Wat is ethisch ‘progressief’? Waar ligt de vooruitgang?

Origineel gepubliceerd op Doorbraak. Voor langere versie, zie hier.

België vaart een ‘ethisch progressieve’ koers. Dat doet het al enkele decennia. Onze politici menen dat zij geroepen zijn op te treden als ‘morele gidsen’, voor de eigen bevolking, maar ook voor de rest van de wereld. Maar staan ze/we wel eens stil om te evalueren of de zaken er ook echt op verbeteren? Wat is ‘morele vooruitgang’ eigenlijk? En hoeveel ‘verbetering’ hebben we al gebracht?

Is de verschuiving naar rechts bij de laatste verkiezingen — in het progressieve Nederland nog véél meer — ook een signaal naar de politiek dat onze maatschappij almaar meer aan het ontsporen is? Het op losse schroeven zetten van onze morele waarden heeft niet bepaald bijgedragen tot het bruto nationaal geluk.

Vrijheid overleven

Het gaat niet bijster goed met de geestelijke gezondheid van de bevolking, zeker van onze jongeren. De cijfers over depressies en burn-outs, verslavingen en vereenzaming, toenemende wachtlijsten in de jeugdpsychiatrie… zijn schrijnend.

Mensen zitten op hun tandvlees en het sociale weefsel versnippert. Ongebreidelde vrijheid en individualisme presenteren een hoge factuur. ‘Hoe overleven we de vrijheid?’ vroeg filosoof Herman De Dijn zich al in 1994 af. ‘We razen op de afgrond af, maar voorlopig gaat alles goed’, stelde dichter des vaderlands (2014) Charles Ducal ons gerust.

Als het hellend vlak steiler wordt, moet je geen gas bijgeven maar aan de handrem trekken. Dat betekent ook een ernstige heroverweging van de afbraak van het christelijke waardenpatroon van de voorbije decennia. Moderne — vaak zéér moderne — opvattingen over abortus, euthanasie, genderzorg of sekswerk zijn grensverleggend en creëren vrijheid en emancipatie. Maar werden we gelukkiger?

Abortus

Er werd al veel geschreven over abortus. Maar nooit te veel, want de waarde van het menselijk leven, ook het ongeborene, blijft de basis van elke humane samenleving. Elk van ons is ooit zo gestart, nietwaar?

De door sommige politieke partijen gewenste versoepeling van de abortuswet staat gelijk aan de verdere devaluatie van het menselijk leven. Het ongeboren kind wordt een wegwerpproduct. De gewenste wetswijzigingen — verlenging termijn, afschaffing bedenktijd, enzovoort — door te verwijzen naar een klein aantal slachtoffers van verkrachting of het Nederlands abortustoerisme, raken kant noch wal.

Abortus wordt tegenwoordig verkocht als een vrouwenrecht, alsof het enkel over ‘mijn lichaam’ gaat. Of het ook ‘goed’ is, lijkt irrelevant. Goed voor het kind, goed voor de moeder, goed voor de gemeenschap? Ik durf te bepleiten dat dat niet zo is en dat er betere, humanere alternatieven moeten zijn. Respect voor elk uniek mensenleven is immers hét fundament van alle mensenrechten en morele waarden.

Alleenstaande moeders

De seksuele revolutie wordt als een bevrijding voorgesteld. Ze bracht misschien meer vrijheid, maar ook veel collateral damage.

De wettelijke introductie van ‘echtscheiding zonder fout’ en de maatschappelijke devaluatie van het huwelijk deden het aantal echtscheidingen de hoogte inschieten. De alleenstaande moeders, één van de meest kwetsbare groepen in onze maatschappij, betalen het gelag en staan onevenredig vaak op de rand van de armoede. De kinderen van gebroken gezinnen starten hun leven vaker zonder gezonde hechting of fundamenteel basisvertrouwen.

Waarom de overheid niets doet om gezinnen te ondersteunen, is onbegrijpelijk: we dweilen ons te pletter en draaien tegelijk de kraan nog verder open.

Waar de overheid wel werk van maakt, is de normalisering van prostitutie. ‘Sekswerk’, heet het nu. Willen we dat wel, die normalisering? Willen we écht elk moreel taboe daarrond wegnemen? Als uw dochter op 16-jarige leeftijd zegt: ‘Ik wil later sekswerker worden’, moet u dan empathisch daarin meegaan of haar feliciteren?

Niet rechts

Kritiek hebben op links is niet per se rechts. progressief zijn is op vele vlakken goed, maar niet elke vooruitgang is een verbetering. ‘Ethisch rechts’ is geen pleidooi voor ‘achteruitgang’, maar voor een terugkeer naar gezond verstand.

Het klopt niet dat ‘conservatief’ een scheldwoord is en ‘progressief’ een eretitel: de balans ligt ergens in het midden. Het punt is dat wat goéd is, bewáárd moet worden, en wat minder goed is, verbeterd moet worden.

Het culturele erfgoed van onze voorouders in gebouwen willen we bewaren – met vele miljoenen subsidies zelfs – maar hun immateriële waarden breken we af? We willen de biodiversiteit bij planten en dieren bewarenmaar het ongeboren (menselijk) leven vogelvrij verklaren? Hoe schizofreen kan een cultuur zijn?

Het probleem van de VUB: religie wil maar niet uitsterven

Origineel gepubliceerd op DeWereldMorgen.

De Vrije Universiteit Brussel zit met de handen in het haar: studenten worden altijd religieuzer en importeren dit ongegeneerd in het bastion van de vrijzinnigheid. De VUB wil open en tolerant zijn, maar ook dit heeft grenzen! Als gelovige studenten vragen of ze tijdens middagpauzes in één van de lokalen samen mogen bidden, is het antwoord steevast ‘nee’. En als ze het dan ongevraagd doen, is de tolerantie méér dan opgebruikt. Wat ze daar kwaad mee zouden kunnen doen is geheel onduidelijk als er toch geen God bestaat! Waar is rector Danckaert eigenlijk bang voor?

Als de ‘V’ van VUB écht ‘vrij’ betekent, zou ze ook hier vrijheid moeten toelaten, maar in de realiteit staat de ‘V’ voor ‘vrijzinnig’, en dit is blijkbaar niet zo ‘vrij’ als ze zichzelf presenteert. Volgens de simpelste definitie van ‘vrijdenkerij’ moet iedereen vrij zijn in zijn denken, maar toch niet zó vrij dat hij de antwoorden bij een God mag zoeken: die piste is bij voorbaat afgesloten, dichtgetimmerd, taboe. Vrijdenkerij is tegen alle dogma’s, maar op een dogmatische manier: er is enkel ruimte voor de dogma’s van de Verlichting en het rationalisme

De VUB (oorspronkelijk ULB) is in 1834 opgericht door de vrijmetselarij: Pierre-Theodoor Verhaegen, grootmeester in de 33ste graad, was de grote trekker en stichter. Het is geen geheim dat er altijd een nauwe band gebleven is tussen beide, en dan vooral met de irreguliere vrijmetselarij die atheïstisch is. Als je een (hoge) positie ambieerde, was lidmaatschap van deze club quasi onontkoombaar. Hoe open en hoe vrij willen VUB-ULB eigenlijk écht zijn?

Vrijzinnigheid leert om kritisch te zijn: tegenover alles, maar eerst en vooral tegenover religie. Zelfkritisch zijn is natuurlijk een hele stap moeilijker. Dé slogan van de VUB is ‘scientia vincere tenebras’: ‘door de wetenschap duisternis overwinnen’. Maar dat de wetenschap op haar beurt zelf de deur opent voor duisternis wordt gevoeglijk genegeerd: vervuiling, nucleaire wapens, cybercriminaliteit, klimaatopwarming …

En dat de Verlichting erg eenzijdig was, eng rationalistisch, eurocentrisch en naïef optimistisch is ook moeilijk om te erkennen. De vrijzinnigheid was zeer efficiënt om kerk en religie af te breken, maar om iets anders in de plaats te stellen, bleef ze heel zwak, vaag en algemeen: het alternatieve zingevingskader blijft vooral léég. Ieder vult het in naar eigen believen en voorkeur. Dit leeg laten – de grote levensvragen onder de mat vegen – is wat meestal gebeurt.

Er is vrijheid van onderwijs in ons land en dus heeft elke levensbeschouwing recht om eigen scholen en universiteiten op te richten: dat is het probleem niet. Maar als ze zich voordoet als ‘bij ons is iedereen helemaal vrij in zijn denken’, komt de dissonantie naar boven.

De VUB zit met een innerlijk dilemma dat een inconsequentie wordt. Luidop verkondigen dat God niet bestaat, mag wel, dat Hij wél bestaat, mag niet. Dat religie niet wetenschappelijk is, is duidelijk, maar dat atheïsme dat ook niet is, wordt verdoezeld. Dat er een God bestaat is een gelóóf, dat Hij níet bestaat – helaas – evenzeer. Het ‘vrije onderzoek’ is aan de VUB ook een hoog gekoesterde waarde: er mogen geen beperkingen zijn, maar… je mag je inspiratie – voor filosofie en moraal bijvoorbeeld. – niet in de Bijbel gaan zoeken. Plato citeren is oké, Jezus niet.

De VUB heeft altijd vooropgelopen in het bestrijden van de katholieke dominantie, in het doorbreken van het religieuze monopolie, in het terugdringen van God en geloof naar het kleinst mogelijke hoekje. En de vrijzinnigheid is daar behoorlijk goed in geslaagd: de cultuur, de tijdgeest, wordt nu bepaald door het paradigma van het ‘secularisme’, hoewel ze zelf een kleine minderheid is. We hebben collectief geaccepteerd dat we in het openbaar over ons geloof zwijgen – tenzij het atheïsme is. En daar botst het met de moslimstudenten en Afrikaanse evangelische christenen aan de VUB die vaak vurig zijn in hun geloof.

Voor hen is die scheiding artificieel: als God De Schepper is van alles, heeft Hij toch met álles te maken? Waarom mogen zij niet bidden voor hun universiteit, voor de proffen en de wetenschappers? De scheiding van kerk en staat wordt door seculiere denkers altijd ingevuld als – lees: uitgebreid tot – een scheiding tussen geloof en samenleving (inclusief wetenschap, cultuur, politiek, economie, moraal). En de scheiding lijkt eerder op een betonnen muur-met-prikkeldraad, terwijl ze ook een vriendelijk haagje tussen twee buren zou kunnen zijn.

Atheïsten hoopten vanaf de jaren 1970 dat religie langzaam maar zeker vanzelf zou uitsterven: door toenemende kennis en voorlichting zouden alle ogen open gaan en de laatste restjes van onwetendheid en religieus (bij)geloof verdwijnen. Maar … dat gebeurt niet. Sommige vooraanstaande atheïsten bekeren zich zelfs terug tot het geloof: Kristien Hemmerechts, Ayaan Hirsi Ali, Tom Holland … Niet alleen de kerk is in crisis, het atheïsme ook. Merken we een soort morele paniek, ook aan de VUB?

De kerk wordt in onze media uitvoerig aangevallen en bekritiseerd, de vrijzinnigheid nooit. De intolerantie die vrijzinnigen aan de kerk verweten is hun ook niet vreemd: fanatisme is te vinden in élke ideologie, ook niet-religieuze. De VUB zit in deze dubbelheid: is ze eigenlijk open voor alles of is ze toch vooral antireligieus? U kan de vraag zelf beantwoorden.

Dat er een inherent conflict tussen godsdienst en wetenschap zou zijn, is een mythe

Origineel gepubliceerd in De Morgen.

In de tweede eeuw vroeg polemist Tertullianus: “Wat heeft Athene met Jeruzalem te maken? Wat heeft de academie met de kerk te maken?” Zijn antwoord: “Bitter weinig”. Filosofische speculatie, los van de Bijbel, zou enkel ketterij produceren. Met het nakende bezoek van de paus aan de KU Leuven voor haar 600-jarige bestaan stelt men gelijkaardige vragen: “Wat heeft Leuven met Rome te maken? Wat heeft de universiteit met de kerk te maken?” Ook nu antwoorden sommigen: “Bitter weinig”, maar dan ten voordele van de unief: het kerkse dogma staat de wetenschap, die gestoeld is op vrij onderzoek, in de weg.

Onder hen presentator en auteur Tom De Cock, die zijn ambassadeurschap van de KU Leuven opgaf uit protest tegen het pauselijke bezoek. Vooral wegens het kerkelijke standpunt over homofilie en het kindermisbruik. Maar hij vroeg in zijn opiniestuk ook wat kerk en universiteit met elkaar te maken hebben: “Het is niet dankzij de kerk dat we universiteiten hebben, dat er aan wetenschap wordt gedaan”, maar “verdorie ondanks de kerk”.

De kerk werkte de wetenschap soms serieus tegen, klopt. De Cock noemde Vesalius, alumnus van Leuven, die de studie van anatomie door lijken opensnijden nieuw leven inblies na eeuwen kerkelijk verbod. En Galilei, wiens werk over heliocentrisme de kerk tweehonderd jaar verbood.

Alleen, aan de andere kant was de kerk eeuwenlang de grootste geldschieter voor de wetenschap, stichtten haar geestelijken de eerste universiteiten en waren het vaak kerklui die wetenschappelijke doorbraken maakten, tot KU Leuven-professor en priester Lemaître met de bigbangtheorie toe. Het oude idee dat God zich openbaart in zowel Bijbel als natuur, samen met de nieuwere opvatting dat hij een wetmatige schepping maakte, droegen bij tot een middeleeuws wereldbeeld waarin wetenschap theologisch vanzelfsprekend werd. Vreemd dat we universiteiten en wetenschap zouden hebben ondanks de kerk.

Leuvense ‘K’, Brusselse ‘V’

De Leuvense ‘K’ wordt soms in vraag gesteld. Universiteit en kerk zouden niets met elkaar te maken (mogen) hebben. Of de ‘K’ niet past, weet ik niet: ik ben geen katholiek, noch KU Leuven-alumnus. Aan de VUB, waar ik studeerde en werk, is de scheiding tussen kerk en universiteit compleet. De ULB, waar de VUB van afsplitste, was een antiklerikale reactie op de Katholieke Universiteit van Mechelen, die later verhuisde en de KU Leuven werd. De missie van de VUB is vrij onderzoek, vrij van religieuze autoriteit. Vandaar de ‘V’.

Alleen is ook die ‘V’ betwistbaar. Heel wat VUB-posters stellen dat ik vrij ben om elke hogere macht af te wijzen. Posters die stellen dat ik vrij ben om zo’n macht te aanvaarden zijn er niet. Ben ik niet vrij om het vrijzinnige dogma in vraag te stellen? Rector Danckaert klaagt dat mensen zich terugplooien op religieuze waarden, maar plooit zichzelf terug op vrijzinnige waarden. Moet religie privé zijn, maar humanisme niet?

Wetenschapsfilosofen als Kuhn en Feyerabend schreven al dat de wetenschap niet absoluut objectief is. Onderzoek kan niet volledig vrij en rationeel zijn. Al was het maar omdat elke onderzoeker veronderstellingen maakt. In de natuurwetenschappen is dat naturalisme; in de theologie, theïsme. Daarom dat geen van beiden de vraag ‘bestaat God?’ kan beslechten: het ene veld laat God buiten beschouwing en het andere veronderstelt hem.

Voor De Cock is theologie aan de KU Leuven een “aberratie”. De VUB heeft dan ook geen departement theologie. Maar waarom zou men naturalistische veronderstellingen toelaten en theïstische niet? Niet om te zeggen dat alles relatief is. Dat, met een uitgesproken voorbeeld, creationisme naast de wetenschappelijke bigangtheorie kan staan. Wél dat er wereldbeelden vermengd zijn in de wetenschappen en dat daar permanente dialoog over nodig is.

Wat mij betreft is er wetenschappelijk geen probleem met het pauselijke bezoek aan de KU Leuven en heeft theologie er zijn plaats. Men kan dat bezoek in vraag stellen vanwege enkele diep problematische kerkelijke zaken. Maar dat er een inherent conflict tussen godsdienst en wetenschap zou zijn, is een mythe. Theologen en wetenschappers tasten al eeuwen de raakvlakken af – Lemaître is een perfect voorbeeld – en de catechismus van de kerk stelt dat wetenschap niet in strijd is met het geloof. Een constructieve dialoog tussen ‘Leuven’ en ‘Rome’ blijft essentieel, maar moet ook humanisten includeren. Dat het bezoek van de paus dat moge bevorderen.

Asielzoekers voor de politieke bus gooien? Mensen zijn mensen, zelfs als je vindt dat er geen plaats voor hen is in je land

Origineel gepubliceerd op Knack.

Hongarije wil asielzoekers “een vrijwillige, gratis, heenreis naar Brussel aanbieden”. Aldus staatssecretaris Bence Rétvari die voor deze aankondiging suggestief bij een rij bussen met het opschrift “Röszke > Brüsszel” poseerde. Hij meent het dus. Brussels burgemeester Philippe Close pareerde deze onverhulde provocatie: “Wij zullen die bussen blokkeren. Ze komen Brussel niet binnen!” Vervolgens riep hij op X premier De Croo op om voor de zekerheid eventuele bussen al aan de landsgrenzen tegen te houden.

Dat Orbán asielzoekers instrumentaliseert om een politiek punt te maken is verwerpelijk. Mensen zijn mensen, zelfs als je vindt dat er geen plaats voor hen is in je land. Orbán beweert in zijn nationalisme traditionele christelijke waarden te verdedigen. Dan moet hij, in het traditioneel katholieke Hongarije, misschien naar de paus luisteren: die herhaalt in zijn laatste encycliek de Bijbelse boodschap dat elke persoon inherent waardevol is, want geschapen door God, dat we een universele broederlijkheid moeten nastreven, en niet enkel een nationalistische, en dat migranten evenveel naastenliefde waard zijn als landgenoten. Filoxenia noemt het Nieuwe Testament dat: vreemdelingenliefde, het omgekeerde van xenofobie, vreemdelingenangst of haat. Als Orbán een christelijk Hongarije wil, dan mag hij asielzoekers dus niet hanteren in politieke spelletjes, want dat is mensonwaardig.

Burgemeester Close laat zich echter ook verleiden tot dergelijk gedrag wanneer hij met Hongarije een ping-pong spel om asielzoekers aangaat: bus naar hier, bus naar ginder, bus weer terug? Daarbij zijn het uiteraard vooral de asielzoekers die de slagen te verwerken zullen krijgen. We kunnen dus wel kritiek uiten op Orbán, maar reageren Close en andere Belgische politici zoals Theo Francken – “Bussen per direct terugsturen naar Hongarije,” tweette hij – niet vanuit dezelfde instrumentalistische, objectiverende kijk op asielzoekers? Het zijn problemen om op te lossen, pionnen om rond te schuiven, wapens om tegen de politieke tegenstander in te zetten, maar niet in de eerste plaats mensen met fundamentele rechten, individuen met een oneindige inherente waarde, onze naastenliefde dubbel en dik waard. Dat moet niet mislezen worden als een pleidooi voor open grenzen en ongelimiteerde migratie. Neen, asielzoekers liefhebben betekent: hen een eerlijke en rechtvaardige asielprocedure aanbieden, hen in tussentijd opvangen en beschermen, en vervolgens, afhankelijk van het resultaat, hen ofwel laten integreren in de maatschappij ofwel hen vriendelijk maar doortastend terugsturen naar eigen land. Maar hen heen en weer kaatsen tussen Brussel en Boedapest is geen naastenliefde.

Wie met een varken worstelt, wordt zelf vuil, en het varken vindt het nog leuk ook, stelt het Engelse gezegde. We mogen Orbáns spelletjes inzake asielzoekers niet meespelen, want dan zullen wij hen eveneens instrumentaliseren. Migratiepolitiek is complex, en moet daarom (minstens) op Europees niveau coherent aangepakt worden, met oog voor de universele rechten van de mens alsook de mogelijkheden en noden van alle landen, inclusief Hongarije. Groeiende bezorgdheden langs politiek rechtse zijde moeten daarom ook in acht genomen worden en waar nodig ontkracht of aangepakt.

In Hoe migratie echt werkt toont professor Hein de Haas bijvoorbeeld aan hoe asielmigratie weinig tot geen impact heeft op de sociale zekerheid en dat waar er een gebrek aan integratie is, dat typisch te wijten is aan systematische discriminatie en slecht overheidsbeleid, en niet aan de culturele of religieuze achtergrond van de migranten. Langs de andere kant is het duidelijk dat het terugkeerbeleid in de meeste Europese landen, inclusief België, volledig faalt, met alle gevolgen van dien. Dat moet dus veel beter. Maar dat klaag je niet aan door te provoceren met asielzoekers op bussen.

Wanneer Hongarije de Europese regels of zelfs de mensenrechten schendt, moeten we niet staan schelden en vuur met vuur bestrijden. We moeten in dat geval het land op Europees niveau sanctioneren en daarenboven zelf zorgen dat we asielzoekers liefdevol behandelen. Want hypocrisie is nog steeds geen deugd.

Dionysos’ Laatste Avondmaal op de Olympische Spelen

De Olympische Spelen lopen op hun laatste benen (!) maar het begin ervan heeft toch behoorlijk wat verbazing gewekt. Het is opmerkelijk hoe weinig deining de openingsceremonie van 26 juli in België veroorzaakte. Elders, van Frankrijk tot in de VS en zeker op sociale media, waren enkele van de bizarre voorstellingen talk of the town. Belangrijke politieke en religieuze leiders in Europa en de VS deelden hun afschuw over de show. Zelfs iemand als Elon Musk vond de spotternij belangrijk genoeg om ze te vernoemen en te omschrijven als: “Een teken van wokeness, een heidens feest, een blasfemie”.

Het toppunt van de controverse was een live-action parodie op Jezus’ Laatste Avondmaal-schilderij van Leonardo Da Vinci dat alle drie van Musks verwijten samenbracht. Een getatoeëerde, obese, halfnaakte vrouw nam de plaats in van Jezus, met rondom haar een verscheidenheid aan pseudo-apostelen, die net zoals de discipelen op het schilderij een gezamenlijke maaltijd hadden, maar dan gekleed als drag queens. Een naakte man, blauw geverfd, bediende de feestvierders aan de tafel. Niet zoals Jezus destijds met brood en wijn, de symbolen van zijn kruisoffer, zijn gebroken lichaam en vergoten bloed. Neen, hij beeldde Dionysos uit, de Griekse god van wijn, theater en extase. Dionysos bestierde 3500 jaar geleden al, samen met de andere goden van de Olympus, de morele denkwereld van hun tijd met alle waarden die hen eigen waren; op de feesten voor Dionysos was dronkenschap bijv. de bekroning. Ook oppergod Zeus draaide zijn hand niet om voor bedrog, overspel, verkrachting, vadermoord en incest. 1500 jaar later kwam Jezus heel andere waarden brengen van naastenliefde, trouw, reinheid en zelfopoffering. Maar de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Parijs leerde dat deze heidense goden populairder zijn en beter bij de tijdgeest passen. Het geheel kan wel tellen als blasfemie tegen de christelijke God. Wat de motivatie mag zijn van de regisseur om 2,5 miljard christenen te schofferen, en daarvoor de Olympische Spelen te gebruiken is onduidelijk en werd noch tevoren noch erna uitgelegd. Het Olympisch Comité heeft na de vele reacties haar excuses al aangeboden, maar het gebeuren was natuurlijk al internationaal op de tv-kanalen rondgegaan. Too little too late

Onnodig te zeggen dat ‘gezinsvriendelijk’ geen bruikbare omschrijving was voor de wereldwijd uitgezonden ceremonie. Dergelijke beelden waren ongezien tijdens openingsceremonies van de Olympische Spelen. Of de parodie en spot bewust en gericht waren, zullen we misschien nooit te weten komen – of zal altijd ontkend worden –  maar zelfs als het dat niet was, was het voor de choreografen een kleine moeite geweest om wat empathie op te brengen en te beseffen dat velen wereldwijd – zowel christenen als niet-christenen – het als een aanval en spot ervaren hebben. Zou het Olympisch comité een gelijkaardige scène met allusies naar de islam of Mohammed getolereerd hebben?

Ook inhoudelijk was de beeldvorming aanstootgevend. Niet alleen de seksueel getinte aard van de reeks en het centraal plaatsen van de heidense god van genot en dronkenschap, maar vooral deze te situeren tegen de achtergrond van Jezus’ laatste avondmaal voelde heel wrang aan. Deze laatste avond met zijn apostelen was een bijzonder intens en sacraal moment, zeer emotioneel geladen en vol diepe symbolen, de laatste uren vóór de ultieme daad van zelfopoffering en vreselijk lijden. De morele waarden achter de bacchanalen en achter Jezus’ daad met brood en wijn kunnen niet verder uit elkaar liggen.

In grote delen van de wereld wordt christenen nog steeds het leven moeilijk gemaakt: opgejaagd, verdreven, onterecht vastgezet, ontvoerd, verkracht of gedood enkel vanwege het feit dat ze christen zijn. Vaak kijken ze met jaloezie hoe hun medechristenen in ‘de vrije westerse wereld’ hun geloof vrij kunnen beleven, maar als ze dan bij ons zulke openlijke spot zien die in andere religies en culturen ondenkbaar is…, schudden ze hun hoofd vol onbegrip. Met deze wereldwijd vertoonde bespotting van het christelijk geloof steek je hen niet bepaald een hart onder de riem.

Alleen, in de Belgische pers waren deze bedenkingen nauwelijks te horen. Nochtans zijn ook hier, in ons moderne landje, velen niet gediend met wokeness, heidense feesten en blasfemie.

Ascetische discipline is essentieel in ons digitale tijdperk

Origineel gepubliceerd op Knack.

Het is de zesde eeuw. De zogenaamde duistere middeleeuwen zijn in volle gang. Het West-Romeinse rijk is niet meer, overrompeld door Germaanse stammen. Een jongeman uit Nursia wordt naar Rome gestuurd voor studies, maar vlucht weg wanneer hij de zedeloosheid van zijn medeleerlingen ziet. Hij trekt zich drie jaar lang terug in een grot op zoek naar “een heilige levensstijl, wensend om enkel God te behagen.” Daar leeft hij van brood alleen en wijdt er zich aan gebed en contemplatie.

Na verloop van tijd worden zijn goedheid en wijsheid bekend in de regio en verlangen anderen zijn voorbeeld te volgen. Daarom sticht hij kloosters, “leerscholen voor de dienst aan de Heer,” waarin monniken geloften van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid afleggen en volgens zijn voorbeeld gedisciplineerd leven om “de deugdzaamheid te bereiken.” De Benedictijnse kloosters worden al snel speerpunten van stabiliteit en herstel in een turbulent tijdperk.

Ascese

Het woord ascese verwees in zijn originele Griekse context naar de training van atleten. Het duidt zowel op de ontberingen waar atleten voor kozen – zich onthouden van allerlei voedsel en drank, bijvoorbeeld – alsook de gedisciplineerde oefeningen die ze bijna ritualistisch uitvoerden om hun lichamen met bloed, zweet en tranen te vormen. Dit alles om een hoger doel te bereiken: winst op de spelen in Olympia.

‘Ascese’ werd ook al snel gebruikt om te verwijzen naar religieuzen en mystieken, zoals Sint Benedictus, die eveneens kozen voor allerlei vormen van onthouding – van voedsel, slaap, bezit, seks – en zich toewijdden aan geestelijke disciplines: gebed, meditatie, contemplatie. Met als hoger doel: een deugdzaam karakter ontwikkelen en een voortdurend bewustzijn van God cultiveren. Net als bij atleten was dat vaak met wisselend succes – sommige mystieken gingen compleet de mist in – maar anderen worden terecht heiligen genoemd, al was het maar in de morele zin van het woord.

Hun hogere doel deed atleten en asceten zich ten dele onttrekken aan de maatschappij en haar normatieve levenspatronen. Een atleet kon namelijk niet verwachten dat hij de Olympische olijfkrans zou verdienen als hij dagelijks op de agora rondhing met Socrates, zich regelmatig op een Dionysische orgie liet zien, en maar sporadisch trainde voor het discuswerpen. Op dezelfde wijze verwachtte de asceet, terecht of onterecht, niet heilig te kunnen worden als hij een gezin moest onderhouden, de moraliteit van de dag volgde en maar af en toe een gebedje opzegde.

Digitale asceten

Het is de eenentwintigste eeuw. We leven de helft van de tijd in een digitale wereld. Bij het ontbijt doomscrollen we op social media naast onze peuter die met zijn papje prutst. Overdag werken we acht uur op een computer, velen van thuis uit, ver van collega’s. ‘s Avonds onderbreken we voortdurend onze gesprekken met partner of vrienden vanwege de ‘ping’ van een nieuw bericht op WhatsApp. Op vakantie ervaren we de exotische natuur doorheen een scherm, want ‘pics or it didn’t happen’.

Onze digitale wereld bestaat nog maar enkele decennia en evolueert schijnbaar steeds sneller. Dat deze technologieën nuttig zijn, is zeker. Wie kan er zich nog een wereld voorstellen zonder internet, smartphones, social media en ondertussen ook AI? De smartphone is de wereld in onze broekzak, sociale media verbinden ons als nooit tevoren, en generatieve AI maakt van iedereen een artiest.

Alleen weten we vanwege de nieuwigheid niet altijd even goed hoe we gezond kunnen leven in die digitale wereld.  Studies linken overdreven social media gebruik aan eenzaamheid, angst en depressie. Steeds geconnecteerd zijn met een smartphone op zak eist zijn tol van onze concentratieisoleert ons van mensen rondom ons en verhoogt de kans op burnout. Pornokijken, een van de populairste internetactiviteiten, wordt gelinkt aan relatieproblemenobjectivering van vrouwen en sekueel geweld. En generatieve AI overspoelt het internet met slopweegt op het klimaat, en duwt ons richting artistieke eenheidsworst.

Het gaat hier wel meestal niet om eenvoudige oorzaak-gevolg relaties. En de grootste risico’s zijn vaak verbonden aan specifiek en excessief technologiegebruik. Het is dus niet nodig om zoals Benedictus de digitale wereld volledig te ontvluchten, al klinkt een compleet analoog leven voor sommigen wel romantisch aanlokkelijk. Maar volledig onbezonnen meesurfen op elke digitale golf is dan ook weer niet wijs.

Net als atleten en asceten moeten we ons afvragen: wat is ons doel in het leven? In onze pluralistische maatschappij zal iedereen op z’n minst akkoord zijn dat we ons eigen welzijn en dat van onze dierbaren verlangen. De volgende vraag is dan hoe we dat effectief kunnen nastreven in een digitale wereld die dat welzijn ten dele in de weg staat. Welke disciplines moeten we ons als digitale atleten en asceten daarvoor aanmeten? Voorstellen zijn er genoeg: een wekelijkse dag zonder schermendevice-free ruimtes en eventssociale media algoritmes uitschakeleneen dumbphone kopenpas op 15 je kind een smartphone geven en op 18 ze op sociale media toelatengeneratieve AI vermijden voor vaardigheden die je zelf nog moet verwerven; enzovoort.

Moeilijker is deze disciplines toe te passen en ons er aan te houden, omdat we te vaak als individuen proberen in te gaan tegen het waaien van de tijdsgeest. Daarom falen onze nieuwjaarsvoornemens meestal. De Olympische atleten in Parijs hebben coaches om hen op koers te houden en de steun van andere sportlui die op gelijkaardige, gedisciplineerde wijze leven; monniken hebben hun abt en kloostergenoten.

Als we successvolle digitale asceten willen worden, zullen we dat collectief moeten doen. Kies met familie, vrienden of collega’s enkele disciplines uit en moedig elkaar aan om deze te practiseren. Merk op hoe jullie er wel bij varen. Na verloop van tijd zullen jullie punten van stabiliteit worden in een turbulente getechnologiseerde wereld. Deugdzame digitalen. Virtuele virtueuzen. Artificiële heiligen.

Op zoek naar een vastgoedmirakel in Brussel

Origineel gepubliceerd op Knack.

Toen ik in 2018 met mijn gezin naar Libanon verhuisde, huurden we daar een ruim appartement voor 300 dollar. Voor een appel en een ei dus, aangezien ons inkomen naar Westerse standaard was. Een jaar later zette ‘s lands economie een gestage implosie in, en door de devaluatie van de lira betaalden we na verloop van tijd nog maar 40 dollar huur per maand. We konden dus veel sparen en weggeven aan de snel verpauperende bevolking rondom ons.

Een jaar geleden keerden we terug naar België en na een maand zoeken vonden we opnieuw een ruim (120m2) appartement in Schaarbeek voor een huurprijs van 1.200 euro. Dat was uiteraard heel wat meer dan we in Libanon betaalden, maar tegelijkertijd ook serieus onder de Brusselse marktprijs. Voor gelijkaardige appartementen in de buurt werd meer dan 1.600 euro gevraagd. Het is een mirakel dat we zo ‘goedkoop’ kunnen huren.

Alleen willen we op termijn niet in dit appartement blijven. Niet omdat we er niet tevreden zijn of omdat het te klein zou worden voor ons uitbreidende gezin. De buurt is ook aangenaam, met heel wat Midden-Oosterse invloeden die ons aan Libanon doen terugdenken.

We zullen echter binnen afzienbare tijd vertrekken omdat we een alternatief woonproject in Brussel willen opstarten. Je zou het een cohousing kunnen noemen, aangezien we met enkele huishoudens willen samenleven, daarbij enkele ruimten, een hoop spullen en regelmatig een maaltijd willen delen, en in het algemeen elkaar willen ondersteunen in de drukte van het leven. Je zou ons project ook een sociaal initiatief kunnen noemen, aangezien we hopen een steen bij te dragen in de reële nood aan crisisopvang door een stabiele plaats te bieden aan bijvoorbeeld vluchtelingen of alleenstaande moeders.

Maar de beste beschrijving voor ons initiatief is dat het een nieuw monastiek woonproject is. Dat betekent dat we ons laten inspireren door de traditionele kloosterordes. We zullen geloften afleggen om enkele monastieke waarden hoog te houden, zoals gemeenschap, gastvrijheid en dienstbaarheid, en om gezamenlijke ritmes van gebed en bezinning te onderhouden. Terzijde: de gelofte van kuisheid zullen we niet afleggen.

De redenen om dit project op te richten, dat we Stadsklooster Brussel noemen, zijn veelvoudig. Gemeenschapsleven lijkt ons een belangrijk middel tegen de kwalen van de moderne geïndividualiseerde samenleving, zijnde eenzaamheid, depressie en angststoornissen. Onder Syrische vluchtelingen in Libanon merkten we ook de potentiële rijkdom van een hechte gemeenschap, waar in het beste geval gezamenlijk de lasten van het leven gedragen worden en tezamen voor jong, oud en zieken gezorgd wordt.

Als christenen willen we ook groeien in de naastenliefde en is er een betere leerschool dan samenleven met mensen die anders zijn dan jezelf? Mét de gelofte dat je kiest om aan de onderlinge relaties te blijven werken, ‘in goede en kwade dagen’, en dus niet de relatie afbreekt wanneer er fouten gemaakt werden of vertrouwen geschaad? De laatste, en waarschijnlijk minst tastbare drijfveer voor een niet-gelovige, is het verlangen om gezamenlijk onze liefde voor God uit te diepen.

Maar goed, we hebben dus nog geen gebouw in Brussel en kunnen nog niet samenleven. De grootste reden daarvoor is, niet onverwachts, dat gebouwen in Brussel onbetaalbaar zijn. Niet alleen individuen lukt het niet om in Brussel een eigen woonst te kopen. Ook voor groepen als de onze is dat quasi onmogelijk.

Cohousing wordt nochtans soms aangevoerd als dé oplossing voor de wooncrisis, maar daar merken we niet veel van. Vorig jaar bezochten we twee aanpalende panden nabij het Noordstation in Schaarbeek. Het ene herenhuis had een tuin, het andere een achterhuis en tezamen zou het geheel onze huidige groep van vier gezinnen kunnen huisvesten, met overschot voor gemeenschappelijke ruimtes en de sociale opvang die we willen voorzien. Alleen steeg de vraagprijs met de minuut, tot 2,5 miljoen euro aan het einde van het bezoek. Aangezien coöperatieve vennootschappen 20% van de te lenen som moeten ophoesten, zouden wij een half miljoen euro moeten verzamelen om deze woonst de onze te maken. Dat kunnen wij helaas niet zonder investeerders erbij te betrekken. We zijn nochtans geen sukkelaars, met enkele hooggekwalificeerden onder ons. Maar dat is blijkbaar geen garantie op de gewenste koopkracht.

Ergens op het platteland zouden we ons project misschien wel al kunnen realiseren. Alleen is het onze visie om een lichtpunt te zijn in de grootstad die Brussel is, met al haar gekende problematieken.

Of we ooit zelf een gepast gebouw zullen kunnen betalen is onwaarschijnlijk. We moeten eigenlijk rekenen op een wonder. Enkele maanden geleden spraken we met het Vicariaat van het Tijdelijke van de Katholieke Kerk, het departement dat het vastgoed beheert. Zij hebben mogelijk de juiste gebouwen voor ons, die we in erfpacht zouden kunnen beheren. Het is echter verre van zeker dat deze aan ons zullen toegewezen worden. Maar we gaan het toch van dit soort alternatieve constructies moeten hebben: erfpacht, giften, of subsidies.

In ons netwerk hebben we de voorbije jaren gelukkig wel al enkele vastgoedmirakels kunnen vieren. Het lukte vrienden om 6 miljoen euro aan subsidies en giften te verzamelen voor een nieuwe school in Haren, die ondertussen goed draait. En onze kerk kreeg onlangs uit het niets een kapel geschonken nabij de beruchte Aarschotstraat aan Brussel-Noord. Die ervaringen geven het nodige geloof voor ons eigen Brusselse vastgoedmirakel.

Een lofzang op de achterblijvers in Libanon

Origineel gepubliceerd in De Standaard.

Als vliegtuigen de luchthaven van Beiroet naderen, volgen ze steevast de Libanese kustlijn vanuit het noorden. Gelukkige passagiers gezeten aan de linkerkant van het voertuig kunnen ’s lands hoge pieken en mediterrane stranden bewonderen, waar je ’s ochtends kunt skiën en ’s namiddags zwemmen. Drie weken geleden hing mijn vliegtuig ter hoogte van downtown Beiroet – op een handvol seconden van landing – toen de piloot plots scherp afdraaide richting Middellandse Zee. Een geroezemoes vulde het vliegtuig. Libanese expats die net nog wolkenkrabbers bewonderden, keken elkaar met grote ogen aan en vroegen: “Heeft Israël aangevallen? Zijn we op het nippertje ontsnapt aan het begin van de oorlog?”

Sinds 8 oktober betuigt Hezbollah zijn ‘steun’ voor Hamas door Israël met raketten te bestoken. Sinds die dag leeft in Libanon de vrees dat het land zal worden meegesleurd in de zuidelijke oorlog. Ons voormalige buurmeisje in Libanon huilde: “Ik dacht niet dat ik al zo jong zou sterven.” Aangezien een regionale oorlog bijna onvermijdelijk leek, vertrokken veel buitenlanders en Libanezen. Mij werd de vraag bespaard of ik met mijn gezin al dan niet zou vertrekken, omdat we net terug waren in België na vijf jaar in Libanon te hebben gewoond.

In die vijf jaar zagen we Libanon drastisch veranderen: de oude kwalen van sektarisme en corruptie hadden een economische implosie veroorzaakt die nagenoeg ongezien is in de recente wereldgeschiedenis. De revolutie van 17 oktober 2019, die een miljoen Libanezen mobiliseerde tegen de maffia-achtige politieke klasse, kon daar geen verandering in brengen. De coronacrisis en de bijbehorende maatschappelijke maatregelen versnelden de implosie alleen maar. En de zwaarste niet-nucleaire explosie ooit, in 2020 in het hart van Beiroet, werd voor veel Libanezen het vernietigende symbool van hun falende staat. Het gevolg: in 2022 was volgens de VN meer dan 80 procent van de inwoners in armoede beland.

Exodus

De exodus na 7 oktober was maar een versnelling van de uitvaart die in 2019 op gang kwam vanwege de economische crisis, die op haar beurt maar de zoveelste Libanese emigratiegolf was. Het gevolg is een enorme braindrain: bijna iedereen met geld of een buitenlands paspoort is weg. Duizenden dokters en verplegers verlieten het land, met alle gevolgen van dien voor de gezondheidszorg.

En nu stijgt de kans op een nieuwe oorlog tussen Hezbollah en Israël met de dag. Israëlische leiders profeteren dat ze indien nodig het land terug naar het stenen tijdperk zullen bombarderen. Zo’n oorlog zal onvermijdelijk tot een nieuwe Libanese burgeroorlog leiden. De situatie is vergelijkbaar met die van midden jaren 70: er zijn massa’s vluchtelingen – toen Palestijnen, nu Palestijnen én Syriërs – er is een conflict met Israël – toen aangestookt door de PLO, nu door Hezbollah – en Libanese gemeenschappen zijn diep verdeeld: veel christenen kanten zich steeds gewelddadiger tegen de Syriërs en tegen Hezbollah, terwijl Hezbollah pro-Syrisch is en zijn subversieve staat-in-een-staat tot elke prijs zal verdedigen tegen Israël en Libanese christenen.

Een Palestijnse vriendin in Libanon, getrouwd met een Libanese christen, wist te zeggen dat alle gezinnen in hun christelijke buurt machinegeweren aangeschaft hebben. En de Syrische vluchtelingen die ze bezoekt, vertellen haar dat ze eveneens wapens hebben opgeslagen voor de komende strijd tegen de Libanese christenen. Als je oorlog wil, bereid je dan voor op oorlog?

Twijfels en angsten

Twee weken geleden nog adviseerden de Nederlandse en Duitse ambassades hun landgenoten om Libanon te verlaten. Je zou voor minder. Vandaar mijn ode aan de nobele zielen die kiezen om te blijven, uit loyaliteit, uit naastenliefde, in het geloof dat ze een verschil kunnen maken, dat het land niet finaal verdoemd is.

Laat een collega van mij het gezicht zijn van die ‘nobele achterblijver’. Hij groeide op tijdens de burgeroorlog in Libanon. Zijn vader was een Libanees-Zwitserse voorganger in een Protestantse kerk, zijn moeder een Zwitserse immigrante. Ondanks hun buitenlandse paspoorten bleven ze tijdens de oorlog in Libanon, zelfs lang in West-Beiroet, waar regelmatig christenen werden gedood vanwege hun godsdienst. Het idee was dat, aangezien God zich volgens de Bijbel onder de mensen begaf, in onze miserie deelde en al dienend stierf, zij ook zo zouden handelen met de Libanezen. Hun dienstbaarheid met gevaar voor eigen leven heeft veel betekend voor anderen.

Mijn collega heeft intussen een doctoraat van Oxford, doceert de islam aan seminaries in binnen- en buitenland en is al decennia actief in interreligieuze dialoog en vredestichtend werk. Als ware erfgenaam van zijn ouderlijke gedachtegoed blijft ook hij met zijn gezin in Libanon, hoewel ze een buitenlands paspoort hebben: om voor een beter Libanon te ijveren in het geloof dat zelfs na de huidige, ongelooflijke tegenspoed er weer betere tijden zullen aanbreken.

Zo zijn er veel Libanezen: dokters, leraren, sociale werkers en anderen die onzelfzuchtig achterblijven. Het zijn geen bovenmenselijke super­helden, ook zij kennen twijfels en angsten. Maar dat maakt hen des te bewonderenswaardiger. Wat zou er zonder hen van Libanon terechtkomen? Hoeveel erger zou het in Gaza zijn zonder gelijkaardige achterblijvers? Hoeveel armer zou de mensheid zijn zonder hun getuigenis?

Toen mijn vliegtuig na een toertje te maken alsnog landde in Beiroet, slaakte iedereen een zucht van opluchting: de oorlog was toch niet uitgebroken. Ik kon zoals gepland mijn collega’s bezoeken om de voort­zetting van ons vredestichtend werk te bespreken. Aan de mogelijk nakende oorlog maakten we niet veel woorden vuil. Met of zonder oorlog hebben de Libanezen nog een lange weg af te leggen om waarlijk in vrede met elkaar te leven. Dat werk heeft moedige achterblijvers nodig, die onzelfzuchtig in de dreigende storm kiezen om te blijven bouwen en in mensen te investeren. Zij verdienen niet alleen een lofzang, maar ook al onze steun.

En wat als (extreem)links (extreem)rechts groot gemaakt heeft?

Origineel gepubliceerd op Doorbraak; voor een langere versie zie hier.

In de aanloop naar de verkiezingen van 9 juni zagen we een sterke verschuiving naar rechts, bevestigd op stembusdag. Zoals in verschillende andere landen trouwens, niet in het minst bij onze ‘nuchtere’ bovenburen. Wat moeten we hier nu mee?

Links lijkt in paniek, want voor hen staat ‘rechts’ gelijk met ‘achteruitgang’. Maar is dat wel zo? En als extreemrechts grotendeels een proteststem is, waartégen protesteren ze dan? Want waar rook is, is vuur: hebben ze misschien wel ergens een punt – of een puntje? Waarom stelt niemand ter linkerzijde zich de vraag of ze dat protest misschien zelf veroorzaakt en gevoed hebben?

Vooruit

Is de hoofdreden van de verrechtsing dan de migratie? Is de gemiddelde Vlaming echt zo’n racist? In mijn omgeving zie ik dat soort mensen niet. Wel is er een algemeen (onderbuik)gevoel dat onze maatschappij aan het ontsporen is, en dit op meerdere manieren. En niet op z’n minst, omdat links-progressief alle morele en sociale remmen schijnbaar definitief heeft losgelaten.

Graffiti op de triomfboog in het Jubelpark schreeuwde het recentelijk nog uit: ‘Fuck gender
roles’. Catchy, maar is dat echt waar we naartoe willen? Willen we écht aan jonge kinderen vertellen dat iedereen op elk moment van geslacht kan veranderen, zoals het clipje ‘genderkoek’ beweert? En dat er overal in openbare gebouwen aparte toiletten en douches komen voor ‘x’ en een x-aantal andere gendersoorten? Dat jongeren met genderdysforie vanaf 9 jaar kunnen beslissen over hun ‘transitie’, maar pas vanaf 18 jaar alcohol kopen? Dat sekswerk als een eerbaar, sociaal beroep moet beschouwd worden?

Nu is ‘progressief’ zijn uiteraard goed: niemand wil ‘achteruit’ – rechts trouwens ook niet. Maar niet elke verandering is een verbetering. Als je als maatschappij aan de rand van een ravijn staat, is blind vooruitstormen weinig meer dan collectieve zelfmoord.

Drammerig

Links kan erg drammerig zijn: mensen hebben het gevoel dat er van alles door hun strot geduwd wordt.

Linkse activisten zijn op zich idealisten en bewonderenswaardig, maar kunnen soms vér over de grens gaan, eindeloos op één punt hamerend waardoor ze ieder contact met de realiteit verliezen. Ze worden militant, fanatiek, soms hoogst intolerant en irritant. De pro-Palestijnse studentenprotesten viseren alle contacten met Israël, ook zij die niets met Gaza te maken hebben, en zijn behoorlijk manipulerend en chanterend. Bij zulke emotionele oproepen is altijd de – gebalanceerde en onderbouwde – waarheid het eerste onschuldige slachtoffer.

Ook waar het over klimaat gaat, lijkt het alsof kritische bedenkingen niet meer geuit mogen worden. Een sereen debat met vóór- en tegenargumenten wordt gemuilkorfd. Misschien is dat nog wat de gemiddelde Vlaming het meest stoort: het gevoel van censuur; alles wat je aan de linkerzijde niet meer mag zeggen, zelfs denken. Een onzichtbare gedachtenpolitie waait door onze media.

Moreel verdacht

Problematisch wordt het wanneer de rechtse stem moreel verdacht wordt gemaakt: zij zijn verstard, verblind, nog niet verlicht, krampachtig. Ze beseffen het van zichzelf niet, maar eigenlijk reageren ze vanuit angst. Want als wie niet helemaal pro is, is ‘-foob’: islamofoob, xenofoob, homofoob, transfoob. Het is onmogelijk dat rechts met ernstige, laat staan wetenschappelijke argumenten afkomt.

Links voelt zich moreel superieur: open, modern, cool, hip, ‘mee met de tijd’, toekomstgericht, tolerant en breeddenkend. De tegenpartij moreel diskwalificeren is de beste manier om niet meer naar hen te hoeven luisteren, om in je eigen gelijk te kunnen wentelen.

Conservatief

‘Conservatief’ is voor links een vies woord. Maar waarom toch? We besteden miljoenen om onze oude kunstschatten en prachtig historisch erfgoed te bewaren, maar de traditionele – al of niet christelijke – gezinswaarden worden woest met de sloophamer afgebroken. Wat materieel moet, wordt immaterieel afgezworen. Hoe schizofreen kunnen we zijn? Wat goed en kostbaar is en zijn degelijkheid bewezen heeft, moeten we uiteraard bewaren en koesteren. De waarheid zit in het midden: sommige dingen moeten we veranderen, andere moeten we bewaren. Hoe simpel kan het zijn?

Links riskeert haar sterke kwaliteiten rond sociale gerechtigheid te verspelen en haar
geloofwaardigheid te verliezen door zich te vergalopperen in extreemlinkse standpunten die niemand ten goede komen, en die constant koren op de molen zijn van extreemrechts. Als beide kampen uit de loopgraven komen, de emoties laten zakken en echt naar elkaar luisteren, blijkt dat ze véél dichter bij elkaar staan dan ze denken.

Bij de regeringsvormingen zullen ze dat sowieso moeten.

We zijn wezens, geen breinen die we best naar het metaversum uploaden

Origineel gepubliceerd in De Morgen.

Apple lanceerde onlangs een reclamefilmpje voor de nieuwste iPad. Het begint met het beeld van een hydraulische pers hangend boven een piano, camera’s, boeken, een klassieke buste en meer. Allemaal symbolen van menselijke creativiteit. De pers daalt neer en verpulvert alles. Vervolgens onthult ze de dunste iPad ooit. De idee: de iPad vervangt al deze culturele objecten.

Hevige reacties online leidden tot excuses van Apple, dat liet weten de bal te hebben missgeslagen. Alleen: het filmpje is waarheidsgetrouw; een metafoor voor de groeiende mogelijkheid om fysieke, menselijke activiteiten te vervangen door ‘efficiëntere’ en meer democratische digitale varianten. Want dat is de positieve kant: voor de prijs van een tablet kan iedereen een piano bespelen, schilderijen maken en boeken lezen. Qua plaats- en kostenbesparing kan dat tellen.

Zo worden deze hobby’s beschikbaar voor een breder publiek. Alleen zijn dat niet meer dezelfde hobby’s. Een scherm aanraken is niet hetzelfde als een gewichtige toets aanslaan op een piano. Stroperige olieverf op een doek uitsmeren wordt op de iPad een één-dimensionaal proces. Zelfs een fysiek boek lezen heeft mentale voordelen die een digitale versie niet heeft.

Menselijk contact

Het onderzoeksrapport Apestaartjaren beschrijft het mediagebruik van kinderen en jongeren en levert een tweede voorbeeld van dit fenomeen. Een van de onderzoekers vertelt over een tiener die ’s nachts angstig wakker werd en naar een AI-chatbot greep om even te praten. Vermoedelijk kon de tiener bij niemand anders terecht. We mogen dankbaar zijn dat een chatbot voorhanden was.

Maar zijn we het er over eens dat de langetermijnoplossing iets anders is? Namelijk: ervoor zorgen dat tieners mensen kennen waarmee ze kunnen praten. 20 procent van de bevraagde kinderen geeft aan chatbots te gebruiken als praatvriend. Maar een chatbot kan menselijke interacties niet vervangen. Zéker niet in gevoelige situaties. Meevoelen, lichaamstaal lezen, de ander begrijpen vanuit eigen ervaring, doorleefde wijsheid delen: een chatbot kan dat niet.

Een laatste voorbeeld: OpenAI presenteerde recent de laatste versie van ChatGPT. Deze variant kan dankzij spraak- en visietechnologie nu heel natuurlijk interageren en zelfs liedjes zingen en kledingadvies geven. Héél indrukwekkend. Een promotiefilmpje toont hoe deze versie ook als geduldige en deskundige huiswerkbegeleider kan functioneren. De tijd is voorbij dat ouders naast hun kinderen zwoegden over taken die ze maar half begrepen. Een populaire commentator jubelde: “ChatGPT veranderde van wat tekst in een app in een vriend, leraar en mentor. De toekomst is nu!”

Maar willen we ook deze, toegegeven, soms vervelende interactie met onze kinderen opgeven? Het zou de druk op vele ouders verlichten. Maar kinderen steeds een gsm in de hand stoppen doet dat ook, en daarvan weten we dat dat niet goed afloopt. Hoe zullen we onze kinderen nog leren kennen en opvoeden? Hoe zullen zij leren omgaan met anderen als ze steeds achter schermen zitten en met chatbots spreken?

Discipline

Onze fysieke, multisensorische activiteiten worden steeds meer verdrongen door ‘efficiëntere’, maar armere digitale alternatieven. Dat dit soms nodig is, klopt: om de druk op ouders te verlichten, om een eenzame tiener te troosten, om kansarme kinderen een piano te geven. Alleen, op de lange termijn is dat geen oplossing.

Ik ben geen luddiet, maar ik ben wel bezorgd om het mensbeeld achter deze ontwikkelingen. We zijn belichaamde wezens, gemaakt voor een fysieke wereld en menselijk contact ‘van aangezicht tot aangezicht’; geen breinen die we best naar het metaversum uploaden om ons te bevrijden van fysieke beperkingen. Die beperkingen zijn inherent aan ons mens-zijn: het is met bloed, zweet en tranen dat we uitvinders, kunstenaars en vakmensen worden, niet door steeds voor snelle AI-oplossingen te kiezen. Het is door samen te zijn en soms samen vervelende dingen te doen dat de menselijke relaties ontwikkelen die essentieel zijn voor ons welzijn.

Technologie kán ons helpen om meer mens te worden, maar dan moeten we ze goed gebruiken. We moeten een sterk mensbeeld voor ogen houden en technologie er ondergeschikt aan maken. Dat vergt discipline en het vermijden van ‘efficiënte’ kortetermijnoplossingen. Soms is inefficiënt zijn het beste dat we kunnen doen, als het betekent dat we meer aandacht zullen hebben voor elkaar in de echte wereld.