Het cordon sanitaire rond God

Origineel gepubliceerd op Doorbraak. Voor een langere versie, zie hier.

Onze maatschappij balanceert op een dunne koord tussen verregaand secularisme en openheid voor religiositeit. Enkele discussies dienen als voorbeeld: of godsdienstlessen nog wel op school thuishoren? Of de erkende godsdiensten wel overheidssubsidies moeten krijgen? Of de (allerlaatste) religieuze uitzendingen op de VRT afgeschaft moeten worden.

De voorbeelden lijken misschien oppervlaktefenomenen, maar wat eronder schuilgaat is wel degelijk diepgaand.

Secularisten hopen alle religie te verwijderen uit de openbare sfeer: ze hoort alleen ‘in de kerk of in de privé’. Geloven wordt gereduceerd tot een particuliere hobby. God wordt (nog) niet verboden, maar wel teruggedrongen tot een klein hoekje ‘waar Hij geen kwaad kan’.

Ongeneeslijk religieus

Sommigen zouden religie liefst nog alleen in musea zien, als een reliek uit een onverlicht verleden. Maar de realiteit is hardnekkiger: wanneer we onze spirituele behoeften proberen te negeren, komen ze als een kurk terug naar het oppervlak drijven.

De mens blijkt ‘ongeneeslijk religieus’, eeuwig op zoek naar zingeving, de grote waarom-vragen, iets om zichzelf te overstijgen. Als we God buiten gooien, creëren we vlotjes allerlei halfgoden, op maat gemaakt, volgens eigen smaak en behoefte. En ‘niet geloven’ is evenzeer een geloof.

Dat de uitwassen van religie bestreden worden, is terecht. Maar uitwassen en fanatisme zijn eigen aan élke ideologie, ook de seculiere: het atheïstische communisme heeft vele malen meer bloedvergieten en onderdrukking gebracht dan alle religies samen. Het is niet God die ‘het grote gevaar’ vormt, maar de mens – die God voor zijn kar spant.

Precies de God van het christendom wordt als de ultieme Liefde voorgesteld, dé garantie voor naastenliefde en menselijkheid. Zullen we een humanere maatschappij krijgen als we Hem muilkorven, als we alle godsdienst als verdacht stigmatiseren?

Neutrale overheid

Het verwijderen van alle religieuze symbolen is geen religieus neutrale maatregel: het is de visie van de vrijzinnigheid, een van de kleinere levensbeschouwingen in ons land.

Een minderheidsgroep bepaalt nu de spelregels: de overheid moet neutraal en pluralistisch zijn. Maar moeten dan in de publieke sfeer alle religieuze referenties verwijderd worden, of moeten ze net allemaal de vrijheid krijgen? Secularisten kiezen voor het Franse model van de laïcité, waarbij een vijandige sfeer heerst tussen kerk en staat, terwijl deze in het Engelse model goede vrienden zijn. Spiritueel veel gezonder.

Het argument van de ‘scheiding van kerk en staat’ wordt vaak onterecht gebruikt. Dat deze elkaars grenzen moeten respecteren is in het belang van beide, maar de scheiding wordt uitgebreid naar een cordon sanitaire rond geloof in het algemeen. Het werd ongepast om in het openbaar over God of Jezus te praten. Zo gemakkelijk als een Amerikaanse president zegt ‘God bless you’, zo krijgen wij er kromme tenen van: geen enkele politicus zou dit durven.

Onze media doen al decennia hieraan mee. De weinige keren dat godsdienst, geloof en kerk in beeld komen, is het vooral negatief. Schandalen worden breed uitgemeten. De kerk mag uiteraard bekritiseerd worden, maar is dit nog in enige verhouding?

De tv-serie ‘Godvergeten’ (bij Canvas) had zeker haar plaats, maar om enige balans te brengen zouden er zeker tien series moeten komen over de onbaatzuchtige dingen die priesters en gelovigen verwezenlijken aan sociaal werk. De kerk afbreken is hip, maar haar mooie, nobele kanten tonen, zou de scheiding van kerk en staat schenden.

Mediamakers beweren weer te geven wat in de maatschappij leeft. Maar door – al decennia – godsdienst te weren, creëren ze precies een seculiere cultuur: voor Jan Publiek (die de media onkritisch over zich heen laat komen) wordt geloof tot een non-issue; irrelevant. Terwijl het dat allesbehalve is.

Geestelijke analfabeten

Door het systematisch weren van religie worden we geestelijke analfabeten: we weten zelfs niet meer hóé we nog over onze existentiële vragen moeten praten. Onze woordenschat is verkalkt, onze geestelijke zintuigen verdoofd door chronische inactiviteit. Als iemand uitroept ‘Waarom leef ik eigenlijk?’ wordt hij naar de psychiater verwezen, niet naar een geestelijke.

Denken we wel diepgaand na over welk soort cultuur we zo creëren? Subsidies voor godsdiensten afschaffen of terugschroeven geeft een signaal weer: de geestelijke behoeften van de mens zijn niet wezenlijk, geen kerntaak. Op korte termijn kunnen we hiermee geld besparen, maar op lange termijn misschien véél meer geld uitgeven aan het bestrijden van de uitwassen van een toenemend nihilisme.

Secularisme creëert tot slot een ongezonde taboesfeer: net zoals het vroeger ‘onzindelijk’ en ongepast was om in het openbaar over seks te praten, zo is dat nu met geloof. Gelovigen moeten hun tong afbijten: wat voor hen érg belangrijk is en diepe vreugde geeft, is ‘cultureel incorrect’. Over voetbal mag je honderduit praten, over Jezus – stichter van de grootste godsdienst ter wereld – niet. Vreemd, nietwaar?

Het heersende rationalisme zorgt voor een verschraling van de spirituele atmosfeer. Deze cultuur is, zoals een gifwolk in de lucht, toxisch voor geloof in God. Vooral in het ‘oude’ Europa hangt een ‘verzuurde’ sfeer: alsof een soort zure regen de bodem verarmd heeft. Het enige alternatief is: afglijden naar materialisme, consumentisme, hedonisme. Zingeving is ‘passé’: we moeten onze ogen niet naar boven richten, maar naar beneden.

Het enige wat telt is het ‘hier en nu’: mijn buik, mijn portemonnee en plezier. Materieel zijn we rijker dan ooit, spiritueel armer dan ooit.