzaam omgaan met de door God aan ons toevertrouwde schepping. Ik fiets altijd naar mijn werk en heb mijn dak vol zonnepanelen gelegd. De partij Groen komt op het eerste zicht heel sympathiek over. Maar… op moreel vlak is ze links tot extreem links: ze wil abortus – tot 1990 nog als moord beschouwd – tot een récht maken!? En de bedenktijd voor abortus afschaffen, maar een bedenktijd invoeren voor wie een huisdier koopt! Een hond staat voor hen hoger dan een ongeboren mens? Deze cognitieve dissonantie bezorgt mij hoofdpijn. Je kan niet schattige zeehondjes beschermen en foetussen bij het vleesafval gooien. En je kan niet omwille van een zeer kleine groep transgenders alle man-vrouw-rollen afschaffen.

Natuurlijk zit er in het centrum nog één partij die een duidelijk levensbeschouwelijk standpunt heeft, maar… precies dit is zo verwaterd: CD&V heeft, om ‘modern’ te zijn, zoveel seculier water bij de wijn gedaan. Haar sterkste identiteit en grootste troef – haar ‘C’ – heeft ze grotendeels onder de mat geveegd. De Franstalige PSC heeft deze ‘C’ zelfs helemaal geschrapt en heet nu ‘Les Engagés’, maar is er enkel op achteruit gegaan.CD&V heeft veel sterke troeven, maar waarom komen ze niet uit de verf?

Kan je nog geloven in de politiek? Op de beide betekenissen van deze vraag antwoord ik nochtans ‘ja’! Maar ik besef dat geloven tegen de stroom oproeien is: het zal misschien nooit populair zijn, en zeker nooit in één politiek programma passen. Jezus was niet voor links of rechts, maar voor juist en goed. Hij was voor hoge morele normen én veel genade voor gebroken en gevallen mensen. Ik geloof oprecht dat christelijke waarden voor iederéén goed zijn, voor alle lagen van de bevolking, zwakken en sterken, autochtonen en allochtonen. Het gebod van de liefde geldt tegenover élke naaste. Christelijke waarden hebben hun degelijkheid bewezen doorheen duizenden jaren: ze hebben menselijkheid en emancipatie gebracht, stabiliteit én warmte, tegelijk duidelijke regels en maximale vrijheid. De antwoorden liggen nooit in extremen, in anti-slogans of polarisatie, maar in balans: enkel in het midden kunnen we elkaar vinden. Ik blijf met mijn vergrootglas zoeken naar individuele politici die nog resoluut hiervoor durven kiezen.

En wat als (extreem)links (extreem)rechts groot gemaakt heeft?

Origineel gepubliceerd op Doorbraak in kortere versie.

In de aanloop naar onze verkiezingen zien we over het algemeen een sterke verschuiving naar rechts: zoals in verschillende andere landen trouwens, niet in het minst onze ‘nuchtere’ bovenburen. Moeten we ons daar zorgen over maken? Is de paniek bij links terecht? Staat ‘rechts’ dan gelijk met ‘achteruitgang’? Als extreemrechts grotendeels een proteststem is, waartégen protesteren ze dan? Want waar rook is, is vuur: hebben ze misschien wel ergens een punt – of een puntje? En waarom stelt niemand in links zich de vraag of ze dat misschien zelf veroorzaakt en gevoed hebben?

Ik wil even duidelijk stellen: ik zie mezelf voor 100% als een centrumfiguur. Ik heb geen enkele affiniteit met extreemrechts gedachtengoed, nooit gehad. Ik zie evenveel sterke punten in rechts als in links, en evenveel zwakheden. De polarisatie maakt het debat helaas heftiger en holler: men schiet wederzijds op zelfgecreëerde karikaturen, maar praat – lees: schreeuwt – naast elkaar door. Het niveau van elementaire beleefdheid en respect zakt bij elke verkiezing, en de trucs om de ander zwart te maken, worden steeds professioneler en geslepener.

Is de hoofdreden van de verrechtsing dan de migratie? Is de gemiddelde Vlaming echt zulke racist? In mijn omgeving zie ik dat soort mensen niet. Er zijn vele redenen waarom mensen rechtser stemmen: politieke, economische, sociale, morele… Er is ook een algemeen (onderbuik)gevoel dat deze maatschappij aan het ontsporen is: depressies en burn-outs, wachtlijsten in de jeugdpsychiatrie… Heeft links alle morele en sociale remmen losgegooid? Een graffiti op de triomfboog in het Jubelpark schreeuwde het uit: ‘Fuck gender roles’. Oh ja? Is dat waar we naartoe willen? Willen we promoten dat iedereen op elk moment van geslacht kan veranderen zoals het clipje ‘genderkoek’ beweert? En dat er overal in openbare gebouwen aparte toiletten en douches komen voor ‘x’ en x aantal andere gendersoorten? Dat jongeren met genderdysforie vanaf 9 jaar kunnen beslissen over hun geslacht en pas vanaf 18 jaar alcohol kopen? En dat sekswerk als een eerbaar, sociaal beroep moet beschouwd worden?

Ik mis vooral dat links in eigen boezem kijkt. Progressief zijn is uiteraard goed: niemand wil ‘achteruit’ – rechts trouwens ook niet. Maar niet elke vooruitgang is verbetering. Als je op een slippery slope naar een ravijn staat, is ‘blind vooruitstormen’ een collectieve zelfmoord. Als er extreemrechts bestaat en dat een gevaar vormt, geldt dat voor extreemlinks ook.

Links/extreemlinks kan heel erg drammerig zijn: veel burgers hebben het gevoel dat er van alles door hun strot geduwd wordt. Activisten zijn op zich idealisten en bewonderenswaardig, maar kunnen soms vér over de grens gaan, eindeloos op één punt hameren en alle rationaliteit en contact met de realiteit verliezen. Ze worden militant, fanatiek, soms hoogst intolerant en irritant. De pro-Palestijnse studentenprotesten viseren alle contacten met Israël, ook zij die niets met Gaza te maken hebben, en zijn behoorlijk manipulerend en chanterend. Bij zulke emotionele oproepen is altijd de – gebalanceerde en onderbouwde – waarheid het eerste onschuldige slachtoffer.

Ook waar het over klimaat gaat, lijkt het alsof kritische bedenkingen niet meer mogen geuit worden. Een sereen debat met vóór- en tegenargumenten wordt gemuilkorfd. Misschien is dat nog wat de gemiddelde Vlaming het meest stoort: het gevoel van censuur: alles wat je aan de linkerzijde niet meer mag zeggen, zelfs dénken! Een onzichtbare gedachtenpolitie waait door onze media. Dat je kwetsbare groepen niet moet stigmatiseren: helemaal akkoord. Maar als stigmatiseren verward wordt met ‘kritische tegenstemmen’, wordt het behoorlijk verstikkend. We krijgen collectief kromme tenen. Slachtofferdenken wordt aangemoedigd: de underdog heeft altijd gelijk.

Problematisch wordt het wanneer rechts moreel verdacht wordt gemaakt: zij zijn verstard, verblind, ‘nog niet verlicht’, krampachtig… Ze beseffen het van zichzelf niet, maar eigenlijk reageren ze vanuit angst. Want als je niet helemaal pro bent, ben je islamofoob, homofoob, transfoob…: het is onmogelijk dat je ernstige, wetenschappelijke argumenten hebt. Dat er – kleine groepen? – van zulke mensen zijn, zal niemand betwisten, maar alle anderen over één kam scheren is intellectueel niet eerlijk. De woorden ‘rechts’ en ‘extreemrechts’ worden gemakshalve door elkaar gebruikt als dat beter uitkomt. Links voelt zich moreel duidelijk superieur: zij zijn open, modern, cool, hip, ‘mee met de tijd’, toekomstgericht, tolerant, breeddenkend… De tegenpartij moreel diskwalificeren is de beste tactiek om niet meer naar hen te hoeven luisteren, om in je eigen gelijk te wentelen.

Links zijn zij die in ethische kwesties altijd gevochten hebben voor ‘Je mag niet oordelen’, maar nu doen ze exact hetzelfde, enkel met andere criteria. Vroeger werden echtbrekers en hoerenlopers veroordeeld, nu, na de seksuele revolutie, de moraalridders zelf. En de lijst wordt steeds langer: wie een open haard brandt, met een diesel rijdt, met het vliegtuig op vakantie gaat… foei, foei! Shame on you!

Waarom is ‘conservatief’ toch een vies woord? We besteden miljoenen om onze oude schatten van gebouwen en kunst te bewaren, maar de traditionele – al of niet christelijke – gezinswaarden worden woest met de sloophamer afgebroken. Hoe schizofreen kan je zijn? Wat goed en kostbaar is en zijn degelijkheid bewezen heeft, moeten we uiteraard bewaren en koesteren. De waarheid zit altijd in het midden! Sommige dingen moet je veranderen, andere moet je bewaren. Hoe simpel kan het zijn?

‘Verandering’ – change! – als hoofdslogan bij verkiezingen is intussen zo hol en leeg dat het niets meer betekent: alle kampen roepen dit, omdat het volgens de communicatiespecialisten ‘goed voelt’. Inhoud nul.

We moeten ons dus de ernstige vraag stellen: is de verschuiving naar rechts in feite een verschuiving ‘terug naar het centrum’? Terug naar gezond verstand, naar balans? Mag het scheefgetrokken boompje weer recht a.u.b.?

Links riskeert haar sterke kwaliteiten rond sociale gerechtigheid te verspelen en haar geloofwaardigheid te verliezen door zich te vergalopperen in extreemlinkse standpunten die niemand ten goede komen, en die constant koren op de molen zijn van extreemrechts. Als beide kampen uit de loopgraven komen, de emoties laten zakken en elkaar de hand kunnen reiken, blijkt dat ze véél dichter bij elkaar staan dan ze denken. Na 9 juni zullen ze dat sowieso moeten.

Zullen ‘onze’ mensen de laatsten zijn?

Origineel gepubliceerd in Tertio.

Bij rechts-nationalistische partijen hoort men regelmatig dat het eigen volk voorrang moet krijgen op migranten. “Eigen volk eerst”, “Nederlanders weer op 1”, “America first”… Deze partijen grijpen vaak terug naar een christelijk verleden bij het definiëren van het volk dat ze vervolgens eerst plaatsen. Maar zegt Jezus niet: “De eersten zullen de laatsten zijn.”

Het concept volk is niet goed gedefinieerd. Wie is Vlaming, bijvoorbeeld? Iemand die Vlaams spreekt? Die in Vlaanderen woont? Wiens voorouders hier woonden? Hoewel nationalisten vaak het idee van een primordiaal volk mythologiseren, erkent ook de Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken dat een volk aflijnen geen exacte wetenschap is. Het concept berust meer op een buikgevoel dan op objectieve criteria. Toch stelt Van Grieken dat het ‘christelijke’ en het ‘blanke’ cruciale factoren moeten zijn bij het definiëren van de Vlaamse identiteit. “Onze mensen” zijn dus vooral blanke (cultuur-)christenen? Zo’n vermenging van christendom en volksnationalisme lach ik vaak snel weg met wat religiologisch denken: in Jezus’ rangorde zet het Vlaams Belang zo de Vlaming als laatste en de migrant als eerste. De ironie! Alleen negeer ik zo te gemakkelijk de terechte nationalistische kritiek op een te naïef universalisme. 

Lees verder op Tertio met een gratis maandlang proefabonnement.

Massa’s vluchtelingen en conflict met Israël: het is niet de eerste keer dat dit het recept vormt voor een burgeroorlog in Libanon

Origineel gepubliceerd in De Morgen en Dimanche.

Recent werd Pascal Sleiman gekidnapt nabij Byblos in Libanon. Sleiman was een hoge functionaris van de Libanese Strijdkrachten, een christelijke politieke partij en militie. Zijn lichaam werd een dag later in Syrië gevonden. Hoewel het Libanese leger oordeelde dat Sleiman gedood werd bij een carjacking door een Syrische bende, zag zijn partij dat anders: “een politieke moord tot het tegendeel bewezen is”. De vinger wees naar Hezbollah, de sjiitische partij en militie, bondgenoot van Syrië en vijand van de Libanese Strijdkrachten.

Na de moord waren heel wat Libanese christenen uit op wraak. In Byblos, christelijke buurten in Beiroet en elders legden bewoners Syrische vluchtelingen een uitgaansverbod op, bedreigden hen met uitzetting en vielen hen aan. Veel Syriërs brachten het suikerfeest door opgesloten in eigen huis, uit angst voor represailles. Op de begrafenis van Sleiman noemde de Maronitische patriarch al-Rahi de Syriërs “een bedreiging voor de Libanezen”, al spoorde hij christenen wel aan om niet te kiezen voor “wraak en opruiing”.

Met zowel Hezbollah als de Syrische vluchtelingen in het vizier van de Libanese Strijdkrachten bereikt de spanning in Libanon nieuwe hoogten. Al sinds 7 oktober vreest men in het Israëlisch-Palestijnse conflict te zullen meegesleurd worden. De Libanese Strijdkrachten verfoeien Hezbollahs geweld tegen Israël, wat de communautaire spanningen in het verdeelde Libanon ten top drijft. De vraag is hoelang die spanning kan aanhouden. Het zou niet de eerste keer zijn dat massa’s vluchtelingen en conflict met Israël de achtergrond vormen voor een burgeroorlog.

BURGEROORLOG

Midden jaren 70 woonden honderdduizenden Palestijnen in Libanese kampen nadat ze de Israëlische bezetting van hun gebieden ontvlucht waren. Vanuit Libanon voerde de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) een gewapende strijd tegen Israël, wat Libanon diep verdeelde. Linkse en islamitische partijen steunden het Palestijnse verzet vanuit een pan -Arabische solidariteit, terwijl christelijke partijen de Palestijnen zagen als een bedreiging voor de nationale soevereiniteit. Na Zwarte Zaterdag in ‘75 werd het conflict een sektarische burgeroorlog, waarbij Libanezen elkaar doodden op basis van godsdienst.

Wanneer het Israëlische leger Libanon binnenviel in ‘82 om terug te slaan tegen de PLO, waren christelijke groeperingen zoals de Libanese Strijdkrachten natuurlijke bondgenoten. De beruchte massamoord op Palestijnen in Sabra en Shatila werd zo door Israël gecoördineerd en door Libanese christenen uitgevoerd. Hezbollah werd gesticht tijdens de Israëlische bezetting van Libanon als verzetsbeweging en verdreef Israël uiteindelijk.

Vergeleken met de jaren 70 kent Libanon vandaag een nog veel grotere aanwezigheid vluchtelingen: zo’n 1,5 miljoen Syriërs en vijfhonderdduizend Palestijnen tegenover vijf miljoen Libanezen. En er is nog steeds geweld vanuit Libanon tegen Israël, al komt dat vandaag vooral van Hezbollah, eerder dan Palestijnen. Maar het patroon is gelijkaardig: massa’s vluchtelingen en conflict met Israël. Het was al eens het recept voor een burgeroorlog. Zal de geschiedenis zich herhalen?

HET VERLEDEN VERWERKEN

Na de burgeroorlog eind jaren 80 verruilden de militieleiders hun militaire pakken voor maatpakken en beklommen politieke posities. Ze vergaven zichzelf met een amnestie en dwongen de Libanese bevolking tot amnesie. De wonden van de burgeroorlog werden niet behandeld, en zijn blijven etteren. Omdat de Libanese gemeenschappen nooit verzoend zijn, konden de corrupte sektarische leiders Libanon verdelen als een maffiakartel. Ze holden het land uit, wat zich sinds 2019 manifesteert in een dramatisch economische implosie. De massa Syrische vluchtelingen weegt zeker, maar zij zijn een te gemakkelijke zondebok. De kern van het probleem is het sektarisme dat in stand gehouden wordt doordat het verleden niet verwerkt is. Zo blijven groeperingen als Hezbollah machtig.

Maar er zijn ook individuen en gemeenschappen die het verleden wel verwerkt hebben. Tijdens de 17 oktoberrevolutie in 2019 stond een nieuwe generatie politieke spelers op met een sterk discours tegen het sektarisme en voor het algemene goed. Netwerken van imams en priesters zetten in op interreligieuze dialoog, om onder andere de kwalijke, sektarische retoriek in kerk en moskee aan te pakken. En lokale kerken zoals de mijne overwonnen hun diepgewortelde haat voor Syriërs – christenen leden erg onder de Syrische bezetting tijdens de burgeroorlog – en organiseren voedselbedelingen en runnen scholen voor Syrische kinderen.

Voorlopig heeft dit allemaal weinig effect op nationale schaal, waar de teneur nog steeds sektarisch is. Als Libanon een herhaling van haar oorlogsgeschiedenis wil vermijden, is het cruciaal dat Libanezen hun gewelddadige verleden confronteren en verwerken. Het zal geen verschil meer maken voor de huidige escalatie tussen Israël, door-Iran-gesteunde groeperingen als Hamas, Hezbollah en de Hoethis, en nu ook Iran zelf. Daarvoor is het te laat. Maar in het belang van de volgende generatie moet Libanon haar verleden en zodoende het sektarisme te boven komen.