Origineel gepubliceerd op Knack.
Toen ik in 2018 met mijn gezin naar Libanon verhuisde, huurden we daar een ruim appartement voor 300 dollar. Voor een appel en een ei dus, aangezien ons inkomen naar Westerse standaard was. Een jaar later zette ‘s lands economie een gestage implosie in, en door de devaluatie van de lira betaalden we na verloop van tijd nog maar 40 dollar huur per maand. We konden dus veel sparen en weggeven aan de snel verpauperende bevolking rondom ons.
Een jaar geleden keerden we terug naar België en na een maand zoeken vonden we opnieuw een ruim (120m2) appartement in Schaarbeek voor een huurprijs van 1.200 euro. Dat was uiteraard heel wat meer dan we in Libanon betaalden, maar tegelijkertijd ook serieus onder de Brusselse marktprijs. Voor gelijkaardige appartementen in de buurt werd meer dan 1.600 euro gevraagd. Het is een mirakel dat we zo ‘goedkoop’ kunnen huren.
Alleen willen we op termijn niet in dit appartement blijven. Niet omdat we er niet tevreden zijn of omdat het te klein zou worden voor ons uitbreidende gezin. De buurt is ook aangenaam, met heel wat Midden-Oosterse invloeden die ons aan Libanon doen terugdenken.
We zullen echter binnen afzienbare tijd vertrekken omdat we een alternatief woonproject in Brussel willen opstarten. Je zou het een cohousing kunnen noemen, aangezien we met enkele huishoudens willen samenleven, daarbij enkele ruimten, een hoop spullen en regelmatig een maaltijd willen delen, en in het algemeen elkaar willen ondersteunen in de drukte van het leven. Je zou ons project ook een sociaal initiatief kunnen noemen, aangezien we hopen een steen bij te dragen in de reële nood aan crisisopvang door een stabiele plaats te bieden aan bijvoorbeeld vluchtelingen of alleenstaande moeders.
Maar de beste beschrijving voor ons initiatief is dat het een nieuw monastiek woonproject is. Dat betekent dat we ons laten inspireren door de traditionele kloosterordes. We zullen geloften afleggen om enkele monastieke waarden hoog te houden, zoals gemeenschap, gastvrijheid en dienstbaarheid, en om gezamenlijke ritmes van gebed en bezinning te onderhouden. Terzijde: de gelofte van kuisheid zullen we niet afleggen.
De redenen om dit project op te richten, dat we Stadsklooster Brussel noemen, zijn veelvoudig. Gemeenschapsleven lijkt ons een belangrijk middel tegen de kwalen van de moderne geïndividualiseerde samenleving, zijnde eenzaamheid, depressie en angststoornissen. Onder Syrische vluchtelingen in Libanon merkten we ook de potentiële rijkdom van een hechte gemeenschap, waar in het beste geval gezamenlijk de lasten van het leven gedragen worden en tezamen voor jong, oud en zieken gezorgd wordt.
Als christenen willen we ook groeien in de naastenliefde en is er een betere leerschool dan samenleven met mensen die anders zijn dan jezelf? Mét de gelofte dat je kiest om aan de onderlinge relaties te blijven werken, ‘in goede en kwade dagen’, en dus niet de relatie afbreekt wanneer er fouten gemaakt werden of vertrouwen geschaad? De laatste, en waarschijnlijk minst tastbare drijfveer voor een niet-gelovige, is het verlangen om gezamenlijk onze liefde voor God uit te diepen.
Maar goed, we hebben dus nog geen gebouw in Brussel en kunnen nog niet samenleven. De grootste reden daarvoor is, niet onverwachts, dat gebouwen in Brussel onbetaalbaar zijn. Niet alleen individuen lukt het niet om in Brussel een eigen woonst te kopen. Ook voor groepen als de onze is dat quasi onmogelijk.
Cohousing wordt nochtans soms aangevoerd als dé oplossing voor de wooncrisis, maar daar merken we niet veel van. Vorig jaar bezochten we twee aanpalende panden nabij het Noordstation in Schaarbeek. Het ene herenhuis had een tuin, het andere een achterhuis en tezamen zou het geheel onze huidige groep van vier gezinnen kunnen huisvesten, met overschot voor gemeenschappelijke ruimtes en de sociale opvang die we willen voorzien. Alleen steeg de vraagprijs met de minuut, tot 2,5 miljoen euro aan het einde van het bezoek. Aangezien coöperatieve vennootschappen 20% van de te lenen som moeten ophoesten, zouden wij een half miljoen euro moeten verzamelen om deze woonst de onze te maken. Dat kunnen wij helaas niet zonder investeerders erbij te betrekken. We zijn nochtans geen sukkelaars, met enkele hooggekwalificeerden onder ons. Maar dat is blijkbaar geen garantie op de gewenste koopkracht.
Ergens op het platteland zouden we ons project misschien wel al kunnen realiseren. Alleen is het onze visie om een lichtpunt te zijn in de grootstad die Brussel is, met al haar gekende problematieken.
Of we ooit zelf een gepast gebouw zullen kunnen betalen is onwaarschijnlijk. We moeten eigenlijk rekenen op een wonder. Enkele maanden geleden spraken we met het Vicariaat van het Tijdelijke van de Katholieke Kerk, het departement dat het vastgoed beheert. Zij hebben mogelijk de juiste gebouwen voor ons, die we in erfpacht zouden kunnen beheren. Het is echter verre van zeker dat deze aan ons zullen toegewezen worden. Maar we gaan het toch van dit soort alternatieve constructies moeten hebben: erfpacht, giften, of subsidies.
In ons netwerk hebben we de voorbije jaren gelukkig wel al enkele vastgoedmirakels kunnen vieren. Het lukte vrienden om 6 miljoen euro aan subsidies en giften te verzamelen voor een nieuwe school in Haren, die ondertussen goed draait. En onze kerk kreeg onlangs uit het niets een kapel geschonken nabij de beruchte Aarschotstraat aan Brussel-Noord. Die ervaringen geven het nodige geloof voor ons eigen Brusselse vastgoedmirakel.