Hoe ‘postchristelijk’ is onze cultuur? (lange versie)

Origineel gepubliceerd op Doorbraak in verkorte versie.

Onze westerse cultuur wordt vaak ‘postchristelijk’ genoemd, maar is dit een feit, een mening of een wens? Wie heeft dat eigenlijk besloten of ‘gedecreteerd’? Is het een product van een (neutrale) observatie of een (ideologisch gekleurde) droom? En als het iemands ‘observatie’ is, is deze dan wel grondig gebeurd, diepgaand en objectief?

Want de feiten en statistieken tonen aan dat, ondanks een algemene daling, een stevige meerderheid zich nog steeds als ‘christelijk’ beschouwt. De meest recente cijfers van het Pew Research Center uit 2018 geven volgend beeld over West-Europa: in België noemt 56% zich christen, in Nederland (het enige Europese land onder de helft!) 48%; in zes landen is dit nog boven de 75%, in Portugal 83%, zelfs in het zeer seculiere Frankrijk 64%. En ook die lage 48% in Nederland blijft nog veruit de grootste van alle levensbeschouwelijke groepen. Met een gemiddelde van 71% kan je de christenheid in Europa absoluut niet afdoen als een ‘miniem of uitstervend groepje’.

Maar er zijn natuurlijk ook ‘harde feiten’ en cijfers die de andere kant staven. De cijfers van het kerkbezoek – minstens éénmaal per maand – zijn in dalende lijn en laag: in België 10%, in Nederland 12% (terwijl de VS nog 50% hebben). Op de vraag of godsdienst voor iemand ‘zeer belangrijk’ is, antwoordt in België 10% positief, in Nederland 18% – ter vergelijking: Roemenië 55% en de VS 53%. Het is duidelijk dat religie in onze cultuur niet meer in het centrum staat, maar in de marge: ze is geduwd naar ‘de kerk en privé’.

Niet alleen in cijfers zien we de achteruitgang, maar ook in de geloofskwaliteit zelf. Als je onder hen die zich ‘christen’ noemen zou vragen of ze geloven dat Jezus de Zoon van God is, de enige weg tot verlossing, opgestaan is uit de dood…, dan zou je schrikken. Het geloof is heel erg uitgehold, verwaterd, verdund: het verschil met zedenleer is soms erg klein. Zelfs de algemene kennis over basisfeiten – bijvoorbeeld ‘Wat vieren we met Pasen?’ – is uitermate zwak. Je kan je ernstig afvragen of zulke ‘gelovigen’ nog als ‘christelijk’ kunnen beschouwd worden.

De Pew-cijfers tonen wel aan dat het vooral Europa is dat erg geseculariseerd is: in andere continenten zien we soms het tegendeel, en groeien kerken explosief. In Zuid-Amerika beschouwt 90% zichzelf als christen. De grootste megakerken (> 50.000 leden) zijn te vinden in Azië, Afrika en Zuid-Amerika: een kerk die op 35 jaar tijd groeide van 5 leden naar 700.000 – in Seoul, Zuid-Korea – mag toch wat wenkbrauwen doen fronsen, nietwaar? En deze ‘nieuwe christenen en kerken’ zijn vaak veel enthousiaster en vuriger voor hun geloof, en brengen het door migratie weer terug naar Europa. Het ‘oude Europa’ scoort duidelijkst het laagst van alle continenten. De West-Europese christenen vergelijken met de Amerikaanse is erg veelzeggend: wie minstens maandelijks naar de kerk gaan: 31 vs 64%; wie godsdienst ‘zeer belangrijk’ vindt: 14 vs 68%; wie dagelijks bidt: 18 vs 68%; wie absoluut zeker is van Gods bestaan: 23 vs 76%. Lijden wij hier aan een soort spirituele burnout?

Dat het christendom in de westerse wereld niet meer het monopolie heeft, is duidelijk. Of het nog ‘dominant’ is in de cultuur, is al moeilijker te bepalen: de invloed van de morele waarden is nog zeer sterk, ook bij niet-gelovigen – zeker de oudere generaties die ze via hun ‘strenge’ opvoeding mee ingestampt hebben gekregen. Critici zeggen dat de seculiere, humanistische waarden voor 90-95% van de christelijke waarden ‘geleend’ zijn: de vruchten worden van deze boom geplukt, maar de boom zelf verworpen.

In de jaren ‘70-‘80 voorspelden sommige sociologen dat, gezien het dalende kerkbezoek, het nog slechts enkele decennia zou duren voordat het christendom definitief voorbij zou zijn. Atheïsten verkneukelden zich dat spoedig heel de wereld ‘het heldere licht van de wetenschap zou zien’, en alle kerken tot musea zouden worden, een reliek uit vroegere tijden. Maar gaandeweg werd duidelijk dat deze voorspellingen allemaal niet zijn uitgekomen: op sommige plaatsen vindt een herleving plaats, het opkomen van nieuwe kerken en bewegingen, ook onder jongeren. Atheïsten kunnen moeilijk verwerken dat door meer wetenschap en kennis religie toch niet afneemt.

Ook uit een heel andere hoek werd het einde van het christendom geprofeteerd: de newage beweging (vanaf de jaren 1970) geloofde dat het traditionele christendom definitief voorbij was. Het tijdperk van de Vissen – gelinkt aan het christendom – maakte plaats voor het sterrenbeeld van Aquarius, en zou een hoger spiritueel niveau brengen: de mens zou voortaan veel helderziender zijn, fijngevoeliger, harmonieuzer. Wat toen zulke grote hype was, wordt vandaag enkel nog in kleine, esoterische groepen geloofd. Het effect dat het wel gehad heeft, is dat de ene, georganiseerde religie meer en meer plaats gemaakt heeft voor 101 vormen van moeilijk definieerbare spiritualiteit.

Hoewel het christendom verre van dood is, is de mainstream in onze cultuur in deze tijd zeker wel seculier. Geloven is erg ‘tegen de stroom in’: het is niet ‘cool’, ‘in’ of ‘hip’. Het lijkt of je dit moet verantwoorden: of je je er niet een beetje voor schaamt? Ben je wel ‘normaal’, mee met de tijd, verlicht? Het hoort zeker niet thuis in bepaalde intellectuele kringen. Zoals er vroeger sterke sociale druk was om te geloven, is deze nu in de andere richting overgeslagen. Zoals deze stem in de media vroeger het monopolie had, wordt ze nu doodgezwegen: christelijke referenties worden geboycot uit naam van neutraliteit en secularisme. Toch een beetje vreemd voor een continent waar de meerderheid zich nog steeds christen noemt?

Kortom, er blijven veel vragen over. Is onze cultuur misschien eerder ‘postkerkelijk’? En wat is de link met ‘postmodern’? Volgens het postmodernisme zijn ook alle andere ‘grote verhalen’ (ideologieën of -ismen) definitief voorbij: modernisme, communisme, socialisme, kapitalisme, liberalisme… Is het dus een algemene crisis waarbij we níets meer geloven – dus niet alleen het christendom? Maar dan moeten we spreken over ‘nihilisme’… En is ‘postchristelijk’ iets definitief en absoluut, of komt er een ‘revival’? Sommige christelijke denkers zeggen zelfs dat het westen nooit echt ‘christelijk’ geweest is: dat het vooral een uiterlijk omhulsel was, bij elkaar gehouden door sociale druk, cultuur en traditie; en dat het uiteenvallen van deze aardse kerkstructuur (met haar rituelen, macht, politieke belangen) juist een kans is voor de echte boodschap van Jezus. Tja, zo kan je het dus ook bekijken…

En als we ‘post-’ zijn, wat zijn we nu dan? Want het is makkelijk iets af te breken en buiten te gooien, maar wat komt in de plaats? Is er een ernstige kandidaat-opvolger in zicht? Een betere, sterkere godsdienst, een zuiverder kerk? Sommigen zeggen dat we vandaag multireligieus zijn, vrijelijk gaan shoppen tussen alle groepen en stromingen. Is religie dus vervangen door spiritualiteit die ieder op zijn eigen manier invult, en zijn we ‘religie-fluïde’? Ieder maakt een god naar zijn eigen beeld en gelijkenis, naar eigen behoefte?

Of zal secularisme de lege plaats invullen? Als het van de vrijzinnigheid afhangt, komt er zeker niets in de plaats van kerk of God! Elk mens bepaalt zijn eigen waarden en normen, hogere doelen en bestemmingen: een humanisme dat de mens op Gods rechterstoel plaatst. Zal dus – eindelijk! – de mens zelf het heft in handen nemen en alle problemen oplossen op een betere, rationele en humane manier? Euh… hoeveel geloof hebben u en ik dat dat zal lukken? Deze groepen, met onderling nog vele verschillende visies, zijn in feite slechts een minderheid. Als we collectief kiezen om in niets hogers te geloven, wordt dan automatisch materialisme of hedonisme de nieuwe ‘religie’? Nihilisme is slechts één stap verwijderd van cynisme. De mensen die blij zijn met het ‘postchristelijke’, hebben dus ook serieuze vragen te beantwoorden.

Kortom, of je onze cultuur beschouwt als ‘postchristelijk’ hangt dus heel erg af van (1) wat je als ‘christelijk’ beschouwt, (2) of je zelf gelovig bent of niet, en (3) hoe je de toekomst inschat.

Hoe ‘postchristelijk’ is onze cultuur?

Origineel gepubliceerd op Doorbraak, zie hier voor lange versie.

Onze westerse cultuur wordt vaak ‘postchristelijk’ genoemd, maar is dit een feit, een mening of een wens? Wie heeft dat eigenlijk besloten of ‘gedecreteerd’? Is dat een product van een (neutrale) observatie of een (ideologisch gekleurde) droom? En als het iemands ‘observatie’ is, is deze dan wel grondig gebeurd? En objectief?

Want de feiten en statistieken tonen aan dat, ondanks een algemene daling, een stevige meerderheid zich nog steeds als ‘christelijk’ beschouwt. De meest recente cijfers van de onafhankelijke denktank Pew Research Center, uit 2018, geven het volgende beeld over West-Europa. In België noemt 56 procent zich christen, in Nederland (het enige Europese land onder de helft!) 48 procent; in Portugal 83 procent, zelfs in het zeer seculiere Frankrijk 64 procent. Met een gemiddelde van 71 procent kan je de christenheid in Europa absoluut niet afdoen als een ‘miniem of uitstervend groepje’.

In de marge

Maar er zijn natuurlijk ook feiten die de andere kant staven. De cijfers van het kerkbezoek – minstens éénmaal per maand – zijn in dalende lijn en laag: in België 10 procent, in Nederland 12 procent (terwijl de VS nog 50 procent hebben). Op de vraag of godsdienst voor iemand ‘zeer belangrijk’ is, antwoordt in België 10 procent positief, in Nederland 18 procent – ter vergelijking: Roemenië 55 procent en de VS 53 procent. Het is duidelijk dat religie in onze cultuur niet meer in het centrum staat, maar in de marge: ze is geduwd naar ‘de kerk en privé’.

Niet alleen in cijfers zien we de achteruitgang, maar ook in de geloofskwaliteit zelf. Als je onder hen die zich ‘christen’ noemen, zou vragen of ze geloven dat Jezus de Zoon van God is, de enige weg tot verlossing, opgestaan is uit de dood…, dan zou je schrikken. Het geloof is heel erg uitgehold, verwaterd, verdund: het verschil met zedenleer is soms erg klein. Je kan je ernstig afvragen of zulke ‘gelovigen’ nog als ‘christelijk’ kunnen worden beschouwd.

Spirituele burn-out

De cijfers van Pew tonen wel aan dat het vooral Europa is dat erg geseculariseerd is: in andere continenten zien we soms het tegendeel, en groeien kerken explosief. In Zuid-Amerika beschouwt 90 procent zichzelf als christen. De grootste megakerken (> 50.000 leden) zijn te vinden in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. De allergrootste – in Seoul, Zuid-Korea – groeide op 35 jaar tijd van vijf leden naar 700.000. En deze ‘nieuwe christenen’ zijn vaak veel enthousiaster en vuriger voor hun geloof, en brengen het door migratie weer terug naar Europa. Het ‘oude Europa’ scoort duidelijk het laagst van alle continenten: lijden wij hier aan een soort spirituele burn-out?

Dat het christendom in de westerse wereld niet meer het monopolie heeft, is duidelijk. Of het nog ‘dominant’ is in de cultuur, is al moeilijker te bepalen: de invloed van de morele waarden is nog zeer sterk, ook bij niet-gelovigen. Critici zeggen dat de seculiere, humanistische waarden voor 90-95 procent van de christelijke waarden ‘geleend’ zijn: de vruchten worden van deze boom geplukt, maar de boom zelf wordt verworpen.

In de jaren ‘70-‘80 voorspelden sommige atheïsten dat, gezien het dalende kerkbezoek, het nog maar enkele decennia zou duren voor het christendom definitief voorbij zou zijn. Zij verkneukelden zich al bij de gedachte dat spoedig alle kerken musea zouden zijn. Maar gaandeweg werd duidelijk dat deze voorspellingen allemaal niet zijn uitgekomen: op sommige plaatsen vindt een herleving plaats. Er komen nieuwe kerken en bewegingen op, ook onder jongeren. Atheïsten kunnen moeilijk verwerken dat ondanks meer wetenschap en kennis religie toch niet afneemt.

Tegen de stroom in

Hoewel het christendom verre van dood is, is de mainstream in onze cultuur in deze tijd zeker wel seculier. Geloven is erg ‘tegen de stroom in’: het is niet ‘cool’ of ‘hip’. Het lijkt of je dit moet verantwoorden: of je je er niet een beetje voor schaamt? Ben je wel mee met de tijd, verlicht? Zoals er vroeger sterke sociale druk was om te geloven, werkt deze nu in tegengestelde richting. Zoals deze stem in de media vroeger het monopolie had, wordt ze nu doodgezwegen: christelijke referenties worden geboycot uit naam van neutraliteit en secularisme. Toch een beetje vreemd voor een continent waar de meerderheid zich nog altijd christen noemt.

Volgens het postmodernisme zijn álle ‘grote verhalen’ (ideologieën of -ismen) definitief voorbij: modernisme, communisme, socialisme, kapitalisme, liberalisme… Dus niet alleen het christendom! We zitten dus eerder met een algehele spirituele crisis waarbij we níéts meer geloven.

En als we ‘post-’ zijn, wat zijn we nu dan? Want het is makkelijk iets af te breken en buiten te gooien, maar wat komt ervoor in de plaats? Is er een ernstige kandidaat-opvolger in zicht? Sommigen geloven dat de neerwaartse curve na een dramatisch dieptepunt weer naar boven zal buigen en er een revival zal plaatsvinden. Anderen zeggen dat we vandaag multireligieus zijn, vrijelijk gaan shoppen op de levensbeschouwelijke markt. Is religie vervangen door 101 vormen van zelf gebricoleerde spiritualiteit, en zijn we ‘religie-fluïde’? Ieder maakt een god naar zijn eigen beeld en gelijkenis, naar eigen behoefte?

Secularisme

Of zal het secularisme de lege plaats invullen? Als het van de vrijzinnigheid afhangt, komt er zeker niets in de plaats van kerk of God. Elke mens bepaalt zijn eigen waarden en normen of hogere doelen: een humanisme dat de mens op Gods rechterstoel plaatst. Zal de mens dan eindelijk alle problemen zelf oplossen op een betere, rationele en humane manier? Euh… Voor dit ‘-isme’ moet je véél geloof hebben, nietwaar?

Deze groepen, met onderling nog vele verschillende visies, zijn in feite ook slechts een minderheid. Als we collectief kiezen om in niets hogers te geloven, wordt dan automatisch materialisme of hedonisme de nieuwe ‘religie’? Nihilisme is slechts één stap verwijderd van cynisme. De mensen die blij zijn met het ‘postchristelijke’, hebben dus ook serieuze vragen te beantwoorden.

Kortom, of je onze cultuur beschouwt als ‘postchristelijk’ hangt dus heel erg af van (1) wat je als ‘christelijk’ beschouwt, (2) of je zelf gelovig bent of niet, en (3) hoe je de toekomst inschat. Maakt u zelf de analyse?

C’axent: de electorale relevantie van het christendom

Artikel overgenomen van Doorbraak.be, waar het gepubliceerd werd door Roan Asselman.

De christelijke koepelbeweging C’axent werd nieuw leven ingeblazen met een eerste verkiezingscongres op 16 maart.

Op zaterdag 16 maart vond het verkiezings- en themacongres van de christelijke koepelorganisatie C’axent plaats. Een doorstart na tien jaar.

C’axent werd twintig jaar geleden opgericht door Kris Vleugels met als ‘doel christelijke waarden meer te laten doorwegen in de politiek’. Vleugels is geen onbekende binnen christelijke middens: tussen 1995 en 2000 was hij CVP-gedeputeerde in Limburg. Dankzij de steun van het christelijk middenveld kreeg hij in 2007 de negende plaats toegewezen op de Senaatslijst van de CD&V/N-VA. Maar zijn meer dan 40.000 voorkeurstemmen waren net niet genoeg om hem van een zitje te verzekeren.

Wissel

Vleugels greep het eerste congres in jaren aan om de fakkel door te geven aan een nieuwe generatie. De 30-jarige David Monjaerts moet de koepelbeweging een nieuw elan geven: ‘We moeten de christelijke eilandjes met elkaar verbinden’, aldus de nieuwe C’axent-voorzitter. ‘Er is heel wat meer dat ons bindt dan dat ons scheidt. En onze slagkracht, die vertienvoudigt wanneer we met één stem spreken.’

Op de vraag of het christendom een electorale kracht moet blijven, is Monjaerts duidelijk: ‘De partijpolitiek draait met de maatschappelijke wind, en het is aan ons om ervoor te zorgen dat die wind de juiste richting uitdraait. De christelijke waarden zijn een van de pilaren van het Westen, van dit land. Het zou dan ook bijzonder dom zijn om ze de rug toe te keren.’ En wat zijn die christelijke waarden? Volgens Monjaerts gaan ze over ‘Een cultuur van leven. Een cultuur waarbij we opkomen voor het ongeboren én het geboren leven, kind en volwassene. Een gezonde leefomgeving en een morele maatschappij, zonder de dictatuur van de markt en wars van uitbuiting en uitsluiting.’

Koepel

Op het verkiezingscongres waren een tiental christelijke of door het christendom geïnspireerde organisaties aanwezig. Cherut, bijvoorbeeld,  haalt vrouwen in Brussel, Antwerpen en Gent uit de prostitutie en begeleidt hen bij de zoektocht naar een alternatieve loopbaan. ‘Cherut gaat trouwens verder’, benadrukt Monjaerts. ‘Met de uitbating van koffiebar KoffieKlap geeft Cherut vrouwen uit moeilijke situaties de kans om ervaring in de horeca op te doen. Het is dit soort christelijke actie die wij vanuit C’axent met plezier in de schijnwerpers plaatsen.’

Een andere organisatie die een delegatie stuurde, was Open Doors. Open Doors houdt data bij over christenvervolging over de hele wereld. Het is volgens Monjaerts ‘opmerkelijk dat Open Doors in andere landen een partner van overheden en politiek is, maar hier in België vooral genegeerd wordt. Zij hebben de info, zij hebben de data, maar blijkbaar is die niet overal even gewenst’.

En een laatste opmerkelijke aanwezige was Stuurboord, de conservatieve beweging binnen de cd&v die de partij aanport om naar rechts op te schuiven. De nieuwe voorzitter van C’axent is zelf gepokt en gemazeld binnen de christendemocratische partijpolitiek en was zichtbaar tevreden.

Wat de partijpolitiek verder betrof, liet de Vlaamse volksvertegenwoordiging verstek gaan voor deze eerste editie van het hernieuwde congres. Alleen Ellen Samyn (Vlaams Belang) tekende present. Ook Marc-Antoine Mathijsen, oud-kandidaat-voorzitter van Les Engagés, sloot later op de dag aan.

Gaat Van Grieken christelijk om met migranten?

Origineel gepubliceerd in De Morgen en La Libre.

Op een week tijd kwam ik onlangs in Brussel driemaal in aanraking met migranten. Deze voorvallen kunnen wat licht werpen op de uitspraak van Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken in De Tijd dat hij het ‘Vlaamse’, ‘blanke’ en ‘christelijke’ graag dominant ziet in onze maatschappij.

Mijn gezin kan deze drie factoren namelijk aanvinken. Daarenboven zijn we met drie dochters en een vierde kind op komst het soort groot, traditioneel gezin dat zijn partij wel kan smaken. Alleen vrees ik dat we onze christelijke identiteit soms iets té serieus nemen. Toch als het gaat om migranten. Ik probeer namelijk met vallen en opstaan de woorden van Jezus te praktiseren wanneer ik migranten tegenkom. En wanneer dat lukt, ziet het er vaak toch anders uit dan wat ik mij inbeeld wanneer Van Grieken over migranten spreekt.

De andere wang

Op donderdagavond 15 februari kwam ik in Brussel-Noord om de bus naar huis te nemen. Toen een zatte dakloze van Noord-Afrikaanse origine een vrouwelijke buschauffeur lastigviel, kwam ik tussenbeide. Ik vroeg de man herhaaldelijk om van de bus te stappen, wat leidde tot beledigingen, gespuug in mijn gezicht en een klap op de wang. Wanneer ik de man vriendelijk bleef verzoeken van de bus af te stappen, maakte hij zich klaar om nog een mep uit te delen. Ik liet hem mij nog driemaal slaan.

De meesten weten dat Jezus zei: “Wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe.” Misschien is dat naïef. Zo oordeelde de glimlachende toeschouwer die met een ijsje in de hand aan mijn vrouw en kinderen uitlegde wat voor een lafaard ik was. Maar christelijk is het wel. En Van Grieken ziet Vlaanderen graag christelijk. De andere wang keren toekeren is trouwens krachtiger dan men denkt. De situatie aan Brussel-Noord is niet geëscaleerd en toch werd de buschauffeur niet aan haar lot overgelaten. En Gandhi kreeg met deze methode het hele Britse rijk op z’n knieën.

Wil Van Grieken graag dat we migranten die ons slaan de andere wang toekeren?

Bidden

De dag voordien stapte ik in Schaarbeek met mijn gezin naar huis toen een Somalische vluchteling ons smeekte om 50 eurocent. Ik vroeg hem naar zijn situatie. Na vier jaar onder bruggen te slapen in Parijs leeft hij nu al meer dan een jaar als dakloze in de straten van Brussel. Even lang loopt zijn asielaanvraag hier. In al die tijd werd hij nog maar één keer gehoord bij het Commissariaat-generaal. Ondertussen zorgt hij voor een verlamde Pool met wie hij in een tentje slaapt. Hij was de wanhoop nabij.

Toen ik hem vertelde over een nabijgelegen kerk die tweemaal per week maaltijden verzorgt en voor korte tijd onderdak aanbiedt, werd hij euforisch. Na mezelf ervan verzekerd te hebben dat hij de kerk zou vinden, bood ik aan om voor hem te bidden. Hij viel me met tranen in de armen terwijl ik zijn situatie aanklaagde bij God. Bij het afscheid bleef hij mij omhelzen en zeggen hoe dankbaar hij was dat we hem hadden laten voelen dat hij een mens van vlees en bloed was.

Wil Van Grieken graag dat we migranten het gevoel te geven dat zij evenwaardige mensen zijn, onvoorwaardelijk geliefd door God? En dat we met hen bidden?

Gastvrijheid

De vrijdag voordien was ik in de kerk waar ik deze Somaliër naar verwees. Ik sprak er met een Syriër en een Palestijn uit Gaza die eveneens op straat leven en al enkele weken in deze kerk komen eten. Omdat ik vijf jaar in het Midden-Oosten woonde, weet ik heel goed dat zij mij in eigen land zonder nadenken onderdak zouden aanbieden.

En ik weet ook heel goed dat Jezus scherpe woorden had voor zij die niet gastvrij zijn: “Ga weg van Mij, vervloekten (…) Ik ben hongerig geweest en u hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en u hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij niet gastvrij onthaald; (…) Voor zover u dit voor een van deze geringsten niet gedaan hebt, hebt u het ook niet voor Mij gedaan.”

Toch twijfelde ik tot mijn thuiskomst ’s avonds. Pas dan besloot ik alsnog die twee mannen op te bellen en ze de nacht bij ons door te laten brengen. In Midden-Oosterse stijl bleven we laat doorpraten bij koffie en nootjes, en in de ochtend aten we samen een Libanese maaltijd.

Wil Van Grieken graag dat we gastvrij zijn voor vreemdelingen?

Cultuurchristendom

Deze verhalen dienen niet om te pochen of om me heiliger voor te doen dan Van Grieken. De meeste weken heb ik helemaal niet zulke ervaringen, net omdat het me vaak niet lukt om te handelen zoals Jezus.

Ik schrijf omdat Van Grieken zegt Vlaanderen graag christelijk te zien, maar ik de indruk heb dat hij niet begrijpt hoe Christus wil dat we met migranten omgaan. Als hij de naam van Christus echt hoog in het vaandel wil dragen zou het soort hardvochtig en nietsontziend migratiediscours als dat van Vlaams Belang toch serieus moeten wringen? Dat discours leidt alleszins niet tot het soort ontmoetingen dat ik hierboven beschreef.

Als Van Grieken echter bedoelt dat hij voor een cultuurchristendom staat, waarbij veel van Jezus’ woorden systematisch genegeerd worden – zoals wel vaker voorkwam in de christelijke geschiedenis – dan kan ik hem beter begrijpen. Maar dan laat Van Grieken naar mijn mening beter het ‘christelijke’ vallen, want met Christus heeft het niet veel te maken.

Abortus in de Franse Grondwet

Artikel overgenomen van Doorbraak.be, waar het gepubliceerd werd door Marc Geleyn.

Zoals Vladimir Poetin in het Kremlin, schreed de présidente van de Franse assemblée, Yael Braun-Pivet,  door een lange dubbele haag van paradesoldaten naar het parlement. Daar stemden de verenigde kamers met grote meerderheid om het recht op Abortus op te nemen in de Grondwet. De ja-stemmers applaudisseerden minutenlang. Op de Place du Trocadéro, waar een menigte op groot scherm de stemming had gevolgd, brak gejubel uit.

Amper twee weken tevoren had hetzelfde parlement Robert Badinter herdacht die als minister van justitie in 1981 de doodstraf afschafte, ‘want menselijk leven heeft sacrale waarde’. Nu onderstreepte Braun-Pivet, die zich blijkbaar niet bewust was van de pijnlijke contradictie, de morele voortrekkersrol van Frankrijk in de keuzevrijheid van de vrouw voor wat met een leugenmetafoor ‘zwangerschapsonderbreking’ heet.

Grote zwenking

Inzake abortus hebben we de voorbije decennia wel een heel grote zwenking gemaakt. Tot in de jaren tachtig gold abortus nog als ‘misdrijf en vergrijp tegen het gezin en de openbare zeden’ en kon het als zodanig bestraft worden. Dan werden de straffen afgeschaft en een periode aanvaard, gewoonlijk de eerste drie maanden, waarin abortus wel kon, mits bedenktijd en overleg. Linkse en liberale partijen willen die periode verlengen. Daarover gaat het debat al bijna twee generaties.

Maar ‘abortus als grondwettelijk recht’, daarmee zitten we op een andere planeet. Wat drijft wetgevers om een Grondrecht te maken van de vrijheid van een moeder om haar ongeboren kind te doden  – een daad die duidelijk een morele orde verstoort? Wat is de diepere beweegreden van zo’n drastische stap?

Is het die veelgeroemde omwenteling van waarden en normen die eeuwenlang golden en die gezin, afstamming en ouderschap in een stabiel kader zagen, in het besef dat leven een geschenk van God is? Of is de beweegreden het mededogen met een moeder die geconfronteerd wordt met sociale en economische perikelen als ze het kind uitdraagt? Begrip opbrengen voor moeilijke situaties is deel van ons wereldbeeld en van onze rechtspraak, maar van iets dat in se verkeerd is, een recht maken, kan toch niet?

Maître de son corps

Zeker is dat de beslissing om abortus tot een grondrecht uit te roepen niet aansluit bij een over vele eeuwen opgebouwde morele doctrine, of bij de philosophia perennis, of in overgeleverde juridische inzichten. Nog minder heeft deze beslissing ook maar iets te maken met een sociale visie op gezin en ouderschap, noch op het begeleiden van jonge moeders of het kansen geven aan kinderen van ongehuwde moeders. Al deze sociale concepten die we in duizenden jaren met vallen en opstaan hebben opgebouwd en die tot de kern van ons beschavingsproject horen, kwamen niet aan bod in het politiek debat dat aan deze drastische beslissing vooraf ging.

Het enige argument dat aan bod kwam en ook de doorslag gaf, was de keuzevrijheid van de vrouw (het woord moeder wordt niet gebruikt): maître de son corps, baas in eigen buik, los van elk religieus, familiaal of maatschappelijk dictaat, los ook van elke morele plicht. Abortus als recht gaat duidelijk heel wat verder dan het klassieke liberalisme. Dat liberalisme had nog oog voor gezin en ouderschap en zocht een evenwicht, een middenweg tussen verbod en begrip voor probleemsituaties.

Wat ‘abortus als grondrecht’ dus in de kern aanstuurt is de wil naar comfort, seks zonder consequenties, en het verlangen zich geen zorgen te moeten maken over morele bezwaren.

Voor president Macron en de parlementairen die deze wet aannamen lagen de beweegredenen anders. Hen ging het uitsluitend om stemmen. De kiezer wil nu eenmaal zijn comfort. Abortus ligt nu eenmaal in de markt. Les Républicains en het Rassemblement National, waarvan velen tot voor kort nog tegen waren, maakten een grote bocht en stemden nu mee met de meerderheid. En niet toevallig kwam het oorspronkelijke voorstel van Macron luttele uren nadat het Amerikaanse Oppergerechtshof in juni 2022 een einde maakte aan het grondwettelijk recht op abortus in de VS.

Gewetensvrijheid

‘Abortus als recht’ gaat uiteraard bittere gevolgen hebben voor de gewetensvrijheid. Al in juni 2021, toen het Europees Parlement abortus tot een recht verklaarde, riep het de EU-lidstaten op om ‘gewetensbezwaren weg te werken’. Abortus is niet meer dan een medische ingreep, en die weigeren uit te voeren ‘is een inbreuk tegen het recht op leven’… (sic). In België zijn we al zover: gewetens-bezwaren bij zorginstellingen om euthanasie binnen hun muren te laten uitvoeren, zijn al verboden.

Geweten is de radar voor ons begrip over goed en kwaad. Nu zijn geweten, natuurwet, goed en kwaad, concepten waar Verlichting en liberalisme niet mee overweg kunnen. Voor de moderne mens geldt alleen de autonomie van het individu, dat geen extern gezag aanvaardt. Gewetensbezwaren zijn ouderwets, of erger, barrières voor onze vrijheid en onze rechten.

Het nationaalsocialisme zag het geweten als een christelijk concept en had er alleen maar minachting voor. Het geweten stond de biologische band tussen enkeling en volk in de weg. Het communisme redeneerde in exact dezelfde trant, en aanvaardde niet dat een concept zoals geweten de band tussen individu en klasse zou vertroebelen.

Het moderne liberalisme redeneert vanuit een gelijkaardig absoluut concept: de autonomie van het individu. Het aanvaardt geen extern gezag, en zeker geen concepten met christelijke bijklank zoals geweten. Gewetensbezwaren staan het recht op abortus en op euthanasie in de weg. Daarom wil de machtselite in de EU het concept geweten opruimen.

Abortus in België

De Franse beslissing om abortus tot een grondwettelijk recht uit te roepen is voor de linkse en liberale partijen in België bijzonder welgekomen. Die partijen zijn sinds begin dit jaar aan een offensief begonnen om de normen in een aantal ethische thema’s af te bouwen. Het gaat om abortus, draagmoederschap en laïciteit, in de Grondwet.

Blijkbaar willen die partijen deze thema’s als een pakket behandelen, om beter te kunnen onderhandelen en te koppelen. Zij leggen er de nadruk op een beroep te hebben gedaan op ‘wetenschappelijke expertise’, om zo de ethische bezwaren van de oppositie te ontkrachten. Voor abortus waren het de universiteiten die het advies aanreikten dat de regeringspartijen graag hoorden. Voor draagmoederschap werd een beroep gedaan op het Bio-ethiek Comité, dat ook de gewenste links-liberale aanbevelingen gaf.

Voor abortus liggen de nieuwe wetsvoorstellen bij de links-liberale partijen gereed. Wat zij beogen is abortus op aanvraag, abortus als recht, het optrekken van de termijn van 12 naar 18 weken of meer, én het herleiden van de bedenktijd naar 48 uur. Zij willen abortus volledig sanctievrij, als een medische ingreep. Wie zich tegen een medische handeling verzet, is strafbaar. De gewetensvrijheid die ziekenhuizen en zorgcentra nu al niet meer mogen inroepen bij euthanasie, zou dan ook niet meer voor abortus mogen.

De laatste tijd focust het abortusdebat ook in België op een zogenaamd ‘recht’ op abortus, op het vermeende keuzerecht van de moeder, en op het stadium waarin het kind in de baarmoeder pijn begint te voelen, als zijnde het moment waarop het niet meer zou passen het te doden. Over die levensvatbaarheid zei professor Bernard Spitz onlangs nog: ‘De ethische logica dat een niet levensvatbaar kind mag gedood worden en een levensvatbaar niet, ontgaat me’. Mij ook, beste professor.

Over gevangenissen, overbevolking, recidive en menselijkheid – bedenkingen van een aalmoezenier

Origineel gepubliceerd in Humo en op DeWereldMorgen.

Gevangenissen zijn weer eens in het nieuws: overbevolking en stakingen. Goed dat het in het nieuws komt. Er is reden om te staken. De overbevolking swingt de pan uit. Antwerpen drukt op de alarmknop. Geen nieuwe gevangenen tot het aantal voldoende gezakt is. Andere arresthuizen doen mee. Oh, nu is er een probleem. Waar moeten we nu met de gevangenen naartoe? Dan wordt er beslist om de druk van de ketel te halen.

Onder bepaalde condities mogen gevangenen met verlengd penitentiair verlof: ze mogen een maand naar buiten om dan terug een maand binnen te komen. Een andere gevangene mag dan buiten, terwijl de eerste terug binnen is. Mijn eerste reactie: ik vind het een pijnlijke maatregel. Je mag een volledige maand van de vrijheid gaan genieten, en dan moet je terug naar binnen. Dat eerste is leuk, dat tweede keihard. Maar ik zie ook dat het wordt toegepast op mensen die binnenkort vrij zouden komen. De kans is reëel dat ze niet terug moeten komen. Oef…

En of dit nu prettig is of niet, het blijft een oplossing die tijdelijk even de druk van de ketel haalt. De structurele en steeds groeiende overbevolking wordt hiermee niet opgelost.

Ik ben een geestelijke verzorger in de gevangenis. Nabij zijn bij gevangenen is mijn taak. Ik besef dat ik vandaaruit vanuit een bepaalde hoek naar de problemen kijk. Maar het is wel een hoek die ook aandacht verdient. Mijn visie vertrekt vanuit de gevangenen zelf, vanuit een meeleven, een bezorgdheid. Het is deze kant die ik graag wil belichten.

In België is er dubbel zoveel kans op recidive als in andere Europese landen (ongeveer 70 procent, tegenover bijvoorbeeld 30 procent in Nederland). Het lijkt me dus belangrijk, bij het zoeken naar een structurele oplossing voor overbevolking, dat er naar de verschillen gekeken wordt. Als we de recidive kunnen verminderen, zullen er minder gevangenen zijn, en verminderen we ook heel wat leed.

Waar zitten dan de verschillen? Een gevangenisstraf heeft drie doelen: de maatschappij beschermen tegen misdrijven, en dus wordt de dader tijdelijk zijn vrijheid ontnomen. Het tweede doel is een soort gerechtigheid door te voeren ten aanzien van het slachtoffer en de dader. En het derde doel is zorgen dat de gedetineerde beter wordt van de gevangenisstraf. In België is men heel sterk gericht op het straffen, op de veiligheid, op het weghalen uit de maatschappij. Aan de terugkeer naar de maatschappij wordt er veel minder aandacht besteed. Ook binnen in de gevangenis komt dat terug: als je stout bent, word je gestraft. Of: zwijg en ga in je kot.  Dat kan zijn nut hebben, maar is niet voldoende. De mentaliteit zou moeten veranderen naar: als deze persoon uit de gevangenis komt, zou hij beter moeten functioneren, en daar werken we aan. Er zou heel wat meer tijd, energie en geld mogen gaan naar de moeilijkheden waarmee deze mensen kampen. De meeste mensen komen niet béter uit de gevangenis. Dat heeft zelfs een naam: detentieschade. Ze hebben jaren niet zelf mogen denken, beslissingen nemen; ze zijn hun job kwijt, hun woonst, vaak ook heel wat van hun (goede) contacten; hun gezondheid is achteruit gegaan omwille van de beperkte medische hulp; en ze starten niet van nul, maar onder nul, omdat ze er ook nog een zware boete bovenop hebben. Ze komen vrij uit de gevangenis, en hebben de beste intenties, maar stoten op zoveel moeilijkheden en gaan ten onder aan de druk…

Het is niet dat er niks aangeboden wordt in de gevangenis: er is wel wat vorming of opleiding. Maar tegelijk werd onlangs de mogelijkheid om vanuit de gevangenis een secundair of hoger onderwijsdiploma te halen nog stopgezet. De mensen die voor de begeleiding daarrond instonden hebben allemaal een andere job mogen zoeken.

Er is ook een aanbod aan psychologische hulp. Op 330 gevangenen kunnen er in een jaar tijd 25 individuele psychologische begeleiding krijgen. Dat is toch wel erg beperkt…

Toen ik besloot om als aalmoezenier in de gevangenis te gaan werken, heb ik naast mooie, bemoedigende reacties uit mijn omgeving, ook best wat negativiteit op mijn dak gekregen. “Ga jij daar je tijd in steken?”  “Die mensen zijn onverbeterlijk, wat een verspilling.” Ik had dat niet verwacht, maar heb wel ontdekt dat dat een vaak voorkomende visie is in de maatschappij – gevoed door de media, die bepaalde mensen die ze zelf psychopaten noemen, keer op keer negatief geframed laten terug komen. In dat klimaat heb je een moedige politicus nodig die wil investeren in gevangenen in plaats van gevangenissen – of beide, want ja, sommige gevangenissen hebben meer nodig dan een likje verf om ze humaner te maken.

Aan de mensen met bedenkingen bij mijn job: jullie kennen het leven in de gevangenis waarschijnlijk niet. Wij maken een verschil in vele levens. We brengen hoop, waar er geen hoop meer is, wij hebben lief op een plek waar er weinig liefde is, wij wandelen naast gedetineerden waardoor hun kijk verandert. Maar er is wel meer nodig.

Aan onze politici: durf een ommekeer te maken. Heb de moed om te investeren, zodat recidive vermindert.

En aan de gewone lezer: een gevangene is meer dan een crimineel. Hij is ook een mens.

Generatie generatieve AI

Origineel gepubliceerd in De Standaard.

“Smartphones ontwrichten scholen”, kopte deze krant (DS 4 maart). Een generatie na de intrede van de smartphone (de iPhone in 2007) en sociale media (Facebook in 2004) hebben scholen er genoeg van. Want leerlingen praten niet meer met elkaar, kunnen zich niet meer concentreren en pesten elkaar online.

Het brede literatuuronderzoek van de Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan Haidt koppelt smartphone- en sociale­mediagebruik voorts ook aan de sterke stijging in mentale aandoeningen onder jongeren. Slaaptekort, verbrokkelde aandacht, verslaving en sociale vergelijking leiden tot een toename van depressie, angst, en zelfs zelfverminking en zelfdoding.

We hebben een generatie lang de bedrijven achter die systemen op ons laten experimenteren, terwijl zij in de eerste plaats uit zijn op winst en niet op ons welzijn. Sho­shana Zuboff beschrijft in The age of surveillance capitalism hoe Facebook en co. onze aandacht zo lang mogelijk proberen vast te houden – ze maken ons afhankelijk en verslaafd – om zo meer data te vergaren en ons meer gepersonaliseerde advertenties voor te leggen. Gelukkig is er een toenemend bewustzijn over die problematieken en nemen we er stilaan individueel en collectief maatregelen tegen. Ik hoop dat mijn kinderen – nu nog kleuters – opnieuw een betere schoolervaring zullen hebben, waarbij sociale media en smartphones een kleinere en positievere rol zullen spelen.

Alleen zijn er tegen dan waarschijnlijk nieuwe technologische problemen. Gisteren kopte deze krant: “Bijna helft van jongeren gebruikt maandelijks ChatGPT.” Na de internetgolf in de jaren 90 en de smartphonegolf in de jaren 2000 is er nu artifi­ciële intelligentie. Vooral de generatieve AI lijkt onstuitbaar. Zullen we uit kapitalistische over­wegingen – 48 procent van de Vlamingen gelooft dat generatieve AI ons zal helpen sneller en efficiënter te werken – opnieuw een grootschalig experiment lanceren en pas na 15 tot 20 jaar de balans opmaken? Zullen we dan we niet op dezelfde manier moeten concluderen dat ook generatieve AI studenten en scholen ontwricht? Deep­nudes zijn volgens Child Focus nu al een belangrijk probleem onder jongeren. Uit een Amerikaanse peiling blijkt dat 13 procent van de bevraagde studenten ChatGPT gebruikt om met psychologische en relationele problemen om te gaan – een zorgwekkende statistiek, al was het maar omdat ChatGPT neigt tot hallucineren. Collega’s op de VUB worden overspoeld door generieke motivatiebrieven van aspirant-doctoraatsstudenten, geschreven met ChatGPT. Waar is het kritische denken naartoe?

Er zijn veel goede toepassingen voor generatieve AI. Maar er zijn er ook erg slechte, die aantrekkelijk blijken. Als we niet goed het onderscheid maken en navenant reguleren, uit angst om de kapitalistische boot te missen, zetten we opnieuw het welzijn van een generatie op het spel met onbeproefde technologieën.

Het woord bij de daad voegen

Origineel gepubliceerd in Tertio.

In Brussel opende op 30 januari de World Interfaith Harmony Week met een lezing door medewerkers van Jesuit Refugee Service (JRS) France over ‘de uitdaging van de interculturaliteit’. Vanuit hun ervaringen als opvangnetwerk voor vluchtelingen spraken ze over het omgaan met culturele verschillen. Hun aanpak: niet oordelen, inclusief zijn.

Het mooie sociale initiatief JRS France hielp al duizenden vluchtelingen, wat in hun woorden tegelijk een druppel op een hete plaat is en een wereld van verschil betekent voor elk geholpen individu. Culturele verschillen tussen deze individuen gaan van andere eetgewoonten tot diepgewortelde verschillen in geloof en wereldbeeld. Na de lezing vroeg ik hoe JRS als christelijke organisatie omgaat met religieuze verschillen. De spreekster antwoordde dat ze op basis van humanistische waarden werken en dat het christelijke karakter van de organisatie niet naar voren wordt geschoven. JRS functioneert naar eigen zeggen op basis van een ‘open secularisme’: niet de gedwongen neutraliteit of anonimiteit van het Franse laicité, maar ook niet een fundamentalisme dat enkel vanuit eigen standpunt naar de wereld kijkt. In de praktijk zijn vrijwilligers en vluchtelingen vrij om over godsdienst te spreken, maar de organisatie stuurt dat geenszins.

Lees verder op Tertio met een gratis maandlang proefabonnement.

Geschapen naar het beeld van de mens

Origineel gepubliceerd in Tertio.

Wat heeft artificiële intelligentie te maken met vrede? Volgens paus Franciscus heel wat. In zijn boodschap voor de Werelddag van de Vrede ziet hij in de razendsnelle technologische ontwikkelingen van onze tijd mooie vooruitzichten, maar ook ernstige gevaren. Dat is natuurlijk zo met alles wat de mens onderneemt. Zo is AI een vergrootglas voor wie we zijn.

Technologische vooruitgang is van alle tijden. Van het wiel tot het internet: mensen proberen altijd hun levens te verbeteren. Dat is volgens Gods plan, schrijft paus Franciscus, als dat tenminste de hele mensheid ten goede komt. Dan draagt de vooruitgang bij tot de vervolmaking van de schepping en vrede tussen alle volkeren. 

Lees verder op Tertio met een gratis maandlang proefabonnement.

Valentijn: verliefdheid, liefde en relaties

Origineel gepubliceerd op Volzin.

De ‘Valentijnsgekte’ hangt weer in de lucht: de ‘gekte’ wordt natuurlijk gecreëerd door de commercie die erop springt. Valentijn is al eeuwenlang het feest van de verliefden. Iedereen die volop in deze fase zit of het ooit meegemaakt heeft, weet het: verliefdheid is iets prachtigs, iets overweldigends, zoals een roes. Je denkt dat je alles aankan: ongelooflijke energie en creativiteit komen vrij, bovenmenselijk altruïsme… Het is een beetje zoals doping in de sport: het voelt alsof je de Himalaya zou beklimmen voor dé liefde van je leven. Gelukkig is verliefdheid een legale doping en niet opspoorbaar in het bloed – enkel de hormonen dopamine, endorfine en oxytocine zijn terug te vinden.

Maar hoe gaat het eigenlijk met ‘de liefde’ tegenwoordig? Je zou verwachten dat het er supergoed mee gaat, want sinds de seksuele revolutie van de jaren ’60 is er bijna absolute vrijheid om te doen en te laten wat je wil. Geen gearrangeerde huwelijken, geen taboes, geen remmingen, veel voorlichting, onderzoek en literatuur… En toch: relaties lijken breekbaarder en fragieler dan ooit. In 1960 liep 1 huwelijk op 15 op de klippen, in 2013 1 op 2: een stijging met 750%. Welk virus heeft deze epidemie van gebroken relaties en gebroken harten veroorzaakt? Het lijkt wel of het nog nooit zo slecht gegaan is met de liefde in de wereld.

Er zijn inderdaad grote verschillen tussen verliefdheid en liefde: velen denken dat deze twee ongeveer hetzelfde zijn, maar ze kunnen in bepaalde situaties zelfs elkaars aartsvijand zijn. Verliefdheid is iets zaligs, maar de keerzijde is dat ze heel snel in het tegendeel kan omslaan – jaloezie en haat. De rozige gevoelens duren gemiddeld twee jaar, vertellen relatietherapeuten ons. Maar als de ‘doping’ uitgewerkt is, kunnen we dan nog liefhebben op eigen (spier)kracht? Of is de relatie dan voorbij en fladderen we naar de volgende ‘bloem’? Doping ontslaat een renner toch ook niet van training, discipline en op zijn tanden bijten?

Heel de Valentijn-hype heeft een gevaarlijk kantje: verliefdheid is een ‘instant feel good’-ervaring zonder inspanning, terwijl liefde soms hard werk is. Hollywood heeft liefde vervangen door romantiek: suikerzoet en sentimenteel, vaak een beetje kleverig. Het creëerde een zeer onrealistisch beeld van liefde: het moet bliksemsnel en overdonderend zijn, intens emotioneel, zonder lange termijn planning, voor directe consumptie.

Men spreekt tegenwoordig overal van duurzaamheid – op vlak van energie, bouwen en verpakkingen – , maar op gebied van relaties vinden we dat ‘afwisseling’ ten allen tijde moet kunnen!? We veroordelen een wegwerpmentaliteit inzake plastic, maar bij relaties kijken we de andere kant op? We protesteren hevig als er geëxperimenteerd wordt met ons voedsel of met proefdieren, maar experimenteren met ons ‘sociaal kapitaal’ is ‘modern’ en grensverleggend. Als het gaat over díngen leren we zorgvuldig ermee omgaan, maar als het gaat over ménsen worden we onverantwoord nonchalant en slordig. De volgende generaties betalen de prijs hiervoor – de factuur loopt al in de miljarden. De ondraaglijke lichtheid die we hierin als maatschappij tonen is soms verbluffend.

Jonge mensen geloven steeds minder in ‘de ware liefde’: ze worden cynischer en harder! Je kan het hen bijna niet kwalijk nemen, als je bedenkt waar ze de voorbeelden gezien hebben, of welke waarden hen ingelepeld worden in onze media. Maar wie er niet in gelooft, zal het zeker niet krijgen! Omdat hij er niet voor zal véchten! En nochtans, Europese waardenonderzoeken wijzen uit dat jongeren een duurzame relatie altijd op de hoogste plaats stellen, boven geld en carrière. Een tijdlang van de ene bloem naar de andere fladderen kan misschien leuk zijn, spannend en avontuurlijk, maar laat op termijn een leegte achter. Het is zo goedkoop en je voelt je op den duur ook zo goedkoop. Elk mens hunkert naar een duurzame relatie.

In de christelijke moraal is liefde het hoofdgebod, voor al onze naasten trouwens. Dit betekent dat je voor liefde kan kíezen, dat het mógelijk is, dat je het kan léren en er beter in worden. De seksuele revolutie wou alle taboes buitengooien, maar heeft een nog taaier taboe gecreëerd: het verwijzen naar morele normen in relaties – liefde, trouw, volharding, zelfopoffering. Deze leren we al decennia niet meer, want we zijn ‘postchristelijk’, modern, geëmancipeerd, vrijgevochten, seculier… en dus ook cynisch, nihilistisch en eenzaam.

In de heftige emoties van verliefdheid zit ‘ikzélf’ nog erg in het middelpunt, maar liefde is onbaatzuchtig gericht op de andere. 2000 jaar geleden schreef een briljant man een tekstje over de liefde dat wereldliteratuur geworden is: ‘De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze’. Het is het bekende ‘hooglied van de liefde’ van Paulus (1 Korinthe 13:1-12). Dit is volwassen liefde, met spierballen en ruggengraat.

Zulke ‘zuivere’ liefde is misschien even zeldzaam als zuiver goud, maar ze bestáát wel! Als er niet iets puurs zit in de liefde, houdt ze geen stand: dan is het een vermomd egoïsme, een economische berekening: ‘zolang ik meer voordeel eruit haal dan nadeel, blijf ik in deze relatie’. Verliefdheid is de kinderlijke (en soms kinderachtige) versie van liefde, maar liefde moet volwassen worden. En net zoals een mens altijd het kinderlijke in zich moet blijven bewaren, zo hoort de verliefdheid altijd aanwezig te blijven in een relatie. Maar verliefdheid kan nooit het fundament, de brandstof zijn van een levensrelatie. De sprankelende spontaniteit van verliefdheid is tegelijk haar zwakte: ze mist standvastigheid.

Verliefdheid kan soms de vijand zijn van liefde! De mensen die zich hebben laten meeslepen door een verliefdheid, hun bestaande relatie en gezin hebben gedumpt en totaal ten gronde gegaan zijn…, je zou ze de kost niet willen geven. De puinhopen van gebroken relaties zijn waarschijnlijk de grootste bron van emotionele ellende in een mensenleven.

Soms hoor je mensen in een uitgebluste relatie zeggen: ‘we voelen niets meer voor elkaar’. Maar… het is eigen aan emoties dat ze op en af gaan. Elk huwelijk komt in die fase en moet daardoorheen. Een mens is niet louter speelbal van vlagen van emoties, geen slachtoffer van hormonen: hij kan kiezen, ook tégen zijn gevoelens in. Hij kan op zijn tanden bijten en doorzetten, omdat een gegeven woord óók iets waard is. Er bestaan tal van eenvoudige en gezonde regels over hoe mannen en vrouwen met elkaar kunnen omgaan zodat ze het beste uit elkaar halen. Als er aan het begin gezonde gevoelens van verliefdheid waren, kunnen die terugkomen.

Zo vaak hoor je: ‘liefde maakt blind’, maar niets is minder waar! Niet liefde, maar verliefdheid maakt blind! Liefde is vaak juist helderziend en kan tegelijk zeer realistisch zijn. Als liefde op de eerste plaats staat, is verliefdheid allerzaligst.