‘Is de nieuwe Nederlandse politicus Pieter Omtzigt links of rechts?’ is de eerste vraag die men stelt wanneer hij een nieuwe partij opricht. In Zelzate werden na de pestvideo’s van vorige week twee protestmarsen gehouden: eentje op dinsdag, vooral rechtse groepen, en op woensdag door de linkse organisaties. Vreemd, nietwaar? Waarom bepaalt of domineert deze tweedeling ons hele maatschappelijke debat, de politiek en zelfs de cultuur? En stuurt ze ons niet in nutteloze schijngevechten, misvormende karikaturen en energieverslindende polarisatie?
We zien in ons land, en eigenlijk in verschillende andere landen in de wereld, al vele jaren een politieke verrechtsing plaatsvinden: moeten we ons daar, zoals sommige media waarschuwen, grote zorgen over maken? Deze verschuiving kan veel ‘gezichten’ en onderliggende redenen hebben: opkomend nationalisme, de roep om een sterke leider, grote migratiegolven, de dreiging van een economische crisis en dus protectionisme, religieuze herleving, moreel conservatisme… Moeten we al die rechtse mensen op één hoop gooien of zouden de beleidsmakers beter naar hun (zeer diverse) bezorgdheden luisteren? In hun ogen is de verrechtsing waarschijnlijk een tegenreactie tegen een (doorgedreven) verlinksing, om weer ergens in ‘het midden’ te belanden.
De naderende verkiezingskoorts maakt ook dat beide kampen hun messen scherpen en de toon heftiger wordt, vooral ongenuanceerder. Jammer, want het maakt elk open gesprek en kruisbestuiving onmogelijk. Het gaat niet op om de ‘andere’ helft van de bevolking te demoniseren. Aan de ene kant zegt men: ‘De kiezer heeft altijd gelijk’, maar wie voor ‘de foute’ stemt – denk aan Trump -, wordt afgeschilderd als dom en primitief. Er mag een minimum aan respect zijn voor zijn keuze, en zijn motieven hoeven niet bij voorbaat verdacht gemaakt te worden.
Stellen we ons nog wel eens de vraag wat we eigenlijk bedoelen met ‘links’ en ‘rechts’, conservatief en progressief? Zwart-witdenken leidt enkel tot polariseren: alsof er maar twee mogelijkheden zijn! Helaas, de algoritmen van de sociale media versterken dit mechanisme alleen maar. Vooral de extremen profiteren hiervan en de onderlinge verdraagzaamheid verdampt zienderogen. Een Amerikaanse vriend van mij zuchtte diep: “De pest bij ons in de VS is dat je slechts twee opties hebt: als je voor de democraten stemt, moet je al hun shit erbij nemen, bij de republikeinen al hun junk. Het is de pest of de cholera.” Het systeem laat hem niet toe tegen abortus te zijn, en tegelijk tegen vrij wapenbezit.
‘Conservatief’ betekent: behoudend, m.a.w. willen bewaren wat (iemand vindt dat) goed is. Het kan op drie héél verschillende domeinen ingevuld worden: politiek, economisch of moreel. Het is dus perfect mogelijk om politiek links te zijn en tegelijk moreel rechts. Links-liberalen zijn bijv. het omgekeerde. ‘Progressief’ geldt als ‘links’ en streeft naar vooruitgang, maar… geen enkele partij of groep pleit toch voor ‘achteruitgang’? Je kan toch onmogelijk stellen dat al het oude en traditionele goéd is, of omgekeerd dat elke verandering een verbetering is!? Helaas: verkiezingsslogans zoals ‘Wij willen verandering’ zeggen nauwelijks nog íets.
Wanneer in een parlement het ene kamp alle voorstellen van de oppositie afschiet, omdát ze van daar komen, krijg je een verziekte politiek, waar alles blokkeert. Het zijn de echte ‘staatsmannen’ die op een hoger niveau kunnen staan, en leren van hun opponent. Robert Schuman, Frans politicus, was na W.O. II in staat om de ‘vijand’, de Duitse bondskanselier Adenauer, de hand te reiken en te zoeken hoe ze sámen Europa konden heropbouwen: daaruit ontstonden de eerste voorlopers van de EU. Zulk soort mensen bouwt de wereld op.
Elk mens heeft zijn blinde vlekken: een beetje bescheidenheid en kritisch zelfonderzoek maken ons sterker. Zich verdiepen in het standpunt van onze tegenstanders is een mooie maar moeilijke sport: het wordt je zelfs niet in dank afgenomen door partijgenoten. Waarom krijgen politici communicatietraining, maar geen empathietraining, spreektraining, maar geen luistertraining?
Eigenlijk is de opdeling in links en rechts een valse tegenstelling: het is veel genuanceerder dan dat en meer gelaagd. Waarom kan je niet vóór het klimaat zijn én voor het ongeboren leven, voor opvang van migranten én harde aanpak van criminaliteit…? De polarisatie zorgt ervoor dat beide kampen zich in hun loopgraven terugtrekken en van elkaar een karikatuur maken: als je dat bééld van de ander tot de grond hebt afgekraakt, heb je helaas enkel een (zelfgemaakte) pop afgekraakt.
Vaak worden bijv. gelovigen of christenen in de conservatieve hoek geduwd, maar klopt dat? Geenszins: je hebt ze aan beide kanten, en dat op zeer diverse vlakken. Jezus laat zich zeker niet in één van beide kampen opsluiten: hij oversteeg alle hokjes. En de Kerk heeft op sociaal gebied altijd vooropgelopen in de zorg voor de zwakken (‘links’), maar was op moreel gebied altijd voor de verdediging van gezonde gezinswaarden (‘rechts’). Maar ook op moreel vlak is het nooit zwart-wit: je kan tegelijk fel tegen alle vormen van prostitutie zijn, én actief zijn om sekswerkers uit dat milieu te helpen ontsnappen.
We moeten in deze discussie vooral de gevoelswaarde beseffen van woorden, hun hoog emo-gehalte. Indien ‘rechts’ voor u als een soort belediging aanvoelt, bent u zelf waarschijnlijk links. Indien u ‘links’ als een scheldwoord gebruikt, bent u rechts. Maar waarschijnlijk vindt u van uzelf dat u in ‘het juiste midden’ bent? Het is erg eenzijdig wanneer ‘conservatief’ klinkt als: verstard, oubollig, saai, voorbijgestreefd, bekrompen, verzuurd, krampachtig vasthouden aan oude zekerheden, bang voor vernieuwing… En ‘progressief’ als: cool, hip, vooruitstrevend, op de toekomst gericht, vernieuwend, avontuurlijk, openminded, sociaal, tolerant, universalistisch. Emo-taal speelt in op onderbuikgevoelens: ik wil erbij horen, hip en ‘in’ zijn, of: ik zet me af uit frustratie en ben tégen (alles)!
De vraag wat het beste is, ‘conservatief’ of ‘progressief’, is dus een idiote vraag. De enige zinvolle vraag is: wat is goed (en moet dus behouden worden), en wat is slecht/minder goed (en heeft dus vooruitgang nodig)? Eigenlijk zou de vraag ‘Is deze persoon of dit idee links of rechts?’ helemaal niet gesteld moeten worden, maar: ‘Heeft hij gelijk, is dit een waardevol idee, brengt dit verbetering?’ Ik houd mijn hart vast: de verkiezingen komen eraan! Ferm, zwart-wit taalgebruik lijkt op korte termijn meer stemmenwinst op te leveren. Kan je ook stemmen winnen ‘met stijl’ en inhoud? Kunnen kiezers kwaliteit herkennen achter het geschreeuw? Ik weet het niet zeker, maar ik wil koppig blijven geloven van wel. Waar zijn de staatsmannen en -vrouwen vandaag? Ik ben heel benieuwd hoe de verkiezingscampagne zal verlopen. Wie van onze politici zijn in staat te spreken voor álle burgers? En hoeveel burgers zullen stemmen op inhoud en niet op emo?