‘Links’ en ‘rechts’: hoe uit deze loopgravenoorlog geraken? Een pleidooi om een valse tegenstelling te overstijgen!

‘Is de nieuwe Nederlandse politicus Pieter Omtzigt links of rechts?’ is de eerste vraag die men stelt wanneer hij een nieuwe partij opricht. In Zelzate werden na de pestvideo’s van vorige week twee protestmarsen gehouden: eentje op dinsdag, vooral rechtse groepen, en op woensdag door de linkse organisaties. Vreemd, nietwaar? Waarom bepaalt of domineert deze tweedeling ons hele maatschappelijke debat, de politiek en zelfs de cultuur? En stuurt ze ons niet in nutteloze schijngevechten, misvormende karikaturen en energieverslindende polarisatie?

We zien in ons land, en eigenlijk in verschillende andere landen in de wereld, al vele jaren een politieke verrechtsing plaatsvinden: moeten we ons daar, zoals sommige media waarschuwen, grote zorgen over maken? Deze verschuiving kan veel ‘gezichten’ en onderliggende redenen hebben: opkomend nationalisme, de roep om een sterke leider, grote migratiegolven, de dreiging van een economische crisis en dus protectionisme, religieuze herleving, moreel conservatisme… Moeten we al die rechtse mensen op één hoop gooien of zouden de beleidsmakers beter naar hun (zeer diverse) bezorgdheden luisteren? In hun ogen is de verrechtsing waarschijnlijk een tegenreactie tegen een (doorgedreven) verlinksing, om weer ergens in ‘het midden’ te belanden.

De naderende verkiezingskoorts maakt ook dat beide kampen hun messen scherpen en de toon heftiger wordt, vooral ongenuanceerder. Jammer, want het maakt elk open gesprek en kruisbestuiving onmogelijk. Het gaat niet op om de ‘andere’ helft van de bevolking te demoniseren. Aan de ene kant zegt men: ‘De kiezer heeft altijd gelijk’, maar wie voor ‘de foute’ stemt – denk aan Trump -, wordt afgeschilderd als dom en primitief. Er mag een minimum aan respect zijn voor zijn keuze, en zijn motieven hoeven niet bij voorbaat verdacht gemaakt te worden.

Stellen we ons nog wel eens de vraag wat we eigenlijk bedoelen met ‘links’ en ‘rechts’, conservatief en progressief? Zwart-witdenken leidt enkel tot polariseren: alsof er maar twee mogelijkheden zijn! Helaas, de algoritmen van de sociale media versterken dit mechanisme alleen maar. Vooral de extremen profiteren hiervan en de onderlinge verdraagzaamheid verdampt zienderogen. Een Amerikaanse vriend van mij zuchtte diep: “De pest bij ons in de VS is dat je slechts twee opties hebt: als je voor de democraten stemt, moet je al hun shit erbij nemen, bij de republikeinen al hun junk. Het is de pest of de cholera.” Het systeem laat hem niet toe tegen abortus te zijn, en tegelijk tegen vrij wapenbezit.

‘Conservatief’ betekent: behoudend, m.a.w. willen bewaren wat (iemand vindt dat) goed is. Het kan op drie héél verschillende domeinen ingevuld worden: politiek, economisch of moreel. Het is dus perfect mogelijk om politiek links te zijn en tegelijk moreel rechts. Links-liberalen zijn bijv. het omgekeerde. ‘Progressief’ geldt als ‘links’ en streeft naar vooruitgang, maar… geen enkele partij of groep pleit toch voor ‘achteruitgang’? Je kan toch onmogelijk stellen dat al het oude en traditionele goéd is, of omgekeerd dat elke verandering een verbetering is!? Helaas: verkiezingsslogans zoals ‘Wij willen verandering’ zeggen nauwelijks nog íets.

Wanneer in een parlement het ene kamp alle voorstellen van de oppositie afschiet, omdát ze van daar komen, krijg je een verziekte politiek, waar alles blokkeert. Het zijn de echte ‘staatsmannen’ die op een hoger niveau kunnen staan, en leren van hun opponent. Robert Schuman, Frans politicus, was na W.O. II in staat om de ‘vijand’, de Duitse bondskanselier Adenauer, de hand te reiken en te zoeken hoe ze sámen Europa konden heropbouwen: daaruit ontstonden de eerste voorlopers van de EU. Zulk soort mensen bouwt de wereld op.

Elk mens heeft zijn blinde vlekken: een beetje bescheidenheid en kritisch zelfonderzoek maken ons sterker. Zich verdiepen in het standpunt van onze tegenstanders is een mooie maar moeilijke sport: het wordt je zelfs niet in dank afgenomen door partijgenoten. Waarom krijgen politici communicatietraining, maar geen empathietraining, spreektraining, maar geen luistertraining?

Eigenlijk is de opdeling in links en rechts een valse tegenstelling: het is veel genuanceerder dan dat en meer gelaagd. Waarom kan je niet vóór het klimaat zijn én voor het ongeboren leven, voor opvang van migranten én harde aanpak van criminaliteit…? De polarisatie zorgt ervoor dat beide kampen zich in hun loopgraven terugtrekken en van elkaar een karikatuur maken: als je dat bééld van de ander tot de grond hebt afgekraakt, heb je helaas enkel een (zelfgemaakte) pop afgekraakt.

Vaak worden bijv. gelovigen of christenen in de conservatieve hoek geduwd, maar klopt dat? Geenszins: je hebt ze aan beide kanten, en dat op zeer diverse vlakken. Jezus laat zich zeker niet in één van beide kampen opsluiten: hij oversteeg alle hokjes. En de Kerk heeft op sociaal gebied altijd vooropgelopen in de zorg voor de zwakken (‘links’), maar was op moreel gebied altijd voor de verdediging van gezonde gezinswaarden (‘rechts’). Maar ook op moreel vlak is het nooit zwart-wit: je kan tegelijk fel tegen alle vormen van prostitutie zijn, én actief zijn om sekswerkers uit dat milieu te helpen ontsnappen.

We moeten in deze discussie vooral de gevoelswaarde beseffen van woorden, hun hoog emo-gehalte. Indien ‘rechts’ voor u als een soort belediging aanvoelt, bent u zelf waarschijnlijk links. Indien u ‘links’ als een scheldwoord gebruikt, bent u rechts. Maar waarschijnlijk vindt u van uzelf dat u in ‘het juiste midden’ bent? Het is erg eenzijdig wanneer ‘conservatief’ klinkt als: verstard, oubollig, saai, voorbijgestreefd, bekrompen, verzuurd, krampachtig vasthouden aan oude zekerheden, bang voor vernieuwing… En ‘progressief’ als: cool, hip, vooruitstrevend, op de toekomst gericht, vernieuwend, avontuurlijk, openminded, sociaal, tolerant, universalistisch. Emo-taal speelt in op onderbuikgevoelens: ik wil erbij horen, hip en ‘in’ zijn, of: ik zet me af uit frustratie en ben tégen (alles)!

De vraag wat het beste is, ‘conservatief’ of ‘progressief’, is dus een idiote vraag. De enige zinvolle vraag is: wat is goed (en moet dus behouden worden), en wat is slecht/minder goed (en heeft dus vooruitgang nodig)? Eigenlijk zou de vraag ‘Is deze persoon of dit idee links of rechts?’ helemaal niet gesteld moeten worden, maar: ‘Heeft hij gelijk, is dit een waardevol idee, brengt dit verbetering?’ Ik houd mijn hart vast: de verkiezingen komen eraan! Ferm, zwart-wit taalgebruik lijkt op korte termijn meer stemmenwinst op te leveren. Kan je ook stemmen winnen ‘met stijl’ en inhoud? Kunnen kiezers kwaliteit herkennen achter het geschreeuw? Ik weet het niet zeker, maar ik wil koppig blijven geloven van wel. Waar zijn de staatsmannen en -vrouwen vandaag? Ik ben heel benieuwd hoe de verkiezingscampagne zal verlopen. Wie van onze politici zijn in staat te spreken voor álle burgers? En hoeveel burgers zullen stemmen op inhoud en niet op emo?

Artificiële intelligentie in Hollywood doet vragen: wat is essentieel voor ons mens-zijn?

Origineel gepubliceerd op DeWereldMorgen en in het Brabants Dagblad.

Hollywood staat in rep en roer. Meer dan elfduizend scenaristen en 160,000 acteurs hebben het werk neergelegd. Naast oneerlijke lonen is hun grootste kopzorg de opkomst van artificiële intelligentie (AI) in de filmindustrie. ChatGPT en kompanen worden namelijk gezien als een existentiële bedreiging.

Scenario’s geschreven door hedendaagse AI-technieken zijn nog overwegend saaie producties. De razendsnelle vooruitgang van de technologie zorgt echter dat een blockbuster uit de ‘pen’ van een AI geen verre toekomstmuziek is.

Om een AI-geschreven film te draaien zullen ook niet zoveel acteurs meer nodig zijn. Secundaire personages kunnen volledig door AI gegenereerd worden op basis van scans van echte personen. En goedkopere acteurs kunnen hoofdpersonages vertolken, die in postproductie omgevormd worden tot de gewenste steracteur – zogenaamde ‘deepfakes’.

Op deze manier kunnen de kosten van studio’s enorm gedrukt worden: scenaristen zullen hooguit wat AI-scenario’s moeten retoucheren, terwijl de meeste acteurs maar één werkdag nodig zullen zijn – om gescand te worden. Nadien kan hun digitaal karakter oneindig gebruikt worden.

Menselijke behoefte aan creatief werk

Scenaristen en acteurs eisen begrijpelijkerwijs sterke regulatie van AI in de filmindustrie. Scenaristenvakbond WGA staat erop dat “AI geen literair materiaal mag schrijven of herschrijven” en acteursvakbond SAG-AFTRA wil acteurs “beschermen tegen uitbuiting van hun identiteit en talent zonder toestemming en betaling.” Daarom blijven Meryl Streep en George Clooney voor de komende tijd aan de zijlijn staan, naast schijnbaar elke andere Amerikaanse acteur.

Terwijl andere sectoren ook worden getroffen door de opkomst van AI, wekt de staking in Hollywood vanzelfsprekend meer belangstelling. Er zijn vele bekende gezichten mee gemoeid en het mocht toch niet waar zijn dat er binnenkort niets nieuws op tv te zien zal zijn?

De staking doet denken aan het luddisme in de 19de eeuw, toen ambachtslieden en boeren in Engeland zich verzetten tegen de opkomst van fabrieken in de eerste industriële revolutie. Luddieten protesteerden dat hun geschoolde arbeid werd geautomatiseerd om tegen lagere lonen producten van mindere kwaliteit te produceren.

Karl Marx betreurde eveneens dit aspect van de eerste industriële revolutie toen hij arbeid beschreef als ‘de eigen levensactiviteit van de arbeider, de manifestatie van zijn eigen leven.’ Volgens Marx gedijt de mens wanneer hij zijn essentiële menselijke vermogens kan ontwikkelen en ontplooien, onder andere in bevredigend werk. In het industriële kapitalisme werd de arbeider echter gereduceerd tot werken om in leven blijven. Hij kon niet langer floreren omdat zijn menselijke behoefte aan creatief werk niet vervuld werd.

In Hollywood verzet men zich vandaag tegen de ontwikkelingen van de vierde industriële revolutie. Opnieuw klagen ‘ambachtslieden’ dat hun geschoolde arbeid vervangen wordt om hun ‘producten’ tegen lagere lonen te produceren. Scenaristen en acteurs vrezen dat ze op deze manier hun creatief beroep zullen verliezen aan AI en veroordeeld zullen zijn tot minder bevredigend werk. Of in Marx’ analyse: dat ze een stuk van hun menselijkheid zullen verliezen.

Is de mens fundamenteel een consument?

Wat moet de doorsnee Belg hiervan vinden? Indien de vierde industriële revolutie zich ondanks de staking doorzet in Hollywood zullen wij binnenkort nog goedkoper, nog meer films en series kunnen bekijken. Meer nog, AI zal op termijn waarschijnlijk volledig geïndividualiseerde content kunnen genereren. Aangezien Marx’ beschrijving van menselijk welzijn naast bevredigend werk ook ‘recreatie’, ‘cultuur’ en ‘esthetisch plezier’ omvat, zit het wel goed met ons floreren, niet?

We kunnen ons natuurlijk afvragen of AI-gegenereerde content nog onder de noemers ‘cultuur’ en ‘esthetiek’ zal passen. Er is het risico dat AI-technieken maar middelmatig werk zullen produceren, en nooit de vernieuwende hoogten van echte kunstenaars zullen bereiken.

Verder is er de vraag of het invullen van onze behoefte aan ‘recreatie’ voldoende is om te floreren. Marx stelde dat in de eerste industriële revolutie, de arbeider zijn leven pas begon na zijn werkuren, “aan een tafel, in het café, in bed.” Is de mens fundamenteel een consument, met als levensdoel zoveel en zo divers mogelijk te consumeren na zijn werkuren? Als dit het geval is, is de opkomst van AI-gegenereerde content de grootste doorbraak in de wereldgeschiedenis. Wie de Pixar film Wall-E gezien heeft kan zich echter inbeelden wat voor een soort mensen dit produceert op de lange termijn.

Marx’ beschrijving van menselijk gedijen omvatte zoals gezegd meer dan enkel consumeren. Volgens hem zijn bevredigend werk en artistieke expressie ook fundamentele behoeften van ons mens-zijn. We zijn niet alleen bestemd om te genieten van andermans producties, maar ook om zelf uitvinders, scheppers en kunstenaars te zijn, elk met het potentieel om een eigen unieke bijdrage tot de mensheid te leveren.

Vanuit dat perspectief moeten we ons afvragen, net als de scenaristen en acteurs in Hollywood, wat de rol van artificiële intelligentie moet zijn in onze levens. Ze is te omarmen waar ze kan bijdragen tot ons menselijk floreren. Maar waar we riskeren fundamentele aspecten van ons mens-zijn te verliezen, moeten er grenzen gesteld worden.

Stop koranverbranding omwille van naastenliefde

Origineel gepubliceerd in Trouw, het Brabants Dagblad, Streven vrijplaats en Volzin.

Zweden is een traditie van koranverbrandingen aan het opbouwen. Na een reeks verbrandingen georganiseerd door Rasmus Paludan, de leider van een anti-moslimpartij, was het eind juni aan Salwan Momika, een Irakese immigrant en atheïst. Voor de centrale moskee van Stockholm scheurde hij enkele pagina’s uit een koran en stak die in brand. Later vertelde hij aan CNN dat “dit boek uit de wereld verbannen zou moeten worden, vanwege het gevaar dat het veroorzaakt voor de democratie, ethiek, menselijke waarden, mensenrechten en vrouwenrechten”.

Momika heeft moeten vechten om zijn protestactie te mogen uitvoeren: hij kreeg pas na drie maanden toestemming van de rechter. Hij mocht de koran in brand steken, ook al zou de actie kunnen leiden tot een verhoogd risico op terreuraanslagen en gevolgen hebben voor het Zweedse buitenlandbeleid.

Waarom liet Zweden Momika begaan? Volgens de Stockholmse rechter woog het principe van de vrijheid van meningsuiting zwaarder dan de belediging van een religieuze groep. Volgens dit principe mocht Paludan ook een koran verbranden voor de Turkse ambassade, en kreeg een moslim de toestemming als tegenreactie een joodse thora te verbranden voor de Israëlische ambassade.

Wetten tegen godslastering

Vele landen hebben wetten tegen godslastering, die onder andere verbieden om heilige geschriften respectloos te behandelen. In Frankrijk werden deze wetten in de negentiende eeuw geschrapt ten voordele van de vrijheid van meningsuiting, in Zweden gebeurde dit in 1970. In Nederland is het verbod op smadelijke godslastering in 2014 uit het wetboek van strafrecht geschrapt.

Hoe ver de vrijheid van meningsuiting reikt, is niet duidelijk. Ze is niet onbeperkt: het ontkennen van de Holocaust bijvoorbeeld is strafbaar in heel wat landen. Zogenoemde hate-speech ook. Maar hoe definieer je dat? Is de koranverbranding door Momika een vorm van hate-speech? Het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken verklaarde dat zijn actie een ‘klimaat van angst’ schept dat de vrijheid van godsdienst voor moslims bedreigt. “Het verbranden van religieuze teksten is respectloos en kwetsend. Wat misschien legaal is, is niet per se gepast.”

Terwijl politici en juristen proberen een balans te vinden, kunnen we misschien een voorbeeld nemen aan wat er gebeurde met de aanvraag om een thora te verbranden voor de Israëlische ambassade in Stockholm. Dat ging niet door. Waarom?

Moslimleiders vonden torahverbranding niet gepast

Volgens de Zweedse rabbi Moshe David HaCohen zetten leiders van de moslimgemeenschap in Zweden zich in om de verbranding te voorkomen. Ook al was deze gemeenschap diep gekwetst door Paludans recente koranverbranding, toch vonden leiders de torahverbranding niet gepast en overtuigden ze de actievoerder zijn plan op te geven. Zijn protest zou negatieve gevolgen kunnen hebben voor Joden in Zweden. Voor de Zweedse moslimgemeenschap woog in dit geval naastenliefde zwaarder dan de vrijheid van meningsuiting.

Hoewel het concept ‘heilig’ vandaag geen tegengewicht meer kan vormen voor de vrijheid van meningsuiting, kunnen andere concepten dat nog wel: hate-speech en naastenliefde. Was het zo belangrijk voor Momika om zijn mening over de Koran op deze dramatische manier te uiten dat hij niet alleen de moslimgemeenschap zou kwetsen maar ook riskeerde hun vrijheden te bedreigen?

Er zijn inderdaad interpretaties van de Koran die een gevaar zijn voor westerse waarden. IS geeft daar het meest dramatische voorbeeld van. Daartegenover staan echter heel wat vormen van de islam die hier helemaal geen gevaar voor vormen. Integendeel zelfs. Maar door een koran te verbranden scheer je die allemaal over een kam.

1 juli 1523: 500 jaar protestantsemartelaren op Grote Markt in Brussel

Origineel gepubliceerd op De Wereld Morgen, Volzin magazine en Doorbraak.

De herdenking van een 500ste verjaardag is niet alledaags, alleen was de bewuste gebeurtenis toendertijd erg controversieel. Het was ook uniek wat er op 1 juli 1523 gebeurde op de Grote Markt van Brussel: de Reformatie van Maarten Luther startte weliswaar in Wittenberg (Duitsland) in 1517, maar de eerste doden hiervoor vielen in… Brussel. Het waren andere en woelige tijden, waar brandstapels en folteringen ‘er gewoon bij hoorden’. Je kan het ook positief zeggen: het waren tijden waar godsdienst nog belangrijk was, belangrijk genoeg om je leven voor te geven – in tegenstelling tot de algemene spirituele onverschilligheid vandaag. Een martelaarsdood is tegelijk vreselijk én heldhaftig.

Het is een lang verhaal waarom twee augustijner monniken uit Antwerpen, Hendrik Voes en Jan van Esschen, op een Brusselse brandstapel beland zijn. Het hele klooster met 16 paters was eigenlijk gewonnen voor de hervormingsideeën van Luther en ze predikten dat openlijk in hun kerk. De prior, Jakob Proost (Latijn: Praepositus), kende Luther persoonlijk want deze was ook augustijn geweest en had met hem een tijdlang een cel gedeeld.

Het waren tijden van veel maatschappelijke turbulentie en in de Kerk konden hervormingen ook niet uitblijven. Mensen werden sinds de renaissance mondiger en er hing een roep om vrijheid in de lucht. Erasmus had in zijn ‘Lof der zotheid’ (1509) kritiek geuit op de wantoestanden in de kerk, de fanatieke godsdienstoorlogen, de geldhonger van geestelijken en het bijgeloof onder het volk. Ook hij had veel sympathie voor Luthers kritieken, maar vond hem te fel en koos later tegen hem. Erasmus vergeleek het christendom met een brede rivier die door allerlei bijrivieren – ménselijke tradities – vervuild was geraakt: hij pleitte sterk voor ‘terug naar de bronnen’, dé leuze van de renaissance. Voor een kerkhervorming betekende dat: terug naar ‘het zuivere begin’, naar Jezus, de
apostelen en de Bijbel zelf. Daarom had Erasmus de studie van de bijbelse grondtalen, Hebreeuws en Grieks, gepromoot, o.a. aan zijn ‘collegium trilinguae’ in Leuven.

De pausen van die tijd waren vaak meer bezig met oorlog voeren of exclusieve kunstverzamelingen, en dat kostte handenvol geld. Was de bouw van de grootse en sjieke Sint-Pieters-basiliek ‘tot eer van God’ of puur een prestigeproject van Julius II? Het geld moest in ieder geval rollen: hoge kerkelijke ambten werden verkocht aan de hoogst biedende, en de aflatenhandel kon helpen om de kassa te spekken. Toen Luther deze aflaten in zijn 95 stellingen fel aanviel (1517) bedreigde hij dus de financiële geldstromen.

Maar eenmaal dat Luthers ogen opengegaan waren voor één ontsporing, ontdekte hij nog meer kerkelijke praktijken die nooit door Jezus of zijn apostelen waren bevolen of zelfs gewild. Zijn geschriften leidden tot heftige discussies op het hoogste niveau: paus en keizer werden er direct in betrokken, en een scheuring in Europa stond op het spel, omdat de noordelijke, Duitse vorsten massaal voor Luther kozen. Luther werd eerst door de paus in de ban geslagen als ketter, later ook door de keizer vogelvrij verklaard (1521).

De discussie ging niet over details, maar over de kern van de zaak: hoe krijg je het eeuwige leven? Door eigen verdienste – al je goede werken -, aangevuld door Gods vergeving en genade, of door genade alléén? Later verschoof de discussie naar: wie heeft het laatste woord: de paus, een concilie of de Bijbel? Volgens Luther kon de mening of interpretatie van de paus nooit boven (of naast) Gods Woord staan. Het debat ging ook over de vrijheid van een christen: mag een gelovige zijn eigen geweten volgen – wordt hij geleid door de Heilige Geest – of moet hij slaafs gehoorzamen aan alles wat de Kerk dicteert? Kortom, dit waren voor honderdduizenden mensen zo’n principiële vragen dat ze bereid waren ervoor te vechten, ja, zelfs hun leven voor te geven.

In Antwerpen waren de hervormingsideeën al erg verspreid door honderden Duitse kooplieden, en door de drukkers die Luthers geschriften illegaal gedrukt en verspreid hadden. De augustijnenprior, Jacob Proost, werd in 1521 omwille van zijn ‘ketterse’ preken gearresteerd en gevangengezet, maar door het volk bevrijd – wat toont hoezeer het volk ook sympathiseerde met de hervorming. Omdat het hele klooster ‘besmet’ was, werden ze alle 16 gevangengezet in Vilvoorde. Na ondervragingen – lees: folteringen – door de inquisitie keerden 13 terug naar het katholieke geloof. Drie bleven onwrikbaar en werden klaargemaakt voor de brandstapel, een publieke gebeurtenis met massa’s toeschouwers. Eén van hen, Lambert Thoren, vroeg alsnog vier dagen bedenktijd waardoor hij aan het vuur ontsnapte, maar enkele jaren later toch in de gevangenis stierf. De andere twee, Hendrik en Jan, kregen nog een allerlaatste kans om in de schoot van de moederkerk terug te keren, maar deze zaak was voor hen te principieel. Ze riepen trots uit dat ze stierven als christen en zongen het Credo en Te Deum tijdens de vlammen. Toen Luther van hun dood hoorde, was hij diep bedroefd: hij had liever zelf de eerste martelaar geweest, en schreef ter ere van hen een lied. Een mooie documentaire doet dit ganse verhaal uit de doeken: https://www.waarheidondervuur.com/

Maar deze brandstapel was slechts het begin: er zouden er nog duizenden volgen. Ook in de Nederlanden kende de Reformatie een grote aanhang, zowel onder handelaars en gegoede burgerij als onder het gewone volk. Maar de repressie door kerk en keizer was genadeloos: de plakkaten verboden vanaf 1520 het drukken, verspreiden, zelfs bezitten van Lutherse geschriften. De inquisitie, onder leiding van grootinquisiteur Frans Van Der Hulst, was streng, en fungeerde als een soort ‘godsdienstpolitie’. De lokale overheden waren meestal veel milder en knepen een oogje toe. Er waren soms clandestiene hagenpreken die tot tienduizenden gelovigen trokken. Minder fraai was dat in 1566 een beeldenstorm door het land woedde en massa’s vernielingen aanbracht. Een eedverbond van 200 edelen diende een ‘protestatio’ in (1566) om mildheid te vragen aan de landvoogdes, Margareta van Parma, maar ze werden als ‘bedelaars’ afgewimpeld – in het Frans ‘gueux’, waarvan ze later de erenaam ‘geuzen’ afleidden. De grote steden Brussel, Antwerpen, Gent, Brugge en andere hadden tussen 1578 en 1585 zelfs een calvinistisch bewind, wat helaas ook soms – zeker in Gent – erg intolerant kon zijn.

Omdat de landvoogdes de volksbewegingen niet meer kon tegenhouden, liet keizer Filips II Spaanse legers aanrukken o.l.v. ‘de ijzeren hertog’ Alva (1567). Diens Bloedraad hield 12.000 processen, die leidden tot 1100 executies, en 60.000 protestanten vluchtten naar het buitenland. De Spaanse troepen plunderden en slachtten zonder onderscheid, ook katholieke kerken en kloosters. In 1585 zou Farnese definitief in de zuidelijke Nederlanden een einde maken aan de protestantse zucht naar vrijheid. In totaal werden ± 3000 protestanten ter dood gebracht, en in 1585 zijn er nog eens 100.000 gevlucht (o.a. de helft van Antwerpen): een dramatische aderlating voor de Vlaamse economie en cultuur, die de gouden eeuw van Nederland mee in gang gezet heeft.

Onze geschiedenis kennen is om meer dan één reden belangrijk: al is het maar om te beseffen dat het toen ook heel anders had kunnen lopen. Vandaag is de situatie al gigantisch veranderd: na vier eeuwen van vijandschap en wederzijdse veroordelingen is er een goede verstandhouding tussen katholieken en protestanten. Op alle niveaus werken ze samen, ondanks de blijvende verschillen: ‘ketters’ werden ‘broeders’. De Katholieke Kerk heeft eigenlijk – stiekem – sinds Vaticanum II (1962-1965) al veel overgenomen van hun
standpunten. Op 1 juli vinden verschillende initiatieven plaats om de gebeurtenissen te herdenken, maar ook om aan verzoening te werken en relaties te verdiepen, door wederzijdse fouten te erkennen en te belijden, en samen te bidden, precies op of rond diezelfde Grote Markt van Brussel.

Je leven geven doe je niet zomaar. Sterven voor je geloofsovertuiging is één van de hoogste daden die een mens kan stellen, het toppunt van idealisme en zelfoverstijging – we hebben het hier uiteraard niet over zelfmoordterroristen die, uit haat, ánderen opofferen voor hun geloof. Martelaren worden gekoesterd als heiligen: ze getuigen niet alleen met hun lippen, maar ook met hun bloed. En dat bloed, zei Tertullianus (± 200 N.C) al, is het zaad voor nieuwe christenen.

400 jaar Blaise Pascal (1623): een vergeten genie

Origineel gepubliceerd op De Wereld Morgen.

400 jaar geleden – op 19 juni 1623 om exact te zijn – werd een genie geboren. Op je elf jaar een traktaat schrijven over klanken, op je zestiende een studie over kegelsneden (die zelfs Leibniz bewonderde), op je negentiende een mechanische rekenmachine uitvinden, het is niet aan iedereen gegeven. Blaise Pascal, afkomstig van Clermont in de Auvergne, was van jongs af uitzonderlijk begaafd en leergierig. Behalve op de wiskunde en meetkunde stortte hij zich ook op de fysica: hij herhaalde en verfijnde de proeven rond luchtdruk en vacuüm van Torricelli. Dat maakte hem tot één van de eerste echt experimentele wetenschappers, en dus veel moderner dan bijv. Descartes (1596-1650) die nog heel scholastisch en deductief te werk ging. Voorts legde hij de basis van de waarschijnlijkheidsberekening, en aan het einde van zijn leven ontwierp hij als eerste een soort openbaar vervoer in Parijs, een koetsenmaatschappij waarvan de winst zou gebruikt worden ten behoeve van de armen. Kortom, aan creatieve ideeën nooit gebrek. En daarbij moet je nog rekenen dat hij vanaf zijn achttiende constant last had van hoofd- en maagpijnen, dus erg beperkt werd door gezondheidsproblemen, wat ook zijn vroegtijdige dood op zijn 39ste verklaarde.

Zijn invloed is groot geweest: er is een meetkundige stelling naar hem vernoemd, een eenheid van druk – de atmosferische druk bedraagt 1013 hectopascal – en één van de eerste en belangrijkste computertalen (1970). Hij was ook een begenadigd schrijver met een scherpe en heldere pen en veel ironie, die volgens Voltaire mee vorm gegeven heeft aan de moderne Franse taal. Een veelzijdig genie dus. En toch vaak vergeten en miskend.

Al deze wereldlijke successen zijn echter niet de zaken waardoor Pascal echt beroemd is geworden. Na enkele jaren merkte hij steeds sterker een innerlijke onvrede omdat existentiële vragen aan hem knaagden. Zijn zus was intussen in een klooster in Port-Royal (bij Parijs) gegaan, en door gesprekken met haar voelde hij nog nijpender zijn eigen geestelijke leegte. Dat klooster was meegegaan in de stroming van het jansenisme, genoemd naar de Ieperse bisschop Jansenius, die de genadeleer van Augustinus weer sterk in het licht wilde brengen. Jansenisme neigde in sommige aspecten naar het protestantisme en werd daarom door de Kerk erg verketterd, wat Pascal aanzette tot een felle polemiek met de jezuïeten van zijn tijd.

Een beslissend keerpunt voor Pascal was een unieke – zeg maar: extatische – ervaring op zijn 31ste, die hij op een papiertje als volgt neerkribbelde: “Het genadejaar 1654. Maandag 23 november (…) vanaf ongeveer half elf ’s avonds tot ongeveer half één ’s nachts. VUUR. God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob. Niet de God van filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel. Vreugde. Vrede. God van Jezus Christus.” Hij had een allesdoordringende ontmoeting met de levende God gehad. Vanaf dan kon alleen het geloof hem nog boeien: in vergelijking met dit nieuwe licht hadden wetenschappen al hun glans verloren. Hij wijdde voortaan zijn beste krachten aan een boek ter verdediging van het christelijke geloof, een ‘apologie’. Helaas is dat boek niet afgeraakt en vond men bij zijn dood in zijn kamer massa’s losse papiertjes met een duizendtal notities, die uitgegeven werden als ‘Les Pensées’. Er zitten veel juweeltjes in die als oneliners de wereld zijn rondgegaan, zoals “le coeur a ses raisons que la raison ne connait pas”. Ook hier blijkt zijn frisse, originele aanpak. Pascals ‘voordeel’ is dat hij – een beetje zoals Leonardo da Vinci – geen klassieke scholing doorlopen heeft en dus vaak heel verrassend uit de hoek komt. Hij haalt niet de traditionele argumenten uit de metafysica en scholastiek aan, maar vertrekt opnieuw van de feiten en de ervaring, blijft dicht bij de beleving van alledag en de denkwijze van mensen zelf.

Eigenlijk maakte Pascal de omgekeerde evolutie door van de Verlichting (die na hem kwam: ± 1690-1800). De Verlichting meende, na de ‘donkere middeleeuwen’, het licht van de rede en de wetenschap ontdekt te hebben, wat leidde tot een naïeve euforie: ‘Nog eventjes zoeken en de wetenschap zal alle problemen van de wereld opgelost hebben’. Waar in de middeleeuwen de geest boven de ziel geplaatst werd en openbaring boven rede, heeft de Verlichting resoluut gekozen om de mens en de eigen vermogens centraal te plaatsen: rationaliteit staat boven religie, en elk geloof moet dus gefilterd worden van alle irrationele elementen tot het ‘zuiver’ en 100% redelijk is. Pascal daarentegen noemt dit spottend ‘de god van de filosofen’, die een theoretisch bedenksel is, gecreëerd ‘naar hun eigen beeld en gelijkenis’. Het deïsme, een soort rationele verlichtingsreligie, was volgens hem even ver van het christendom verwijderd als het atheïsme.

De worsteling tussen geloof en rede is van alle tijden, werd in elke tijdperk anders benaderd en speelt vandaag ook nog. Pascal had hier een paradoxale oplossing voor bedacht: hij stelde dat de rede zelf op haar eigen grenzen botst – denk bijv. aan de onbewijsbare axioma’s in de wiskunde – en ons dus bevéélt om haar te overstijgen. Het is omwille van de beperkingen van rationaliteit heel rationéél om de sprong te maken naar het hogere niveau van de geest, van geloof en openbaring. Ook voor het dagelijkse leven, de samenleving en politiek wérkt de rede niet. Rationaliteit werkt a.h.w. ‘vierkant’ en geometrische kaders passen niet op de realiteit die ‘ronde’ en grillige vormen kent. Rationalisme forceert de realiteit in hokjes en vakjes en doet haar geweld aan. Het is veel ‘logischer’ om te erkennen dat de enge rationaliteit ons geen antwoorden kan geven in de meeste levensgebieden: het hart – geleid door een soort intuïtie – doet het daar veel beter. De rede kan precies in díe gebieden minder helpen die voor ons meer belang hebben: bij de allerbelangrijkste beslissingen in het leven staat ze met haar mond vol tanden. “Wie enkel de rede wil volgen, zou zeker en vast zot zijn.” Het hart heeft een andere, bredere en diepere logica, is fijngevoeliger en sneller. Zowel de sociale omgangsvormen, de praktische levenswijsheid als het geloof zitten in het hart.

Pascal was in die zin zijn eeuw vér vooruit en had, ook volgens uitgever en filosoof Jacques Chevalier, reeds antwoorden bedacht op problemen die later zouden opduiken. Hij had een diep inzicht in het problematische van het eenzijdige rationalisme van de verlichtingsfilosofen. Pascal was veel meer gebalanceerd dan zijn tijdgenoten, zeker Descartes. Het is jammer dat de westerse filosofie vooral het eng-rationalistische spoor van Descartes heeft gevolgd, want het is daarmee op een zijspoor geraakt, zoals Martin Heidegger (1889-1976) in de vorige eeuw uitvoerig heeft proberen aan te tonen: de ‘wijsheid’ is uit de wijsbegeerte verdwenen. Tot op heden worstelen filosofen, met wisselend succes, om zich hiervan te bevrijden, wat ook de gespannen en getroebleerde relatie tussen filosofie en religie verklaart.

De rede kan zeker en vast het geloof niet bewijzen, maar dat betekent allerminst dat geloven irrationeel is, enkel dat de rede zwak en beperkt is. “God heeft de natuur zo geordend dat er duisternis en licht tegelijk was: genoeg duisternis opdat wie het de moeite niet vinden om te zoeken, Hem ook niet zullen vinden, en genoeg licht opdat wie Hem van ganser harte zoeken, Hen zeker zullen vinden.” Een ander bekend argument van Pascal is ‘le pari’ (de weddenschap): aangezien de rede ons niet kan helpen in de vraag of er een God bestaat of niet, is de kans eigenlijk één op twee, en moeten we dus ‘gokken’. Maar dan gebiedt de kansberekening ons overtuigend om vóór het bestaan van God te kiezen: want als na de dood blijkt dat God en de hemel wél bestaan, hebben we oneindige winst (eeuwig geluk), en als blijkt dat Hij niet bestaat, hebben we natuurlijk geen ‘winst’, maar hebben we hier op aarde eigenlijk ook niets verloren – want een gelovige brengt weliswaar veel offers voor zijn geloof, maar krijgt er ook veel aards geluk voor in de plaats. Dit argument is niet bedoeld als een theoretisch godsbewijs, maar is een illustratie van Pascals ‘combinatie’ van wiskunde en geloof, en van zijn praktische, pragmatische benadering.

Pascal was een helder denker en schrijver en durfde nieuwe wegen te bewandelen. Hij was een liefhebber van de paradox, wat toont dat hij rekening hield met het complexe karakter en de gelaagdheid van de waarheid. Dat hij niet gerekend wordt in de rij van grote denkers en filosofen is jammer, en vooral te wijten aan het feit dat hij niet in één hokje te plaatsen valt. Wat was er nog allemaal uit zijn pen gekomen als hij een normale gezondheid en levenslengte had gehad…, we hebben er maar het raden naar.

Denktank Inspiratio: Wie we zijn, wat we willen, wat we doen!

Dat onze samenleving onvoorstelbaar snel evolueert is haast een dooddoener. Ik, prille zeventiger, kende nog de tijd dat de computer een zalenbreed toestel was dat je alleen kende van de verhalen van Cape Canaveral en het Kennedy Space Center en tot minder in staat was dan mijn smartwatch van vandaag. Over smartwatchen gesproken: ook dat waren slechts droomdingen waarover SF-schrijvers droomden.

Ik herinner me zelfs nog dat mijn ouders hun eerste auto kochten, en als ik nu daarop terugblik zie ik een vehikel dat met pleisters aaneen leek te hangen en ook zo bewoog (ja, het was een Oost-Europees geval, maar toch).

Anderzijds, het was nog de goede oude tijd (ja, lach maar). Mensen praatten nog met elkaar in plaats van met toestelletjes, gezinnen hingen (meestal) nog aaneen in plaats van te bestaan uit losse persoonlijkheden die zelfs aan de eettafel aan het gamen zijn. De naam Orwell verwees nog gewoon naar een literatuurschrijver in plaats van naar een dystopische realiteit.

Ergens zijn er in het bonte tapijt dat deze wereld geworden is weeffouten binnengeslopen. Ergens zijn er schaduwen over de samenleving geworpen die langzaam donkerder worden. Ergens is de indruk ontstaan dat het groene monster van de wetenschappelijke, technische en informatieve vooruitgang, het diepere menselijke wezen kapot aan het vreten is. Maar weet je, dat monster bestaat al eeuwen, neen millenia… alleen groeit en stoeit het vandaag sneller dan ooit tevoren, vrijer dan ooit tevoren.

Sommige ideeën hebben een couveuse nodig. Ik bedoel: een periode van overweging, van aftoetsing of en hoe dingen en ideeën kunnen losgelaten worden op de maatschappij. Want eens vrijgelaten, lijken sommige ervan op een slang: die kruipt ook nooit terug in haar ooit afgeworpen huid.  Denk bijvoorbeeld aan wat er vandaag allemaal speelt rondom Artificiële Intelligentie: met zijn eindeloze kansen maar even eindeloze gevaren. Is een couveusetijd hier niet op zijn plaats? Denk aan het onopvallende afsterven van religies en van geestelijke begrippen en hun vervanging door het gelaïciseerd functioneel vrijbuitersgedrag dat ervoor in de plaats is gekomen. Is het ontbreken van een tijd in een couveuse hier niet de oorzaak van veel wat de laatste decennia is misgelopen op het vlak van bijvoorbeeld leven en dood, grenzeloosheid van promiscue, digitaal en egocentrisch gedrag, steeds extremere polarisering in de publieke arena, enzovoort?

En hoe meer we blootgesteld worden aan allerlei sociale en existentiële uitwassen, hoe dikker de schil rond het hart van de mensen aangroeit. En hoe meer mensen op zoek blijven gaan naar transcendentie, naar wat henzelf en de wereld overstijgt.

De magnetron versus de tajinepot

Wat bedoel ik met een couveusebehandeling? Wel, we weten allemaal dat ons eten beter smaakt als het lang gesudderd heeft, bijvoorbeeld in een tajinepan, in vergelijking met de bereiding ervan in een microgolfoven. En toch willen we maar al te vaak dat ons leven in zo’n magnetron wordt gezet, zodat we gewoon steeds sneller steeds verder kunnen gaan.

In de wachtkamer van de tajine sudderen we. Maar dat is wel de plaats waar de grootste veranderingen plaatsvinden. Zo’n wachtkamer is de smaakmaker, de verfijner, het zijn de lange nachten van onzekerheid waarin ons karakter wordt gevormd, onze waarden worden bepaald, onze ziel wordt gevormd. Wanneer we ervoor kiezen uit de wachtkamer te komen door impulsief of roekeloos te handelen, verspelen we de sudderende verandering die had kunnen zijn.

Maar wachten en wachten en wachten is drie. Passief wachten verspilt de tijd. Roekeloos wachten dwingt de tijd. Geduldig wachten gebruikt de tijd actief.

Verkwisten betekent dat we niet profiteren van de groeimogelijkheden die de wachtkamer biedt. Dwingen, forceren,  betekent dat we besluiten dat de tijd om is, en dus verplaatsen we het seizoen van de slowcooker snel naar de magnetron. Met andere woorden, we zijn klaar (denken we). Die impuls is niet alleen maar slecht. Ik wil geen slachtoffer zijn. Ik wil niet passief zijn. Laten we wat actie ondernemen. Dat zijn eigenlijk goede dingen. Maar als we niet oppassen, kunnen we de betere optie missen – actief wachten. Want we zitten niet stil in de wachtkamer, maar duimen terwijl we wachten om uitgenodigd te worden in de examenruimte. We ondergaan het proces niet alleen. We groeien door het proces heen. Onze tijd in de wachtkamer hoeft geen verspilde tijd te zijn.

Ik herhaal: “Hoe meer we blootgesteld worden aan allerlei sociale en existentiële uitwassen, hoe dikker de schil rond het hart van de mensen aangroeit. En hoe meer mensen op zoek blijven gaan naar transcendentie, naar wat henzelf en de wereld overstijgt.”

Denk aan krill, minuscule zwermen ongewervelde zeediertjes die er wel in slagen om elke dag tweemaal ontzettend diep in de zee af te dalen en ’s nachts weer omhoog te komen drijven, naar de oppervlaktewateren. Zo vormen ze een verbinding tussen het diepste van de oceaan en zijn oppervlakte, tussen de werelden boven en onder water. Mensen hebben die behoefte ook: leven in een materiële wereld met al zijn beschadigde riooldeksels en de verborgen vunzigheden daaronder, en steeds opnieuw opstijgend naar een transcendente wereld met prachtig ogende, vergevende en genezende realiteiten. En opnieuw beginnen.

Misschien zit in het oplichten van sommige van die riooldeksels en de inhoud ervan confronteren met wat van het licht uit die tragere transcendente wereld ook wel een taak voor de hedendaagse media? Misschien is het snelle voortdenderen over de autostrades van het leven en het vergeten dat er daaronder vergeetputten zijn die het verder rotten faciliteren een hedendaagse fout van de media? Alleszins, dat is hoe wij met onze Denktank Inspiratio de wereld rondom ons willen bekijken: wat trager, wat diepergravend, wat meer toetsend aan de grondvesten van dit bestaan. En u, als media daar misschien wat mee besmetten?

Lezing Kris Vleugels op de lancering van denktank Inspiratio

Kris Vleugels is voormalig politicus (provincieraadslid 1995-2000), stichter en voorzitter van C’Axent (2004), een beweging die ijvert voor meer ‘C’ (christelijke waarden) in de politiek, en auteur.

Geachte genodigden,

Ik kom uit Limburg en daar doet zich een eigenaardig fenomeen voor, met name in het Genkse: door een grote aanwezigheid van allochtonen, die er soms eigenaardig omgaan met de  Nederlandse taal, heeft een groot deel van de autochtone Genkse jeugd dat taalgebruik overgenomen. Ze hebben het nu over “die meisje” en “mijne broer”, “mè jong, ik weet u brievenbus wonen”.

U mag daarmee lachen, maar er doen zich in heel Vlaanderen onfrisse taalverschuivingen voor. En niet onder invloed van allochtonen.

Ik kan nog een aantal veel voorkomende recente taalcorrupties opnoemen, zoals verkeerde voltooide deelwoorden. “Hij heeft mij geslaan.” “Ze hebben hem ontslaan.” Uitspraken, die ik niet alleen op straat hoor. Ze worden soms zelfs door journalisten in de mond genomen.

Maar ik wil vooral kijken naar steeds meer aanvaarde taalfouten zoals de meervoudsvorm MEDIA.

Media is een meervoud zoals stadia, centra, musea, data. De enkelvouden zijn medium, stadium, centrum, museum, datum.

Tot een of andere taalbarbaar media als enkelvoud is gaan gebruiken: “De media is…” “De media zegt…” “Deze data is onderzocht…” en  meer en meer mensen nemen deze taalfout over, zelfs de media doen dat.

Een ander voorbeeld: De duidelijke ALS/DAN regel, waarbij ALS vergelijkend is en DAN overtreffend “Zo mooi als en mooier dan.” Niet “mooier als” dus.

Hier wordt ontzettend vaak tegen gezondigd en daarom wil men deze regel afschaffen. Gebruik ALS en DAN maar zoals je zelf wilt.

Waarom deze lange inleiding over taal?

Wat er bezig is met onze taal, dat de regels aangepast worden aan de fouten, dat gebeurt met onze ethiek nog veel meer. Eeuwenlang algemeen aanvaarde ethische waarden en normen in onze samenleving zijn de afgelopen decennia overboord gegooid.

En helaas gaat het nog veel verder. Onze normen en waarden worden niet alleen aangepast aan de praktijk, die in een neerwaartse spiraal terechtgekomen is. Nee, daarbovenop worden al degenen, die daar bedenkingen bij hebben, gedemoniseerd.

Conservatief is een scheldwoord geworden, hoewel het behouden van wat goed is, bezwaarlijk fout genoemd kan worden. Denk maar aan het milieu.

De publieke opinie wordt grotendeels gevormd door de media. De pers heeft dus een grotere verantwoordelijkheid dan ze zichzelf toebedeelt. Ze registreert namelijk niet enkel wat er onder de bevolking als algemeen aanvaard wordt beschouwd. Zij heeft de afgelopen dertig jaar mede gezorgd voor een aardverschuiving van de algemene visie op ethiek.

Maatschappelijke uitspraken van mensen met een min of meer religieuze achtergrond, worden afgedaan als ofwel belachelijk ofwel extremistisch.

Enkele voorbeelden die ik van kortbij heb meegemaakt.

  1. Ergens begin deze eeuw – ik was pas voorzitter van een sociale huisvestingsmaatschappij in Limburg – kaartte ik bij politici het groeiende probleem van het woningtekort aan in dit segment van de woningmarkt. Veel te veel alleenstaanden bezetten sociale woningen, die bedoeld waren voor grote gezinnen. Uit de echt gescheiden partners wonen namelijk elk in een grote woning omwille van de kinderen in het kader van co-ouderschap. Ik stelde de politiek voor om aan de oorzaak te werken: echtscheidingen tegengaan door meer steun aan huwelijksbegeleidingsprojecten en het wegnemen van taboes rond de hulpvraag van koppels met relatieproblemen. Ze lachten me net niet uit. “We moeten meer huizen bouwen” was het antwoord. Symptomenbestrijding dus. Er is niets aan de oorzaak gedaan. En vandaag is het tekort aan sociale woningen nog veel groter.
  2. In 2005 organiseerde “Actie voor het Gezin” een mars voor het gezin in Brussel. 5000 deelnemers. DS weigerde er vooraf iets over te melden en zelfs een advertentie werd geweigerd door de toenmalige hoofdredacteur. Het was een vredige betoging waar we ons punt duidelijk maakten: een kind heeft een mama en een papa nodig. Geen homohaat, enkel bedenkingen bij het voorliggende wetsvoorstel voor adoptie.
  3. Toen ik later in het VTM-programma “Recht van Antwoord” gevraagd werd om ons standpunt te verdedigen, was het debat sereen. Er vielen me echter 2 dingen op:
    • De 3 zogenaamde rechters hadden hun politiek correcte oordeel al klaar voor het programma begon.
    • De redactie stuurde aan op polarisatie. In de pauze had ik een gesprekje met een vriend van me, een homo, die in de studio bij het andere kamp zat. We lachten en spraken ontspannen met elkaar. Dat vond de redactie niet leuk. Het kwam me voor dat ze een voorkeur hadden voor een stevig gevecht in hun programma en niet voor een eerlijk gesprek.
  4. Onlangs nog kwam een ongenuanceerd bericht op VRT nieuws over “Amerikaanse Evangelischen in Oeganda” die homohaat zouden aangewakkerd hebben. Perceptie bij de Belg: “Evangelischen zijn homohaters.” Goede journalistiek zou zijn om een Vlaamse evangelische leider hierover te interviewen, los nog van de correctheid van hun gebruikte bronnen, die soms kritiekloos worden overgenomen, wegens tijdsgebrek.
  5. In de Goede Week voor Pasen verschijnen er in de Vlaamse kranten al jaren paginagrote artikels over boeken of zogenaamde wetenschappers, die zouden bewijzen dat de verrijzenis van Christus nooit heeft plaatsgevonden. Geponeerd als waarheid, zonder tegenwoord, zonder kans op reactie (we hebben het geprobeerd: zelfs een lezersbrief van een professor klassieke filologie werd niet geplaatst).

Op deze manier negeren de media een belangrijk deel van de bevolking. Misschien verwachten ze dat deze categorie burgers binnenkort uitgestorven is, maar ze vergissen zich.

Maar niet alles is kommer en kwel. Enkele goede voorbeelden:

  1. In de “Goed Nieuws Krant” van HBVL, april dit jaar: een interview met een paar jonge gelovigen die elkaar gevonden hadden via “Recruits”, een christelijke organisatie. Positief artikel. Zeldzaam, maar goed.
  2. De reeks “Shalom allemaal” op VRT: een mooie inkijk in de chassidisch joodse gemeenschap in Antwerpen.

Maar gelovigen komen over het algemeen te weinig aan het woord in de media. En wanneer dat gebeurt wordt er meestal ofwel meewarig, ofwel verontwaardigd over gedaan. Christenen zijn of naïef, of gevaarlijk. Dat beeld klopt niet en moet dringend verdwijnen.

En daar kunnen de media een grote rol in spelen. Er wordt te vaak OVER bepaalde groepen in de samenleving gesproken en geschreven in plaats van MET hen te gaan spreken. Correcte informatie verkrijgt de pers door de juiste bronnen aan te boren en nooit na te laten het recht op wederwoord toe te passen, bijvoorbeeld door Inspiratio te raadplegen, maar op zijn minst haar persberichten te gebruiken. Ik zie ernaar uit.

Verslag lancering van de denktank Inspiratio (6 juni 2023, Brussel)

Op dinsdagavond 6 juni werd in hartje Brussel een nieuwe denktank officieel gelanceerd: ‘Inspiratio’ heet ze, en ze hoopt een stem in de reguliere media te laten klinken die te weinig aan bod komt. Het gaat naar eigen zeggen om een ‘waardevolle en waarden-bewuste stem’ oftewel ‘een positief, opbouwend en hoopvol geluid, op het snijpunt van maatschappij en spiritualiteit’. Over ‘waarden’ spreken lijkt erg riskant in deze tijd van pluralisme en diversiteit, maar kan een cultuur en maatschappij überhaupt functioneren of floreren zonder (een minimum aan) gemeenschappelijke waarden? Inspiratio wil in ieder geval ingaan tegen elke vorm van nihilisme en cynisme, elk relativisme dat de weg effent voor ‘ieder creëert zijn eigen religie en bepaalt zijn eigen regels’. Met andere woorden: ze wil ‘geïnspireerd en inspirerend, waarde(n)vol en cultuurkritisch, relevant en constructief’ zijn, en regelmatig onderbouwde artikels sturen naar de pers rond actuele maatschappelijke thema’s.

Na een welkomstwoordje door Karel Buntinx – voormalig leraar en journalist – volgde een korte inleiding door Ignace Demaerel – leraar, schrijver en columnist bij Knack – over het ontstaan van de denktank. De hoofdspreker, Kris Vleugels, – voormalig politicus, oprichter van C’Axent en auteur – illustreerde aan de hand van enkele humoristische anekdotes uit het gewone leven en voorbeelden uit de media hoe onze cultuur en tijdgeest de laatste tijd sterk in een bepaalde richting geëvolueerd zijn. Daarna werd het 12-puntenplan van de denktank meer in detail toegelicht door Tim Brys – computerwetenschapper en postdoctoraal onderzoeker aan de VUB.

Inspiratio wil schrijvers, denkers en sprekers bij elkaar brengen die een expertise hebben op een of ander maatschappelijk vlak, en dat kan heel breed ingevuld worden: van medische ethiek tot migratie, klimaat en sociale rechtvaardigheid, seksualiteit en samenlevingsvormen. Ze wil zich hierbij focussen op fundamentele vragen, die verbonden zijn met zingeving en wereldbeelden, en dus ook met morele waarden. Daarvoor zoekt ze haar inspiratie – what’s in a name – in het judeo-christelijk gedachtengoed, de geestelijke erfenis van de Europese beschaving en wil deze wortels weer naar boven halen: niet ‘omdat de kerk het zegt’, maar omdat deze misschien in zichzelf waarde-vol zijn. Inspiratio is vooral bezorgd om de huidige polarisering en verruwing in de media, de toenemende commercialisering, het gebrek aan diepgang vanwege de jachtigheid. Opvallend is dat ze noch links noch rechts wil zijn, omdat ze dit als een valse tegenstelling ziet. In het vragenuurtje aan het eind kwam dit sterk naar voren: een mens kan op politiek gebied links zijn en op ethisch vlak rechts, of bijv. tegelijk progressief qua waarden in het migratieprobleem en conservatief als het om pro-life gaat. Of: wat gisteren als modern gold, kan vandaag als hopeloos passé overkomen. De denktank hoopt boven deze hokjes te kunnen uitstijgen in een derde, hogere weg. Ze streeft naar intellectuele eerlijkheid en openheid, balans en spirituele duurzaamheid. Een holistische benadering van de mens staat centraal: niet enkel als individu, maar ook als ingebed in een sociaal weefsel, met rede én emoties, lichaam en geest.

Na het boeiende officiële gedeelte was er tijd voor een drankje en een babbeltje en werd nog een hele tijd doorgeboomd over de aangehaalde thema’s.

Denktank Inspiratio: wat en waarom?

Op 6 juni 2023 – elke associatie met D-Day is puur toevallig – werd in hartje Brussel een nieuwe denktank boven de doopvont gehouden, en deze wereldburger kreeg de ietwat intrigerende naam ‘Inspiratio’. Wat bezielt de initiatiefnemers en wat is de bedoeling? Inspiratio wil in de reguliere media een waarde(n)volle stem laten klinken die niet of (te) weinig gehoord wordt. Deze denktank wil schrijvers/denkers/sprekers bij elkaar brengen om een positief, opbouwend en hoopvol geluid te doen horen, op het snijpunt van maatschappij en spiritualiteit en gebouwd op het judeo-christelijke erfgoed. Naar eigen zeggen wil de denktank ‘geïnspireerd en inspirerend, waarde(n)vol en cultuurkritisch, relevant en constructief’ zijn. Dat klinkt wellicht behoorlijk ambitieus, niet?

Maar de wereld van de media is de laatste decennia dan ook een beetje – of: heel erg? –geëxplodeerd, zeker sinds internet zijn intrede deed. Het aantal websites en mediakanalen is niet meer bij te houden, en de sociale mediaplatformen barsten uit hun voegen. Deze toename creëert enorme mogelijkheden voor vrije meningsuiting en nieuwsgaring, maar heeft ook een ernstige keerzijde: er gaat steeds meer fake news en hate speech rond, het is verwarring alom en de polarisatie neemt alleen maar toe. Wie houdt dit nog bij? Wat kan de lezer of kijker nog geloven of wie nog vertrouwen? En zijn de mainstream media dan wel 100% betrouwbaar, objectief en ideologisch neutraal?

Media bepalen steeds meer wat we denken, voelen en verlangen: onze perceptie van de wereld gebeurt grotendeels via ‘ons scherm’ – tv, pc, tablet, smartphone… Onze begeerten worden gestuurd en onze opvattingen gemasseerd door de meest professionele communicatietechnieken en algoritmes. De ‘vierde macht’ – nochtans niet democratisch verkozen noch herverkiesbaar – doet de drie andere beven voor haar scherpe pen die carrières kan maken en kraken.

Het is niet dat we hier bewust samenzweringen of slechte wil achter willen zoeken: ook goede journalisten en redacteurs zuchten hieronder en brengen deze mechanismen soms zelfs aan het licht. Maar de zuigkracht van commercialisering trekt de kwaliteit en het niveau onophoudelijk naar beneden: de spiraal van sensatiezucht, brood-en-spelen, goedkope instant prikkels en de feel good-cultuur voeden het eindeloze gevecht om de kijkcijfers.

Het is meer dan ooit nodig om kritisch te kijken en te lezen! Hoe worden ‘de feiten’ voorgesteld, en vooral: wat wordt níet verteld? We kunnen heel kritisch schrijven over mediamonopolies in Italië (Berlusconi), Hongarije (Orban), Rusland (Poetin)…, maar hoe zit het bij ons dan? Alles koosjer en transparant? Waarom komen er dan steeds nieuwe taboes op wat we mogen zeggen en denken? Waar zijn bij ons de ‘zere tenen’ en de censuur? Media zijn onvermijdelijk gekleurd en selectief: elke student journalistiek leert dat. 100% objectiviteit bestaat niet. Als we maar bewust zijn van onze blinde vlekken, er eerlijk naar durven kijken en ons bewust openen voor andere stemmen.

In onze overgecommercialiseerde wereld krijgen we voortdurend boodschappen zoals ‘Verwen jezelf’ en ‘Geniet maximaal’, maar nooit ‘Ontwikkel je geest’, of ‘Zoek een hoger doel’. We worden, vóór we het doorhebben, gereduceerd tot een homo consumens. Waar in vroegere eeuwen de kerk nog de geesten naar omhoog richtte, is haar stem nu grondig gemuilkorfd, en zo worden we collectief zielloos en geestelijk ondervoed. Er is ook niets of niemand die nog morele autoriteit mag nemen. Moraalridders worden verbaal gekruisigd, en tegelijk worden constant nieuwe schuldboodschappen gelanceerd: de morele regels mét bijhorende shaming and blaming zijn niet minder, maar ze zijn verschoven – hoewel niemand weet waarom of hoe. Hebben we in onze maatschappij nog wel een moreel kompas? Of heeft ieder recht om zelf te bepalen waar ‘het juiste noorden’ ligt?

We pleiten in deze milieubewuste tijd voor duurzaamheid in plastic verpakkingen, maar niet voor die in relaties, huwelijk en gezin, hét eerste sociaal weefsel. We staan allemaal héél erg op onze rechten, maar de prijs die we collectief betalen voor ons individualisme qua eenzaamheid, isolement en psychisch lijden, is niet te schatten. Alles moet ‘leuk’ zijn in de opvoeding en op school, maar in de bijzondere jeugdzorg is het dweilen met de kraan open. We roepen in een postmoderne cultuur luid: ‘Er is geen waarheid; iedereen heeft zijn eigen waarheid,’ maar… probeer dat maar eens uit te leggen bij een rechtbank. Hier zit iets grondig fout achter, waar blijkbaar weinigen ooit naar durven kijken. We leven zo hard in een ratrace dat we niet meer stilstaan bij het waarom van ons leven en de fundamentele vragen.

Nee, we willen niet terug naar ‘de goede, oude tijd waar alles beter was’, maar geloven wel dat er al véél te veel kostbare en mooie dingen van onze voorouders onnodig weggegooid zijn. Tradities zijn niet per se heilig, maar ook niet bij voorbaat oubollig en fout. Onze Europese cultuur is gebouwd op drie grote pijlers: de Romeinse (wetgeving en organisatie), de Griekse (filosofie en wetenschap) en de joods-christelijke (godsdienst en moraal). Waarom wordt dan uitgerekend deze derde systematisch weggehakt? We hebben onszelf ontworteld en ont-zield! Waar vroeger God en kerk de hele cultuur doordrongen en bepaalden – mét alle fouten die er toen waren – , is de slinger vandaag zo ver doorgeslagen naar de andere kant dat we er nog nauwelijks over mogen praten. Waarom zijn woorden als ‘christelijk’ en ‘Jezus’ taboe geworden in de publieke sfeer? Hoe kan het dat de spirituele wortels van de westerse beschaving zo snel en zo massaal verdroogd zijn geraakt? Moeten we ons verheugen over de levensbeschouwelijke uitholling en versnippering? Nee, we willen niet terug naar een tijdperk van dominantie van één kerkinstituut – we geloven niet in dominantie -, maar geestelijk gezond is de tegenreactie ook niet. Onze postmoderne cultuur is veel minder verlicht en rationeel dan we zouden denken of hopen. ‘We razen op de afgrond af, maar voorlopig gaat alles goed’ (Charles Ducal, dichter des vaderlands, 2014).

Inspiratio wil een relevant en positief geluid brengen, tegen alle verzuring in: of het nu gaat over ethische kwesties, migratie of klimaat, mensenrechten en vrijheden, sociale rechtvaardigheid of kunst, zingeving en diversiteit, seksualiteit en wereldpolitiek… Politiek en socio-cultureel niet links noch rechts want er moet een betere, hogere weg zijn om het polariserende hokjesdenken te overstijgen. Ze wil holistisch denken: lichaam, ziel en geest betrekken, de transcendente dimensie van de mens en onze hogere roeping terugvinden. Ze wil de moeilijke vragen blijven stellen, ook als deze de mensen lijken te storen en een ongemakkelijk gevoel geven. Ze wil niet meegaan in provoceren-om-te-provoceren en in de inflatie van harde of cynische woorden, maar het goede, mooie en waarachtige in de verf zetten. We geloven in veel méér dan respect en tolerantie: we geloven in liefde en waarheid. Ook al beseffen we dat ‘waarheid’ rijker en complexer is dan één mens kan bevatten, en dat er vele gezichtspunten mogelijk zijn en nuances nodig zijn. Als ‘de kracht van verbeelding’ ons sterkste Vlaamse wapen is, willen we dit maximaal gebruiken. Er moét nog een sterk verhaal zijn waarin mensen kunnen geloven en dat hen uittilt boven zichzelf. Inspiratio wil dit altijd respectvol doen, in een eerlijke dialoog, met kennis van zaken, gefundeerd en kwaliteitsvol, maar wel vrijmoedig en zonder verbloemen.

Het is nooit te laat voor Belgische excuses aan Congo

Origineel gepubliceerd op Knack.be op 24/02/19 door Philip Quarles van Ufford en Ignace Demaerel.

Begin vorige week publiceerde een VN-commissie een weinig flatterend rapport over de Belgische omgang met haar koloniale verleden. Tekorten in het onderwijs over de koloniale periode, de alomtegenwoordige standbeelden en straatnamen van Leopold II, het ontbreken van monumenten die de Afrikanen zelf eren, de halfslachtige vernieuwingen in het Afrika-museum, om er maar enkele te noemen. ‘Het gebrek aan erkenning van de ware omvang van het geweld en het onrecht’ zou bovendien leiden tot xenofobie, racisme en discriminatie op de arbeidsmarkt. Als kritiek kan dat tellen.

De eerste reactie van premier Charles Michel was verbolgen: viermaal gebruikte hij het woord ‘raar’ en ‘vreemd’. Is België dan geen voortrekker in de strijd tegen discriminatie? Hoe durven sommigen aan onze goede wil op dit punt te twijfelen? Bovendien, is het kolonialisme geen breder, Europees probleem? Had vader Louis Michel in 2004 niet om dezelfde reden geprobeerd de Britse BBC-documentaire ‘White King, red rubber, black death‘ van het Belgische tv-scherm te weren? ‘De thesis ervan is totaal eenzijdig, geeft geen rekenschap van de historische, intellectuele en culturele context, en is zeer tendentieus.’

De hele, pijnlijke geschiedenis begon met de grootse (groteske?) woorden waarmee Leopold II destijds zijn onderneming in Congo opzette, namelijk ‘om het enige deel van onze aardbol waartoe de beschaving nog niet is doorgedrongen, daarvoor open te stellen, de duisternis die over hele volken hangt te doorboren…’. Vandaag klinken deze woorden erg wrang en schamen we ons diep over zulke arrogantie. De strijd tegen de Arabische slavenhandel was een gedroomd excuus om Congo in te lijven, maar de realiteit werd een misdadig roofkapitalisme.

Zelfs binnen de context van andere koloniale onderdrukkingen waren de wandaden van onze vorst in Congo Vrijstaat nog ‘hors catégorie’. ‘Nooit, voor zover wij weten, heeft de uitbuiting door een staat of een staatsleider ergens zoveel monsterlijke wreedheden veroorzaakt’, zo vat Daniel Vangroenweghe samen, auteur van het boek ‘Rood Rubber‘ De Britse consul Roger Casement schreef reeds in 1904 een vernietigend rapport, en internationale kritieken brachten ons toen al aan de internationale schandpaal. Leopold II richtte dan maar inderhaast een ‘internationale onderzoekscommissie’ op om alle kritieken te ontkrachten.

Maar hun eindrapport ontplofte in het gezicht van de koning, die gedwongen werd zijn Congo Vrijstaat over te dragen (lees: verkopen) aan de Belgische staat, in 1908. De verhalen zijn véél erger dan de gemiddelde Belg weet; de Congolees echter kent ze maar al te goed: hij heeft ze van zijn eigen (groot)ouders gehoord, met alle pijnlijke emoties nog vers eronder.

Bij de herdenking van de 50-jarige onafhankelijkheid van Congo in 2010, leek het tij wat te keren met een stroom van meer kritische publicaties. Maar ook toen bleven veel academische en neokoloniale stemmen een aantal zaken relativeren en ‘contextualiseren’. Opmerkelijk in deze debatten was vooral de afwezigheid van Congolese stemmen: wij blanken zullen zelf wel (eenzijdig) uitmaken of de relatie tussen blank en zwart goed is. Herman De Croo betoogt bijvoorbeeld dat we beter naar de toekomst kijken en dat we ‘geen oude wonden mogen openrijten’. Maar dit is nu net het probleem: de wonden zijn nog vers, want ze worden voortdurend opengereten! Hoe kan je aan een betere toekomst werken als de pijnlijke angel nooit uit de wonde mag gehaald worden?

In 2008 bezocht een Belgische delegatie van protestants-evangelische kerken (waaronder ondergetekenden) een christelijke verzoeningsconferentie in Kinshasa, met exact dit als doel. In het ruimere kader van een ‘Europe-Africa Reconciliation Process’ hebben zij, samen met andere Europese delegaties, namens hun land en kerken excuses aangeboden voor het diepe onrecht in de koloniale periode (én erna): een gedetailleerde lijst van schrijnende daden en houdingen werd voorgelezen in de overvolle ‘Cathédrale du Centenaire’, én op de knieën.

Deze belijdenis heeft toen diepe indruk gemaakt op de talrijke aanwezigen, onder wie vertegenwoordigers van de regering, de meeste kerken en de nationale pers. Ze waren echter eenzame voorlopers: de Belgische overheden volgden niet. Een hoge ambtenaar op het ministerie van Buitenlandse Zaken zei ons toen, vertrouwelijk, dat de hoofdreden voor dit stilzwijgen de vrees was voor het eisen van financiële compensaties. Anders gezegd: wie niet B wil zeggen, zal ook niet A zeggen. Pijnlijk.

In het jubileumjaar 2010 hebben ondergetekenden in Brussel ook een soortgelijke conferentie georganiseerd met afgevaardigden van vele Congolese kerken in België (en enkele uit Congo). Op één na stuurden alle uitgenodigde Belgische politici hun kat. Blanken en zwarten hebben er letterlijk elkaars voeten gewassen. We zágen er het genezende effect van oprechte en gemeende excuses.

Want de wortel van de pijn ligt, zoals ook de tv-serie ‘Kinderen van de kolonie’ duidelijk laat klinken, in de minachting en vernedering, de houding van (blanke) superioriteit, de tweederangs behandeling, de ontmenselijking: de (gelijk)waardigheid van de Afrikaan werd met woorden en daden ontkend. Hoe kunnen sommigen zeggen dat het ’te laat’ is voor excuses, als het sinds 1885 nog nóóit gebeurd is?

Of is onze trots ons meer waard dan de waarheid en een nieuwe toekomst? Onze oproep in 2010 aan de Belgische regering en het koningshuis tot officiële en publieke excuses viel indertijd op een koude steen. Maar helaas: ook als onze overheid in deze context níets wil zeggen, zegt dat héél veel. De vernedering blijft in de lucht hangen.

De Congolese gemeenschap ervaart aan den lijve dat de ‘oude patronen’ tot vandaag blijven doorwerken, ook in de Belgische samenleving. Voor hen is dat geen ‘verre geschiedenis’, geen afgesloten hoofdstuk, maar dagelijkse realiteit: ze voélen het nog op straat, op school, op de arbeidsmarkt. Ook na 1960 blijven de onderdrukkende verhoudingen regelmatig opnieuw diepe krassen maken in de psyche van de Congolees. Neem nu bijvoorbeeld de recente verkiezingsfraude in Congo, en het uitblijven van een krachtig internationaal én Belgisch protest tegen dit onrecht: waarom doen we dat tegenover Venezuela wel en tegenover Congo niet? Zijn het onze zakelijke belangen? Of komt het ’te dicht bij’?

We kunnen het niet maken om de woorden van de VN commissie achteloos naast ons neer te leggen. De discussie hierover moet worden opengetrokken naar het hoogste niveau: ‘Belgium needs to confront its past fully and truthfully’, in het geschiedenisonderwijs op school, de straatnamen en standbeelden, en eerst en vooral door middel van publieke excuses door de regering en/of de koninklijke familie.

Niemand beweert dat de huidige chaos in RDC alleen het gevolg van de Belgen is. Maar hoe moeilijk is het om éénmaal officieel te belijden dat onze wandaden de slaagkansen van de jonge republiek in 1960 zeer zwaar hebben gehypothekeerd, tot op heden? De commissie-Lumumba was een stap in de goede richting, maar heeft ook niet geleid tot een formele schuldbelijdenis. Ons onvermogen (onwil?) om met dit verleden op een gepaste en waardige manier om te gaan, laat de wonden alleen nog maar verder etteren.

Een land dat zich als superieur, beschaafd en christelijk voordeed, gedroeg zich namelijk barbaars, onmenselijk en onchristelijk: het minste – een eerste stap in waarachtige beschaafdheid – is dat te erkennen. Andere regeringen hebben dit al gedaan in even moeilijke en delicate dossiers in hun eigen geschiedenis. En als ons nationaal ego daarvoor dan maar eens op de knieën moet – of: door het stof – , is het goed om te eraan te herinneren dat de Congolezen voor ons véél dieper door het stof zijn moeten gaan.