Hoe ‘postchristelijk’ is onze cultuur? (lange versie)

Origineel gepubliceerd op Doorbraak in verkorte versie.

Onze westerse cultuur wordt vaak ‘postchristelijk’ genoemd, maar is dit een feit, een mening of een wens? Wie heeft dat eigenlijk besloten of ‘gedecreteerd’? Is het een product van een (neutrale) observatie of een (ideologisch gekleurde) droom? En als het iemands ‘observatie’ is, is deze dan wel grondig gebeurd, diepgaand en objectief?

Want de feiten en statistieken tonen aan dat, ondanks een algemene daling, een stevige meerderheid zich nog steeds als ‘christelijk’ beschouwt. De meest recente cijfers van het Pew Research Center uit 2018 geven volgend beeld over West-Europa: in België noemt 56% zich christen, in Nederland (het enige Europese land onder de helft!) 48%; in zes landen is dit nog boven de 75%, in Portugal 83%, zelfs in het zeer seculiere Frankrijk 64%. En ook die lage 48% in Nederland blijft nog veruit de grootste van alle levensbeschouwelijke groepen. Met een gemiddelde van 71% kan je de christenheid in Europa absoluut niet afdoen als een ‘miniem of uitstervend groepje’.

Maar er zijn natuurlijk ook ‘harde feiten’ en cijfers die de andere kant staven. De cijfers van het kerkbezoek – minstens éénmaal per maand – zijn in dalende lijn en laag: in België 10%, in Nederland 12% (terwijl de VS nog 50% hebben). Op de vraag of godsdienst voor iemand ‘zeer belangrijk’ is, antwoordt in België 10% positief, in Nederland 18% – ter vergelijking: Roemenië 55% en de VS 53%. Het is duidelijk dat religie in onze cultuur niet meer in het centrum staat, maar in de marge: ze is geduwd naar ‘de kerk en privé’.

Niet alleen in cijfers zien we de achteruitgang, maar ook in de geloofskwaliteit zelf. Als je onder hen die zich ‘christen’ noemen zou vragen of ze geloven dat Jezus de Zoon van God is, de enige weg tot verlossing, opgestaan is uit de dood…, dan zou je schrikken. Het geloof is heel erg uitgehold, verwaterd, verdund: het verschil met zedenleer is soms erg klein. Zelfs de algemene kennis over basisfeiten – bijvoorbeeld ‘Wat vieren we met Pasen?’ – is uitermate zwak. Je kan je ernstig afvragen of zulke ‘gelovigen’ nog als ‘christelijk’ kunnen beschouwd worden.

De Pew-cijfers tonen wel aan dat het vooral Europa is dat erg geseculariseerd is: in andere continenten zien we soms het tegendeel, en groeien kerken explosief. In Zuid-Amerika beschouwt 90% zichzelf als christen. De grootste megakerken (> 50.000 leden) zijn te vinden in Azië, Afrika en Zuid-Amerika: een kerk die op 35 jaar tijd groeide van 5 leden naar 700.000 – in Seoul, Zuid-Korea – mag toch wat wenkbrauwen doen fronsen, nietwaar? En deze ‘nieuwe christenen en kerken’ zijn vaak veel enthousiaster en vuriger voor hun geloof, en brengen het door migratie weer terug naar Europa. Het ‘oude Europa’ scoort duidelijkst het laagst van alle continenten. De West-Europese christenen vergelijken met de Amerikaanse is erg veelzeggend: wie minstens maandelijks naar de kerk gaan: 31 vs 64%; wie godsdienst ‘zeer belangrijk’ vindt: 14 vs 68%; wie dagelijks bidt: 18 vs 68%; wie absoluut zeker is van Gods bestaan: 23 vs 76%. Lijden wij hier aan een soort spirituele burnout?

Dat het christendom in de westerse wereld niet meer het monopolie heeft, is duidelijk. Of het nog ‘dominant’ is in de cultuur, is al moeilijker te bepalen: de invloed van de morele waarden is nog zeer sterk, ook bij niet-gelovigen – zeker de oudere generaties die ze via hun ‘strenge’ opvoeding mee ingestampt hebben gekregen. Critici zeggen dat de seculiere, humanistische waarden voor 90-95% van de christelijke waarden ‘geleend’ zijn: de vruchten worden van deze boom geplukt, maar de boom zelf verworpen.

In de jaren ‘70-‘80 voorspelden sommige sociologen dat, gezien het dalende kerkbezoek, het nog slechts enkele decennia zou duren voordat het christendom definitief voorbij zou zijn. Atheïsten verkneukelden zich dat spoedig heel de wereld ‘het heldere licht van de wetenschap zou zien’, en alle kerken tot musea zouden worden, een reliek uit vroegere tijden. Maar gaandeweg werd duidelijk dat deze voorspellingen allemaal niet zijn uitgekomen: op sommige plaatsen vindt een herleving plaats, het opkomen van nieuwe kerken en bewegingen, ook onder jongeren. Atheïsten kunnen moeilijk verwerken dat door meer wetenschap en kennis religie toch niet afneemt.

Ook uit een heel andere hoek werd het einde van het christendom geprofeteerd: de newage beweging (vanaf de jaren 1970) geloofde dat het traditionele christendom definitief voorbij was. Het tijdperk van de Vissen – gelinkt aan het christendom – maakte plaats voor het sterrenbeeld van Aquarius, en zou een hoger spiritueel niveau brengen: de mens zou voortaan veel helderziender zijn, fijngevoeliger, harmonieuzer. Wat toen zulke grote hype was, wordt vandaag enkel nog in kleine, esoterische groepen geloofd. Het effect dat het wel gehad heeft, is dat de ene, georganiseerde religie meer en meer plaats gemaakt heeft voor 101 vormen van moeilijk definieerbare spiritualiteit.

Hoewel het christendom verre van dood is, is de mainstream in onze cultuur in deze tijd zeker wel seculier. Geloven is erg ‘tegen de stroom in’: het is niet ‘cool’, ‘in’ of ‘hip’. Het lijkt of je dit moet verantwoorden: of je je er niet een beetje voor schaamt? Ben je wel ‘normaal’, mee met de tijd, verlicht? Het hoort zeker niet thuis in bepaalde intellectuele kringen. Zoals er vroeger sterke sociale druk was om te geloven, is deze nu in de andere richting overgeslagen. Zoals deze stem in de media vroeger het monopolie had, wordt ze nu doodgezwegen: christelijke referenties worden geboycot uit naam van neutraliteit en secularisme. Toch een beetje vreemd voor een continent waar de meerderheid zich nog steeds christen noemt?

Kortom, er blijven veel vragen over. Is onze cultuur misschien eerder ‘postkerkelijk’? En wat is de link met ‘postmodern’? Volgens het postmodernisme zijn ook alle andere ‘grote verhalen’ (ideologieën of -ismen) definitief voorbij: modernisme, communisme, socialisme, kapitalisme, liberalisme… Is het dus een algemene crisis waarbij we níets meer geloven – dus niet alleen het christendom? Maar dan moeten we spreken over ‘nihilisme’… En is ‘postchristelijk’ iets definitief en absoluut, of komt er een ‘revival’? Sommige christelijke denkers zeggen zelfs dat het westen nooit echt ‘christelijk’ geweest is: dat het vooral een uiterlijk omhulsel was, bij elkaar gehouden door sociale druk, cultuur en traditie; en dat het uiteenvallen van deze aardse kerkstructuur (met haar rituelen, macht, politieke belangen) juist een kans is voor de echte boodschap van Jezus. Tja, zo kan je het dus ook bekijken…

En als we ‘post-’ zijn, wat zijn we nu dan? Want het is makkelijk iets af te breken en buiten te gooien, maar wat komt in de plaats? Is er een ernstige kandidaat-opvolger in zicht? Een betere, sterkere godsdienst, een zuiverder kerk? Sommigen zeggen dat we vandaag multireligieus zijn, vrijelijk gaan shoppen tussen alle groepen en stromingen. Is religie dus vervangen door spiritualiteit die ieder op zijn eigen manier invult, en zijn we ‘religie-fluïde’? Ieder maakt een god naar zijn eigen beeld en gelijkenis, naar eigen behoefte?

Of zal secularisme de lege plaats invullen? Als het van de vrijzinnigheid afhangt, komt er zeker niets in de plaats van kerk of God! Elk mens bepaalt zijn eigen waarden en normen, hogere doelen en bestemmingen: een humanisme dat de mens op Gods rechterstoel plaatst. Zal dus – eindelijk! – de mens zelf het heft in handen nemen en alle problemen oplossen op een betere, rationele en humane manier? Euh… hoeveel geloof hebben u en ik dat dat zal lukken? Deze groepen, met onderling nog vele verschillende visies, zijn in feite slechts een minderheid. Als we collectief kiezen om in niets hogers te geloven, wordt dan automatisch materialisme of hedonisme de nieuwe ‘religie’? Nihilisme is slechts één stap verwijderd van cynisme. De mensen die blij zijn met het ‘postchristelijke’, hebben dus ook serieuze vragen te beantwoorden.

Kortom, of je onze cultuur beschouwt als ‘postchristelijk’ hangt dus heel erg af van (1) wat je als ‘christelijk’ beschouwt, (2) of je zelf gelovig bent of niet, en (3) hoe je de toekomst inschat.