Origineel gepubliceerd in Trouw, het Brabants Dagblad, Streven vrijplaats en Volzin.
Zweden is een traditie van koranverbrandingen aan het opbouwen. Na een reeks verbrandingen georganiseerd door Rasmus Paludan, de leider van een anti-moslimpartij, was het eind juni aan Salwan Momika, een Irakese immigrant en atheïst. Voor de centrale moskee van Stockholm scheurde hij enkele pagina’s uit een koran en stak die in brand. Later vertelde hij aan CNN dat “dit boek uit de wereld verbannen zou moeten worden, vanwege het gevaar dat het veroorzaakt voor de democratie, ethiek, menselijke waarden, mensenrechten en vrouwenrechten”.
Momika heeft moeten vechten om zijn protestactie te mogen uitvoeren: hij kreeg pas na drie maanden toestemming van de rechter. Hij mocht de koran in brand steken, ook al zou de actie kunnen leiden tot een verhoogd risico op terreuraanslagen en gevolgen hebben voor het Zweedse buitenlandbeleid.
Waarom liet Zweden Momika begaan? Volgens de Stockholmse rechter woog het principe van de vrijheid van meningsuiting zwaarder dan de belediging van een religieuze groep. Volgens dit principe mocht Paludan ook een koran verbranden voor de Turkse ambassade, en kreeg een moslim de toestemming als tegenreactie een joodse thora te verbranden voor de Israëlische ambassade.
Wetten tegen godslastering
Vele landen hebben wetten tegen godslastering, die onder andere verbieden om heilige geschriften respectloos te behandelen. In Frankrijk werden deze wetten in de negentiende eeuw geschrapt ten voordele van de vrijheid van meningsuiting, in Zweden gebeurde dit in 1970. In Nederland is het verbod op smadelijke godslastering in 2014 uit het wetboek van strafrecht geschrapt.
Hoe ver de vrijheid van meningsuiting reikt, is niet duidelijk. Ze is niet onbeperkt: het ontkennen van de Holocaust bijvoorbeeld is strafbaar in heel wat landen. Zogenoemde hate-speech ook. Maar hoe definieer je dat? Is de koranverbranding door Momika een vorm van hate-speech? Het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken verklaarde dat zijn actie een ‘klimaat van angst’ schept dat de vrijheid van godsdienst voor moslims bedreigt. “Het verbranden van religieuze teksten is respectloos en kwetsend. Wat misschien legaal is, is niet per se gepast.”
Terwijl politici en juristen proberen een balans te vinden, kunnen we misschien een voorbeeld nemen aan wat er gebeurde met de aanvraag om een thora te verbranden voor de Israëlische ambassade in Stockholm. Dat ging niet door. Waarom?
Moslimleiders vonden torahverbranding niet gepast
Volgens de Zweedse rabbi Moshe David HaCohen zetten leiders van de moslimgemeenschap in Zweden zich in om de verbranding te voorkomen. Ook al was deze gemeenschap diep gekwetst door Paludans recente koranverbranding, toch vonden leiders de torahverbranding niet gepast en overtuigden ze de actievoerder zijn plan op te geven. Zijn protest zou negatieve gevolgen kunnen hebben voor Joden in Zweden. Voor de Zweedse moslimgemeenschap woog in dit geval naastenliefde zwaarder dan de vrijheid van meningsuiting.
Hoewel het concept ‘heilig’ vandaag geen tegengewicht meer kan vormen voor de vrijheid van meningsuiting, kunnen andere concepten dat nog wel: hate-speech en naastenliefde. Was het zo belangrijk voor Momika om zijn mening over de Koran op deze dramatische manier te uiten dat hij niet alleen de moslimgemeenschap zou kwetsen maar ook riskeerde hun vrijheden te bedreigen?
Er zijn inderdaad interpretaties van de Koran die een gevaar zijn voor westerse waarden. IS geeft daar het meest dramatische voorbeeld van. Daartegenover staan echter heel wat vormen van de islam die hier helemaal geen gevaar voor vormen. Integendeel zelfs. Maar door een koran te verbranden scheer je die allemaal over een kam.