Naar de kern van Kerst: over een hulpeloze baby en een wereldleider

Origineel gepubliceerd op Knack.

Ieder van ons die onlangs op geboortebezoek ging, kan het beamen: we roepen ‘ooh’ en ‘aah’ en ‘wauw’ uit over een wolk van een baby, vertederend en (nog) heerlijk onschuldig. Ik had dit voorrecht exact een maand geleden bij een kleindochter. En tegelijk staart zijn of haar hulpeloosheid ons onmiskenbaar aan: frêle, onbeholpen, onwetend, onbestemd. De filosoof in mij kan het niet laten te mijmeren wat er van dit kind zal worden: waar zal ze staan binnen 30, 60, 90 jaar? Welk oneindig potentieel zal er uit deze ‘luttele kilootjes mens’ voortkomen? Een nieuwe Mozart of Einstein, genie of wereldleider? Welk ‘programma’ staat geschreven – ik geloof niet in ‘de sterren’ – in zijn of haar DNA?

Dezer dagen staan miljarden mensen stil bij een even hulpeloze baby die tweeduizend jaar geleden op de wereld belandde. Maar in véél moeilijker en vreemder omstandigheden dan in een steriel ziekenhuisbed: in een voederbak in een super-onhygiënische stal, zonder gynaecoloog of vroedvrouw, ver van huis en familie. Het had ronduit traumatisch kunnen zijn voor Maria. Zeker wanneer zij en Jozef korte tijd later te horen kregen dat de paranoïde koning Herodes het kind wou vermoorden: de geboorte van een mogelijke Messias moest tot elke prijs in bloed gesmoord worden, en het stak niet op enkele tientallen baby’s meer of minder. En dan in je eerste levensjaren opgroeien als politiek vluchteling – zónder papieren – in een vreemd land: het is niet de droomstart die je een peuter zou toewensen.

In ieder geval: wie had bij die kleine Yeshoea in de stal kunnen vermoeden wat er uit dat huilende kereltje zou voortkomen? Sommigen hadden evenwel al een glimp van ‘hierboven’ opgevangen via die vreemde sterrenwichelaars uit het Oosten en de herders op het veld met hun engelenvisioen. Maar er daagt nog een ongewone figuur op in de kerstverhalen: een oude man, Simeon, zat al lange tijd bij de tempel in Jeruzalem, omdat God hem beloofd had dat hij niet zou sterven voordat hij de Verlosser zou gezien hebben. Deze hoogbejaarde man zat daar waarschijnlijk al vele jaren en had duizenden baby’s zien binnenkomen voor het opdragen aan God en de besnijdenis.

Maar toen die ene baby binnengedragen werd, ging hij zonder aarzelen naar hem toe, pakte hem in de handen en sprak over hem uit dat hij ‘een licht voor de volken’ zou worden (Lukas 2:22-35). Simeon wordt nergens een profeet genoemd, maar hij was duidelijk zeer profetisch: hij zag in de hogere dimensie, in de verre toekomst. Profeten zien méér: zij zien een schijnsel van wat er áchter de dingen zit, het grotere plaatje, Gods realiteit. Ach, waarom hebben wij vandaag, evenals toen, alle profeten gedood – lees: monddood gemaakt, gemuilkorfd? Daarmee hebben we tegelijk alle hemelse perspectief gesmoord, het vuur van goddelijke liefde gedoofd, alle geloof in wonderen en de hoop ‘dat het ooit allemaal weer in orde komt’.

Is Jezus dan later een ‘licht voor alle volken’ geworden, een redder van de wereld? Het hangt ervan af hoe ‘profetisch’ je kan kijken. Het uitzien naar ‘een sterke leider’ zit heel diep in de mens. En dat werd helaas al opgevuld door te veel dictators met gezwollen ego’s en nep-messiassen. Het joodse volk verwacht al 3000 jaar een Messias, maar deze verzuchting is eigenlijk universeel: dé grote leider die voor één keer níet zijn macht zal misbruiken, maar waarlijk integer zal zijn: zoals het hóórt, zoals het altijd al bedoeld is.

De ‘koning der gerechtigheid’, die vrede en recht zal brengen op aarde. Kunnen we daar na 2000 jaar nog in geloven of zijn we officieel en collectief cynisch geworden? Het is een arme cultuur die niet meer kan geloven.

Ons gewoonlijke beeld van Jezus is dat van een sjofele timmermanszoon, een rondreizende prediker in een halfversleten mantel, weliswaar goedbedoelend en charismatisch, maar toch wat wereldvreemd en naïef. Iemand die zowaar preekt over ‘heb je naaste lief als jezelf’ en ‘keer je rechterwang toe’: wat zweverig en dromerig.

Maar is deze ‘softe’ boodschap over liefde niet de kern van alles wat misloopt in deze donkere wereld? Als we met zijn allen Jezus’ ene simpele regel ‘Behandel je naaste zoals je zelf behandeld wil worden’ zouden toepassen, dan zouden de oorlogen in Oekraïne en Gaza in één minuut beëindigd zijn. Veel andere conflicten wellicht nog sneller. Liefde is: oprecht het beste voor de ander willen, en dus: in staat zijn je eigen belangen of voorkeuren aan de kant te schuiven voor een medemens. Tegelijk zo simpel, en zo moeilijk.

We klasseren Jezus doorgaans niet onder ‘de grote wereldleiders’, op één lijn met veroveraars zoals Alexander De Grote, Genghis Khan of Napoleon. En meestal ook niet onder de ‘grote genieën’ zoals Leonardo da Vinci of Albert Einstein. Maar geheel ten onrechte: niemand heeft ooit méér volgelingen gehad in heel de wereldgeschiedenis dan deze simpele prediker die enkel zijn stem als wapen had.

Of Jezus een superhoog IQ had, zullen we nooit te weten komen, maar dat zijn ‘spirituele intelligentie’ boven alle anderen uitstak, mag overduidelijk zijn: zijn geschriften zijn buiten competitie het meest vertaalde, meest verkochte en meest gelezen boek ter wereld. Zijn morele principes – ‘je vijand liefhebben’ enz. – zijn onbetwistbaar de hoogste ooit. Zijn naam wordt, zelfs buiten zijn eigen religie, met veel respect genoemd. Of miljoenen keren per dag gebruikt als een stopwoord – ‘Jesus Christ!’ – ook door mensen die totaal niets met hem hebben: vreemd, nietwaar? Waarom we deze man vervangen hebben door de kerstman, kan er bij mij echt niet in.

Het vraagt tegenwoordig veel archeologische kunde om onder alle gedoe en commerce rond Kerst de kern van het feest terug te vinden: de miljarden lichtjes en slingers, kerstmannen en kerstbomen, sterren en stallen, cadeautjes en feestdiners, zeemzoete kerstfilms en sentimentele liedjes. Maar voor wie zoekt, is die kern er wel: geen simpel ‘Santa’-sprookje, maar voor christenen ‘de grootste persoonlijkheid ooit’.

De apostel Johannes vindt het zelfs de moeite niet waard om Jezus’ geboorte te vermelden in zijn evangelie: de andere kant is véél belangrijker. In zijn apocalyptische visioenen heeft hij namelijk de opgestane, hemelse en verheerlijkte Jezus gezien: de oude apostel viel ‘als dood’ aan zijn voeten enkel bij zijn verschijning (Openb. 1:17). Hij hoorde daar in die engelenwereld titels noemen als ‘koning der koningen en heer der heren’, zag hem zitten op de allerhoogste troon, terwijl eindeloze menigten voor hem op de grond vielen in de puurste aanbidding. Een grote wereldleider dus?

Als we wat meer profetisch konden zijn – met ‘verlichte’ ogen kijken – zouden we kunnen zien wat er áchter de dingen zit, ook achter deze rozige, hulpeloze baby.