Kunnen we Halloween even overslaan?

Origineel gepubliceerd op Doorbraak.

Halloween hangt weer in de lucht, met een donker randje en een morbide geurtje rond. Hoe kunnen mensen in ’s hemelsnaam een feest vieren rond griezel, angst en dood? De horrorfilms op tv overspoelen ons, en heksenverkleedpartijen op scholen zijn ín. Is het écht onschuldig plezier zoals men ons wil doen geloven?

Van nature hebben wij, mensen, een oersterke drang naar leven en overleven: vanwaar dan deze irrationele hang naar de dood? Flirten met spoken, geesten en zombies als amusement en hobby? En dat voor een cultuur die zichzelf heel ‘verlicht’ vindt. Als we een Psycholoog des Vaderlands hadden, mocht hij het ons eens uitleggen.

De kassa’s rinkelen

Jongere generaties weten het misschien niet, maar Halloween was vroeger totaal onbekend in onze streken, het is pas enkele decennia geleden komen overwaaien uit de VS. In oorsprong was het een oud Keltisch dodenfeest: de geesten van de doden moesten bezworen worden door angstaanjagende maskers of juist tevreden gesteld met pompoenen als voedsel.

Waarom deze heidense restant van oud bijgeloof dan hier zo populair geworden is? Twee redenen. Ten eerste, de collectieve afzetting tegen het vroegere, katholieke verbod op hekserij, magie en geestenbezwering. Wat eeuwenlang verboden was, is natuurlijk extra aantrekkelijk. Maar als dit de enige reden is, is het toch maar een erg puberale houding: ‘Laten we dit lekker doen omdát het verboden was’.

Ten tweede, de markt had blijkbaar een nieuw incentive of pepmiddel nodig om te kunnen verkopen: in een ‘dode’ periode creëerden ze een nieuw (non-)event om u en mij naar de winkels en pretparken te lokken. De kassa’s moeten constant rinkelen en daarvoor is álles goed. Consumentisme als nieuwe religie: de god van het geld moet tevreden gehouden worden.

Luguber

Wat trekt mensen aan rond dood en boze geesten? Vanwaar die vreemde fascinatie voor horror? Is het een uitlaatklep voor onze donkerste neigingen? Maar… worden deze daarmee gelucht, of net gevoed en versterkt? Want, net zoals bij drugs, hebben mensen die hiervan ‘genieten’, een steeds sterkere kick nodig om nog iets te voelen: de zombies in de films, monsters en demonen moeten altijd afzichtelijker en wansmakelijker worden, choquerend, luguber en bloeddorstig. Waar eindigt dit?

Er is geen enkele positieve reden om Halloween te vieren: geen toegevoegde waarde, geen herdenking van een bevrijdende gebeurtenis of heldhaftige overwinning, geen inspirerende inhoud, geen verheven boodschap. Het is psychologisch niet gezond, religieus niet neutraal en pedagogisch niet constructief. Het is spirituele junk, en aanstootgevend voor ieder die affiniteit heeft met een christelijk wereldbeeld.

Ouders

Beste ouders, bespaar uw kinderen deze wansmakelijke versieringen: ze zullen niets missen, integendeel beter slapen. Beste onderwijsmensen en pedagogen, houd uw scholen vrij van namaak spinnenwebben en lelijke heksenattributen. Somberheid moet niet aangewakkerd worden: er is al genoeg depressie onder jongeren.

Als publieke scholen zich levensbeschouwelijk neutraal moeten opstellen, geldt dat ook voor oud bijgeloof. Als deze hype uit de VS overgewaaid is, kunnen we ze dan weer zo snel mogelijk collectief laten overwaaien, als een vervuilde, vieze wolk? Dat gezond verstand en wat meer vrolijkheid mag terugkeren, en ook onze harten wat verlicht mogen worden.

Aan directeur-generaal gevangenissen: “Momenteel komen mensen slechter uit gevangenis dan hoe ze binnenkwamen”

Origineel gepubliceerd op DeWereldMorgen.

Beste Mathilde Steenbergen,

Ik stel me even voor. Sinds een jaar of vijf werk ik als aalmoezenier, eerst in Beveren en sinds een jaar ook in Antwerpen. Ik had de gelegenheid u vorige week in de gevangenis van Antwerpen te ontmoeten. De overbevolking in de gevangenissen neemt weer toe, en Antwerpen is de gevangenis die daar het meest mee kampt.

Ik was aangenaam verrast, zowel door uw aanwezigheid, als door de manier waarop u met het personeel omging, luisterde en oplossingen aanbood. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat het bewakend personeel dat al veel langer in Antwerpen werkt, hier niet dezelfde mening over had.

“Been there, done that”, was de meest gehoorde bemerking. “We hebben al zoveel beloftes gehoord, en bovendien komt ze van het kabinet van Van Quickenborne.” Dat vat het zowat samen. Als u vertrouwen wil van het personeel, zal u dat met daden moeten verdienen.

Maar daar gaat mijn schrijven niet over. Ik was aangenaam verrast door de oplossing die u aanbood om aan de slag te gaan met de overbevolking, door ervoor te zorgen dat geen enkele gevangenis over zijn capaciteit gaat. Broodnodig, als je de situatie in Antwerpen kent.

Als aalmoezenier heb ik echter een andere insteek dan het bewakend personeel. Laat ik duidelijk zijn: wat het bewakend personeel u meegeeft, heeft nu absolute prioriteit. Toch wil ik u bij het begin van uw mandaat ook mijn visie meegeven (die breder gedragen wordt door geestelijke verzorgers, en mogelijk ook andere hulpverleners in de gevangenis).

70 procent van de gevangenen hervalt in België, nadat ze in de gevangenis hebben gezeten. Stel dat je dat aantal kan halveren, dat zou een grote bijdrage zijn om de overbevolking tegen te gaan. En er is echt heel wat mogelijk om dat aantal naar beneden te krijgen. Op dit moment is het zo dat mensen in de gevangenis (kort of langdurend, dat maakt niet uit) er slechter uit komen dan dat ze binnen zijn gegaan.

De nadruk wordt gelegd op de straf, de bescherming van de maatschappij, en er wordt maar heel weinig aandacht besteedt aan re-integratie. Mag ik u even meenemen in een voorbeeld? Stel: iemand zit tien jaar in de gevangenis. Wat is er voor deze persoon veranderd in die tien jaar? Hij zal meestal leren gehoorzamen en zich aan het gezag onderwerpen: anders redt men het niet in de gevangenis.

Dat is een positief gegeven. Alleen gaat dat erg ver. Hij onderwerpt zich, hij luistert, of dat nu rechtvaardig is of niet, of dat nu terecht is of slim of niet. Hij denkt beter niet meer zelf na. Het wordt een soort aangeleerde hulpeloosheid voor velen.

Voor anderen is de redding: manieren vinden om ongemerkt toch je ding te doen. Verder is hij door zijn gevangenisstraf zijn werk kwijt en vaak ook zijn woonst. Zijn strafblad is niet langer blanco en mogelijk gingen ook heel wat contacten verloren. Als hij vervroegd vrijkomt, wordt hij daar wel wat in begeleid.

Maar geregeld zijn er ook mensen die aan het einde van hun straf vrijkomen, en gewoon niks hebben. Als je dan ook nog weet dat heel veel gedetineerden een schrijnende jeugd hadden, en dus een aantal essentiële dingen niet meekregen van thuis, dan hebt u een goede cocktail om terug de mist in te gaan.

Een groot deel van deze mensen zou gebaat zijn bij een intense psychologische begeleiding. Daar hebben ze ook de tijd voor in de gevangenis, maar de begeleiding zelf is maar erg beperkt aanwezig. Veel mensen in de gevangenis hebben geen diploma. Het goede nieuws hier is dat er wel wat opleiding mogelijk is.

Maar wat ik niet snap is de beslissing om de begeleiding stop te zetten van mensen die vanuit de gevangenis een diploma secundair onderwijs of hoger onderwijs willen halen. Je hebt hier gevangenen die iets zinvol willen doen met hun tijd, en willen zorgen dat ze meer kansen hebben op een beter leven na de gevangenis en dan wordt dat plots onmogelijk gemaakt.

De roep van het bewakend personeel is terecht, maar er is nog een andere roep en die gaat uit van hulpverleners. Mogen we u vragen om deze roep ook te horen? Ik lees dat u voor een zinvolle detentie wilt gaan. Mogen wij, hulpverleners, vragen om ook daar werk van te maken en het niet te laten bij een slogan?

De noden zijn groot! Tenslotte nog dit: wilt u alstublieft niet meegaan met de stroom van deze tijd en de verschillende religies afschaffen? Ik zal voor mijn geloof spreken (maar wil graag geloven dat anderen ook hun verhalen, cijfers en studies hebben waar ze naar kunnen wijzen).

Naast het feit dat geloof voor veel gedetineerden een houvast biedt in de moeilijke periode van hun detentie, maakt het ook echt een verschil of er iemand langskomt om hen liefde en begrip te tonen.

Wij zien bovendien het volgende: gevangenen die God als kind leerden kennen, later op het verkeerde pad zijn geraakt en in de gevangenis terechtkwamen, hebben de grootste kans op een positieve en radicale ommekeer in hun leven wanneer ze opnieuw met God in aanraking komen. Dat zijn dingen die wij zien gebeuren. De impact van geloof kan levensveranderend zijn.

Mijn pleidooi is dus gericht op een toename van hulpverlening en begeleiding in de gevangenis. Als onderdeel daarvan wil ik ook pleiten om ook het aantal geestelijke verzorgers te laten groeien in verhouding met het aantal bijkomende gevangenissen en detentiehuizen. Vergeet niet dat veel geestelijke verzorgers worden ingezet in de reclassering van gedetineerden, zoals het begeleiden van uitgangen, georganiseerd door de PSD (Penitentiaire Sociale Dienst) en JWW (Justitiële Welzijnswerk), het ondersteunen van het sociale netwerk, en het materieel helpen van (ex-)gedetineerden, enzovoort.

Ilse Desaeger, protestants evangelisch aalmoezenier in Antwerpen en Beveren.

Een week later: het pausbezoek door de ogen van een niet-katholiek

Origineel gepubliceerd op Volzin.

Dat de paus naar België gekomen is, of je nu in hem gelooft of niet, was sowieso een unieke gebeurtenis. Een wereldleider die één miljard mensen vertegenwoordigt en een 2000 jaar oud instituut kan je niet zomaar negeren. Voor mij als niet-katholiek gelovige is hij geen ‘heilige vader’ noch onfeilbaar, maar ik wil wel zo onbevooroordeeld mogelijk kijken naar wat hij zegt en doet. Dus niet doorheen de bril van alle misbruiken in de kerk of de eeuwen van fouten van het Vaticaanse instituut. 

Op je 88ste nog wereldreizen maken, petje af daarvoor. De paus heeft enkele zeer grensverleggende en bijzondere dingen gedaan: behalve zijn officiële bezoek aan de KUL en de grote misviering in het Koning Boudewijnstadion – waar ik zelf bij mocht zijn – heeft hij veel tijd vrijgemaakt voor de slachtoffers (lees: overlevers) van seksueel misbruik: zeker niet de makkelijkste keuze. Bijna iedereen is het erover eens dat hij deze vuurproef zeer goed doorstaan heeft, dat hij hierin zelfs vérder gegaan is dan men verwacht had: een eerlijk luisterend oor, een zacht hart en ondubbelzinnig scherpe woorden tegenover alle misbruikers. Voorts ging hij langs in een WZC in de Marollen, ontbeet met daklozen in Sint-Gillis en sprong binnen bij de 5000 enthousiaste jongeren van de Hope Happening: je moet het maar doen. Zijn toespraak voor de professoren van de KUL vond ik verrassend relevant, intelligent, pastoraal, gebalanceerd en wijs. Media-aandacht voor deze laatste initiatieven: nul. 

Het is voor de paus veel leuker om naar landen te gaan waar hij niet zo cynisch onthaald wordt – zoals in Oost-Timor waar 600.000 mensen van heinde en verre samenstroomden. Hij weet best hoe seculier en sceptisch – of: godsdienstvijandig? – het klimaat in België is. Hij was tevoren zeker duidelijk gebriefd dat het seksueel misbruik hem uitvoerig onder zijn neus gewreven zou worden en dat de media-aandacht – zoals vaak sensatiegericht – hoofdzakelijk daarover zou gaan. En dat ze met een vergrootglas zouden kijken naar elk mogelijk ‘fout’ woord of zelfs foute intonatie, wist hij heel goed. Maar het heeft hem er tegelijk niet van weerhouden om vrijelijk zijn hart uit te spreken, donders goed wetende dat hij de ‘politiek correcte’ westerse mainstream tegen de haren in streek. 

Dat is één van de voordelen van paus te zijn: je hoeft niet herkozen te worden en dus de kiezers niet te paaien. Populisme is voor hem niet nodig. Hij gaat niet per se mee met de vluchtige modes en hypes van deze doldraaiende wereld. Hij durft nog over morele waarden te spreken, zoals andere grote wereldleiders niet kunnen of mogen. Hij is ook de enige die onophoudelijk voor de ‘zachte waarden’ in onze maatschappij pleit, soms zelfs met ‘harde’ woorden. Zijn regelmatige herinnering aan naastenliefde en barmhartigheid zijn broodnodig in een wereld die steeds harder en kouder wordt. Hij klaagt openlijk het materialisme aan, het ongebreidelde hedonisme, de verslaving aan genot. Hij benoemt ongegeneerd het egoïsme, de muren tussen mensen, de verharding van de harten: dé ziekte van deze tijd. Hij wijst op de ‘marktlogica’ van het kapitalisme, hoe de rijken de armen ‘verpletteren’, de dominantie van het grote geld – dus nee, de paus is niet ‘rechts’. Maar hij gaat dieper dan de meeste analyses: dat de échte oorzaak van alle politieke, ecologische, economische, etnische… problemen ligt in het hart van de mens, u en mij inbegrepen. Morele ruggengraat heeft hij wel, een zeldzame kwaliteit in deze tijd. En tegelijk komt hij nooit arrogant over, maar juist heel menselijk en nederig, wanneer hij zichzelf bijv. ‘de eerste van de zondaars’ noemt – in navolging van Paulus.

Raymonda Verdyck vraagt zich namens de vrijzinnigheid af waar de scheiding van kerk en staat gebleven is toen onze koning en premier de paus op het paleis ontvingen. Maar… deze is toch op geen enkel moment geschonden? Zij zou liefst een metershoge betonnen muur met prikkeldraad tussen beide hebben, maar geen enkele regel noch grondwet heeft zoiets bedoeld. Het feit dat vertegenwoordigers van de vrijzinnigheid officieel uitgenodigd waren op het paleis, maar weigerden te komen, toont aan welke kant het meest openheid van geest is.

Er blijven veel gebieden waar ik als evangelisch christen de paus ook niet volg: waar het gaat over onfeilbaarheid, celibaat of voorbehoedsmiddelen, de zalig- en heiligverklaringen, een veelheid aan oude tradities… maar deze hoeven mijn grote appreciatie niet in de weg te staan.

Als de paus geen controverse opwekte, zou hij voorspelbaar en saai zijn: het is toch ook nooit goed, hé? De kerk is sowieso geroepen om profetisch te zijn, niet om mee huilen met de wolven in het bos. Toen hij over abortus begon, waren dat volgens VRT-journalist Peter Decroubele ‘conservatieve misstappen’, uitschuivers of flaters: off the record was hij ongewoon scherp, sprak over een ‘moorddadige wet’ en vergeleek abortusdokters met ‘huurmoordenaars’ – voor mij ook een stap te ver. Maar ‘vergissingen’ van de paus waren dit zeker niet: hij liet eerder zijn echte emoties voelen, zijn diepe pijn over hoe lichtzinnig en oppervlakkig in de westerse cultuur met het ongeboren leven wordt omgegaan. Het morele kompas van de VRT en andere journalisten staat natuurlijk véél hoger dan dat van de paus: vanuit hun superieure toren weten zij zeer goed dat de paus decennia ‘achterop loopt’ en nog niet zo ‘verlicht’ is als zij. 

Je hoeft het niet in alles met hem eens te zijn, maar de paus wordt door grote wereldleiders erkend als een unieke en waardevolle stem: van Barack Obama of Ban Ki-moon tot Bill Gates… hebben zich elk lovend uitgelaten over hem. In 2013 werd hij door Time Magazine uitgeroepen tot ‘person of the year’, hij wordt gevraagd op de VN en op de G7… Maar in ons land zijn de reacties in de mainstream media erg verzuurd, nogal kleingeestig: zodra het om religie gaat, zijn ze verkrampt. En het vergrootglas wordt bovengehaald om vooral kritisch te zijn en het negatieve te zoeken. Ze hebben van tevoren besloten ‘dat tégen de paus en de kerk zijn veruit de meest lonende optie is’ (Walter Pauli in Knack). Jammer, een gemiste kans.

De paus zal er niet van wakker liggen dat zijn nuntius nu door onze premier op het matje geroepen wordt: hij heeft op geen enkele wijze ‘de Belgische staat beledigd’, hoogstens enkele lobbygroepen op hun lange tenen getrapt. Als je daar niet tegen kan… Of geldt de vrijheid van meningsuiting enkel voor één kamp?

Wat heet ‘ethisch progressief’ en waar zit de ‘vooruitgang’ daarin?  (Langere versie)

Origineel gepubliceerd op Doorbraak in verkorte versie.

België vaart al decennia een ‘ethisch progressieve’ koers: sommige politici menen dat zij geroepen zijn als ‘morele gidsen’ voor de rest van de wereld, vaak Nederland achterna. Maar staan we ooit eens stil om te evalueren of dit wel klopt? Wat is ‘morele vooruitgang’ eigenlijk en hoeveel ‘verbetering’ hebben we al gebracht? En zijn wij werkelijk een lichtend voorbeeld voor anderen? 

Is de verschuiving naar rechts bij de laatste verkiezingen – in het progressieve Nederland nog véél meer – niet ook een signaal naar de politiek dat onze maatschappij steeds meer aan het ontsporen is? Alle morele waarden op losse schroeven zetten en de remmen losgooien heeft niet bepaald bijgedragen aan het bruto nationaal geluk. Onze hoge cijfers qua kalmeermiddelen en zelfmoord zijn absoluut niet het navolgen waard!

Het gaat inderdaad écht niet goed met de geestelijke gezondheid van de bevolking, zeker van onze jongeren! De stijgende cijfers van depressies en burn-outs, verslavingen en vereenzaming, toenemende wachtlijsten in de jeugdpsychiatrie… zijn schrijnend. Mensen zitten op hun tandvlees, het sociale weefsel versnippert, ongebreidelde vrijheid en individualisme presenteren een hoge factuur. ‘Hoe overleven we de vrijheid?’ vroeg filosoof Herman De Dijn zich in 1994 al af! ‘We razen op de afgrond af, maar voorlopig gaat alles goed’, stelde Charles Ducal, dichter des vaderlands (2014), ons gerust.

Als de slippery slope naar beneden gaat, moet je niet vooruit stormen, maar aan de handrem trekken! Het is hoog tijd om collectief toe te geven dat we al véél te ver gegaan zijn in het afbreken van de gezonde – al of niet ‘christelijke’ – waarden van onze voorouders. Alle wilde opvattingen rond abortus, euthanasie, genderzorg, sekswerk…, mag het gezond verstand terugkeren en wat balans hersteld worden a.u.b.? 

Abortus uitbreiden van 12 naar 20 weken, het is de waarde van menselijk leven nóg verder devalueren, van een foetus een wegwerpproduct maken. De wet veranderen omwille van een kleine groep ‘slachtoffers’ is buiten elke verhouding. En abortus onder de categorie ‘vrouwenrechten’ verkopen is camouflerend taalgebruik. Een restrictieve abortuswetgeving is iets om fier op te zijn! Respect voor elk uniek mensenleven is dé basiswaarde in elke moraal.

Ultraprogressieve actiegroepen zouden omwille van een kleine groep uitzonderingen alle bestaande genderrollen willen afschaffen, alles nivelleren. Taalregels fundamenteel genderneutraal maken voor non-binaire personen is buiten elke proportie en niet eens uitvoerbaar. Bij mensen met genderdysforie automatisch met ‘genderbevestigende’ zorg starten is onkritisch, onprofessioneel en voor velen levenslang schadelijk. Dat mensen met een eenvoudige verklaring op het stadhuis van gender kunnen veranderen is onbegrijpelijk en zet de deur wagenwijd open voor misbruik. Het hoge aantal zelfmoorden, ook na medische transitie – 19 maal hoger dan ‘normaal’ – moet elke progressieveling uitermate verontrusten. 

Waarom wordt sekswerk al jaren op tv genormaliseerd als een eerbaar beroep, ont-schuldigd, een vorm van sociaal werk? Willen we écht elk moreel stigma daarrond wegnemen? Als uw dochter op 16-jarige leeftijd zou zeggen ‘Ik wil later sekswerker worden’, moet u dan empathisch daarin meegaan?

De seksuele revolutie wordt constant als een ‘bevrijding’ voorgesteld, maar het aantal echtscheidingen steeg tussen 1960 en 2013 met 750%: waar toen 1 op 15 huwelijken op de klippen liep, werd het 1 op 2. De prijs die we voor onze hooggeprezen ‘vrijheid’ betalen is voor velen hoger dan wat ze erbij winnen. De alleenstaande moeders, de kwetsbaarste groep in onze maatschappij, betalen het gelag cash en staan op de rand van de armoede. En de jongere generaties nog meer: velen starten hun leven zonder de levensnoodzakelijke gezonde hechting of het fundamentele basisvertrouwen. Waarom de overheid niets doet om gezinnen te ondersteunen, is onbegrijpelijk: we dweilen ons te pletter en draaien tegelijk de kraan nog verder open. 

Kiezen voor euthanasie wordt in onze mainstream media steevast en eenzijdig als ‘moedig’ voorgesteld: alsof vechten tot het einde laf is? De deur nóg verder openduwen, zoals sommigen willen bij ‘voltooid leven’, is de volgende stap naar begeleide zelfdoding. 

Kritiek hebben op links is niet per se rechts. Progressief zijn is op vele vlakken goed, maar niet elke vooruitgang is een verbetering. ‘Ethisch rechts’ is bij de meesten geen pleidooi voor achteruitgang, maar voor een terugkeer naar gezond verstand en respect voor traditionele waarden. Het klopt niet dat ‘conservatief’ een scheldwoord is in onze media, en ‘progressief’ een eretitel: de balans ligt altijd ergens in het midden. Iederéén wil ‘beter’, ook rechtse mensen – zij het op andere gebieden. Het punt is dat wat goéd is, bewáárd moet worden, en wat minder goed is, verbeterd moet worden. Het culturele erfgoed van onze voorouders in gebouwen willen we bewaren – met vele miljoenen subsidies zelfs -, maar hun immateriële waarden breken we af? We willen de biodiversiteit bij planten en dieren bewaren, maar het ongeboren (menselijk) leven volgelvrij verklaren? Hoe schizofreen kan een cultuur zijn?

De verschuiving naar rechts is voor velen op ethisch vlak in feite een verschuiving ‘terug naar het centrum’: mag het scheefgetrokken boompje weer recht a.u.b.? Het is de kunst van de meester om boven de schijncategorieën van links en rechts uit te stijgen: een beetje zoals… Jezus? Ook vandaag dringend gezocht: echte staatsmannen van hoger niveau! Ik hoop van harte dat onze komende regering de moed zal hebben om de balans te herstellen, te kiezen voor gezond verstand en geestelijke gezondheid. Eerlijk waar: ik bid voor véél wijsheid voor de huidige onderhandelaars. Omdat ik niet weet of iets anders helpt.

Een dieper uitgewerkte versie van dit artikel (3100 woorden) kan u hier lezen.

Wat is ethisch ‘progressief’? Waar ligt de vooruitgang?

Origineel gepubliceerd op Doorbraak. Voor langere versie, zie hier.

België vaart een ‘ethisch progressieve’ koers. Dat doet het al enkele decennia. Onze politici menen dat zij geroepen zijn op te treden als ‘morele gidsen’, voor de eigen bevolking, maar ook voor de rest van de wereld. Maar staan ze/we wel eens stil om te evalueren of de zaken er ook echt op verbeteren? Wat is ‘morele vooruitgang’ eigenlijk? En hoeveel ‘verbetering’ hebben we al gebracht?

Is de verschuiving naar rechts bij de laatste verkiezingen — in het progressieve Nederland nog véél meer — ook een signaal naar de politiek dat onze maatschappij almaar meer aan het ontsporen is? Het op losse schroeven zetten van onze morele waarden heeft niet bepaald bijgedragen tot het bruto nationaal geluk.

Vrijheid overleven

Het gaat niet bijster goed met de geestelijke gezondheid van de bevolking, zeker van onze jongeren. De cijfers over depressies en burn-outs, verslavingen en vereenzaming, toenemende wachtlijsten in de jeugdpsychiatrie… zijn schrijnend.

Mensen zitten op hun tandvlees en het sociale weefsel versnippert. Ongebreidelde vrijheid en individualisme presenteren een hoge factuur. ‘Hoe overleven we de vrijheid?’ vroeg filosoof Herman De Dijn zich al in 1994 af. ‘We razen op de afgrond af, maar voorlopig gaat alles goed’, stelde dichter des vaderlands (2014) Charles Ducal ons gerust.

Als het hellend vlak steiler wordt, moet je geen gas bijgeven maar aan de handrem trekken. Dat betekent ook een ernstige heroverweging van de afbraak van het christelijke waardenpatroon van de voorbije decennia. Moderne — vaak zéér moderne — opvattingen over abortus, euthanasie, genderzorg of sekswerk zijn grensverleggend en creëren vrijheid en emancipatie. Maar werden we gelukkiger?

Abortus

Er werd al veel geschreven over abortus. Maar nooit te veel, want de waarde van het menselijk leven, ook het ongeborene, blijft de basis van elke humane samenleving. Elk van ons is ooit zo gestart, nietwaar?

De door sommige politieke partijen gewenste versoepeling van de abortuswet staat gelijk aan de verdere devaluatie van het menselijk leven. Het ongeboren kind wordt een wegwerpproduct. De gewenste wetswijzigingen — verlenging termijn, afschaffing bedenktijd, enzovoort — door te verwijzen naar een klein aantal slachtoffers van verkrachting of het Nederlands abortustoerisme, raken kant noch wal.

Abortus wordt tegenwoordig verkocht als een vrouwenrecht, alsof het enkel over ‘mijn lichaam’ gaat. Of het ook ‘goed’ is, lijkt irrelevant. Goed voor het kind, goed voor de moeder, goed voor de gemeenschap? Ik durf te bepleiten dat dat niet zo is en dat er betere, humanere alternatieven moeten zijn. Respect voor elk uniek mensenleven is immers hét fundament van alle mensenrechten en morele waarden.

Alleenstaande moeders

De seksuele revolutie wordt als een bevrijding voorgesteld. Ze bracht misschien meer vrijheid, maar ook veel collateral damage.

De wettelijke introductie van ‘echtscheiding zonder fout’ en de maatschappelijke devaluatie van het huwelijk deden het aantal echtscheidingen de hoogte inschieten. De alleenstaande moeders, één van de meest kwetsbare groepen in onze maatschappij, betalen het gelag en staan onevenredig vaak op de rand van de armoede. De kinderen van gebroken gezinnen starten hun leven vaker zonder gezonde hechting of fundamenteel basisvertrouwen.

Waarom de overheid niets doet om gezinnen te ondersteunen, is onbegrijpelijk: we dweilen ons te pletter en draaien tegelijk de kraan nog verder open.

Waar de overheid wel werk van maakt, is de normalisering van prostitutie. ‘Sekswerk’, heet het nu. Willen we dat wel, die normalisering? Willen we écht elk moreel taboe daarrond wegnemen? Als uw dochter op 16-jarige leeftijd zegt: ‘Ik wil later sekswerker worden’, moet u dan empathisch daarin meegaan of haar feliciteren?

Niet rechts

Kritiek hebben op links is niet per se rechts. progressief zijn is op vele vlakken goed, maar niet elke vooruitgang is een verbetering. ‘Ethisch rechts’ is geen pleidooi voor ‘achteruitgang’, maar voor een terugkeer naar gezond verstand.

Het klopt niet dat ‘conservatief’ een scheldwoord is en ‘progressief’ een eretitel: de balans ligt ergens in het midden. Het punt is dat wat goéd is, bewáárd moet worden, en wat minder goed is, verbeterd moet worden.

Het culturele erfgoed van onze voorouders in gebouwen willen we bewaren – met vele miljoenen subsidies zelfs – maar hun immateriële waarden breken we af? We willen de biodiversiteit bij planten en dieren bewarenmaar het ongeboren (menselijk) leven vogelvrij verklaren? Hoe schizofreen kan een cultuur zijn?

Het probleem van de VUB: religie wil maar niet uitsterven

Origineel gepubliceerd op DeWereldMorgen.

De Vrije Universiteit Brussel zit met de handen in het haar: studenten worden altijd religieuzer en importeren dit ongegeneerd in het bastion van de vrijzinnigheid. De VUB wil open en tolerant zijn, maar ook dit heeft grenzen! Als gelovige studenten vragen of ze tijdens middagpauzes in één van de lokalen samen mogen bidden, is het antwoord steevast ‘nee’. En als ze het dan ongevraagd doen, is de tolerantie méér dan opgebruikt. Wat ze daar kwaad mee zouden kunnen doen is geheel onduidelijk als er toch geen God bestaat! Waar is rector Danckaert eigenlijk bang voor?

Als de ‘V’ van VUB écht ‘vrij’ betekent, zou ze ook hier vrijheid moeten toelaten, maar in de realiteit staat de ‘V’ voor ‘vrijzinnig’, en dit is blijkbaar niet zo ‘vrij’ als ze zichzelf presenteert. Volgens de simpelste definitie van ‘vrijdenkerij’ moet iedereen vrij zijn in zijn denken, maar toch niet zó vrij dat hij de antwoorden bij een God mag zoeken: die piste is bij voorbaat afgesloten, dichtgetimmerd, taboe. Vrijdenkerij is tegen alle dogma’s, maar op een dogmatische manier: er is enkel ruimte voor de dogma’s van de Verlichting en het rationalisme

De VUB (oorspronkelijk ULB) is in 1834 opgericht door de vrijmetselarij: Pierre-Theodoor Verhaegen, grootmeester in de 33ste graad, was de grote trekker en stichter. Het is geen geheim dat er altijd een nauwe band gebleven is tussen beide, en dan vooral met de irreguliere vrijmetselarij die atheïstisch is. Als je een (hoge) positie ambieerde, was lidmaatschap van deze club quasi onontkoombaar. Hoe open en hoe vrij willen VUB-ULB eigenlijk écht zijn?

Vrijzinnigheid leert om kritisch te zijn: tegenover alles, maar eerst en vooral tegenover religie. Zelfkritisch zijn is natuurlijk een hele stap moeilijker. Dé slogan van de VUB is ‘scientia vincere tenebras’: ‘door de wetenschap duisternis overwinnen’. Maar dat de wetenschap op haar beurt zelf de deur opent voor duisternis wordt gevoeglijk genegeerd: vervuiling, nucleaire wapens, cybercriminaliteit, klimaatopwarming …

En dat de Verlichting erg eenzijdig was, eng rationalistisch, eurocentrisch en naïef optimistisch is ook moeilijk om te erkennen. De vrijzinnigheid was zeer efficiënt om kerk en religie af te breken, maar om iets anders in de plaats te stellen, bleef ze heel zwak, vaag en algemeen: het alternatieve zingevingskader blijft vooral léég. Ieder vult het in naar eigen believen en voorkeur. Dit leeg laten – de grote levensvragen onder de mat vegen – is wat meestal gebeurt.

Er is vrijheid van onderwijs in ons land en dus heeft elke levensbeschouwing recht om eigen scholen en universiteiten op te richten: dat is het probleem niet. Maar als ze zich voordoet als ‘bij ons is iedereen helemaal vrij in zijn denken’, komt de dissonantie naar boven.

De VUB zit met een innerlijk dilemma dat een inconsequentie wordt. Luidop verkondigen dat God niet bestaat, mag wel, dat Hij wél bestaat, mag niet. Dat religie niet wetenschappelijk is, is duidelijk, maar dat atheïsme dat ook niet is, wordt verdoezeld. Dat er een God bestaat is een gelóóf, dat Hij níet bestaat – helaas – evenzeer. Het ‘vrije onderzoek’ is aan de VUB ook een hoog gekoesterde waarde: er mogen geen beperkingen zijn, maar… je mag je inspiratie – voor filosofie en moraal bijvoorbeeld. – niet in de Bijbel gaan zoeken. Plato citeren is oké, Jezus niet.

De VUB heeft altijd vooropgelopen in het bestrijden van de katholieke dominantie, in het doorbreken van het religieuze monopolie, in het terugdringen van God en geloof naar het kleinst mogelijke hoekje. En de vrijzinnigheid is daar behoorlijk goed in geslaagd: de cultuur, de tijdgeest, wordt nu bepaald door het paradigma van het ‘secularisme’, hoewel ze zelf een kleine minderheid is. We hebben collectief geaccepteerd dat we in het openbaar over ons geloof zwijgen – tenzij het atheïsme is. En daar botst het met de moslimstudenten en Afrikaanse evangelische christenen aan de VUB die vaak vurig zijn in hun geloof.

Voor hen is die scheiding artificieel: als God De Schepper is van alles, heeft Hij toch met álles te maken? Waarom mogen zij niet bidden voor hun universiteit, voor de proffen en de wetenschappers? De scheiding van kerk en staat wordt door seculiere denkers altijd ingevuld als – lees: uitgebreid tot – een scheiding tussen geloof en samenleving (inclusief wetenschap, cultuur, politiek, economie, moraal). En de scheiding lijkt eerder op een betonnen muur-met-prikkeldraad, terwijl ze ook een vriendelijk haagje tussen twee buren zou kunnen zijn.

Atheïsten hoopten vanaf de jaren 1970 dat religie langzaam maar zeker vanzelf zou uitsterven: door toenemende kennis en voorlichting zouden alle ogen open gaan en de laatste restjes van onwetendheid en religieus (bij)geloof verdwijnen. Maar … dat gebeurt niet. Sommige vooraanstaande atheïsten bekeren zich zelfs terug tot het geloof: Kristien Hemmerechts, Ayaan Hirsi Ali, Tom Holland … Niet alleen de kerk is in crisis, het atheïsme ook. Merken we een soort morele paniek, ook aan de VUB?

De kerk wordt in onze media uitvoerig aangevallen en bekritiseerd, de vrijzinnigheid nooit. De intolerantie die vrijzinnigen aan de kerk verweten is hun ook niet vreemd: fanatisme is te vinden in élke ideologie, ook niet-religieuze. De VUB zit in deze dubbelheid: is ze eigenlijk open voor alles of is ze toch vooral antireligieus? U kan de vraag zelf beantwoorden.

Dat er een inherent conflict tussen godsdienst en wetenschap zou zijn, is een mythe

Origineel gepubliceerd in De Morgen.

In de tweede eeuw vroeg polemist Tertullianus: “Wat heeft Athene met Jeruzalem te maken? Wat heeft de academie met de kerk te maken?” Zijn antwoord: “Bitter weinig”. Filosofische speculatie, los van de Bijbel, zou enkel ketterij produceren. Met het nakende bezoek van de paus aan de KU Leuven voor haar 600-jarige bestaan stelt men gelijkaardige vragen: “Wat heeft Leuven met Rome te maken? Wat heeft de universiteit met de kerk te maken?” Ook nu antwoorden sommigen: “Bitter weinig”, maar dan ten voordele van de unief: het kerkse dogma staat de wetenschap, die gestoeld is op vrij onderzoek, in de weg.

Onder hen presentator en auteur Tom De Cock, die zijn ambassadeurschap van de KU Leuven opgaf uit protest tegen het pauselijke bezoek. Vooral wegens het kerkelijke standpunt over homofilie en het kindermisbruik. Maar hij vroeg in zijn opiniestuk ook wat kerk en universiteit met elkaar te maken hebben: “Het is niet dankzij de kerk dat we universiteiten hebben, dat er aan wetenschap wordt gedaan”, maar “verdorie ondanks de kerk”.

De kerk werkte de wetenschap soms serieus tegen, klopt. De Cock noemde Vesalius, alumnus van Leuven, die de studie van anatomie door lijken opensnijden nieuw leven inblies na eeuwen kerkelijk verbod. En Galilei, wiens werk over heliocentrisme de kerk tweehonderd jaar verbood.

Alleen, aan de andere kant was de kerk eeuwenlang de grootste geldschieter voor de wetenschap, stichtten haar geestelijken de eerste universiteiten en waren het vaak kerklui die wetenschappelijke doorbraken maakten, tot KU Leuven-professor en priester Lemaître met de bigbangtheorie toe. Het oude idee dat God zich openbaart in zowel Bijbel als natuur, samen met de nieuwere opvatting dat hij een wetmatige schepping maakte, droegen bij tot een middeleeuws wereldbeeld waarin wetenschap theologisch vanzelfsprekend werd. Vreemd dat we universiteiten en wetenschap zouden hebben ondanks de kerk.

Leuvense ‘K’, Brusselse ‘V’

De Leuvense ‘K’ wordt soms in vraag gesteld. Universiteit en kerk zouden niets met elkaar te maken (mogen) hebben. Of de ‘K’ niet past, weet ik niet: ik ben geen katholiek, noch KU Leuven-alumnus. Aan de VUB, waar ik studeerde en werk, is de scheiding tussen kerk en universiteit compleet. De ULB, waar de VUB van afsplitste, was een antiklerikale reactie op de Katholieke Universiteit van Mechelen, die later verhuisde en de KU Leuven werd. De missie van de VUB is vrij onderzoek, vrij van religieuze autoriteit. Vandaar de ‘V’.

Alleen is ook die ‘V’ betwistbaar. Heel wat VUB-posters stellen dat ik vrij ben om elke hogere macht af te wijzen. Posters die stellen dat ik vrij ben om zo’n macht te aanvaarden zijn er niet. Ben ik niet vrij om het vrijzinnige dogma in vraag te stellen? Rector Danckaert klaagt dat mensen zich terugplooien op religieuze waarden, maar plooit zichzelf terug op vrijzinnige waarden. Moet religie privé zijn, maar humanisme niet?

Wetenschapsfilosofen als Kuhn en Feyerabend schreven al dat de wetenschap niet absoluut objectief is. Onderzoek kan niet volledig vrij en rationeel zijn. Al was het maar omdat elke onderzoeker veronderstellingen maakt. In de natuurwetenschappen is dat naturalisme; in de theologie, theïsme. Daarom dat geen van beiden de vraag ‘bestaat God?’ kan beslechten: het ene veld laat God buiten beschouwing en het andere veronderstelt hem.

Voor De Cock is theologie aan de KU Leuven een “aberratie”. De VUB heeft dan ook geen departement theologie. Maar waarom zou men naturalistische veronderstellingen toelaten en theïstische niet? Niet om te zeggen dat alles relatief is. Dat, met een uitgesproken voorbeeld, creationisme naast de wetenschappelijke bigangtheorie kan staan. Wél dat er wereldbeelden vermengd zijn in de wetenschappen en dat daar permanente dialoog over nodig is.

Wat mij betreft is er wetenschappelijk geen probleem met het pauselijke bezoek aan de KU Leuven en heeft theologie er zijn plaats. Men kan dat bezoek in vraag stellen vanwege enkele diep problematische kerkelijke zaken. Maar dat er een inherent conflict tussen godsdienst en wetenschap zou zijn, is een mythe. Theologen en wetenschappers tasten al eeuwen de raakvlakken af – Lemaître is een perfect voorbeeld – en de catechismus van de kerk stelt dat wetenschap niet in strijd is met het geloof. Een constructieve dialoog tussen ‘Leuven’ en ‘Rome’ blijft essentieel, maar moet ook humanisten includeren. Dat het bezoek van de paus dat moge bevorderen.

Asielzoekers voor de politieke bus gooien? Mensen zijn mensen, zelfs als je vindt dat er geen plaats voor hen is in je land

Origineel gepubliceerd op Knack.

Hongarije wil asielzoekers “een vrijwillige, gratis, heenreis naar Brussel aanbieden”. Aldus staatssecretaris Bence Rétvari die voor deze aankondiging suggestief bij een rij bussen met het opschrift “Röszke > Brüsszel” poseerde. Hij meent het dus. Brussels burgemeester Philippe Close pareerde deze onverhulde provocatie: “Wij zullen die bussen blokkeren. Ze komen Brussel niet binnen!” Vervolgens riep hij op X premier De Croo op om voor de zekerheid eventuele bussen al aan de landsgrenzen tegen te houden.

Dat Orbán asielzoekers instrumentaliseert om een politiek punt te maken is verwerpelijk. Mensen zijn mensen, zelfs als je vindt dat er geen plaats voor hen is in je land. Orbán beweert in zijn nationalisme traditionele christelijke waarden te verdedigen. Dan moet hij, in het traditioneel katholieke Hongarije, misschien naar de paus luisteren: die herhaalt in zijn laatste encycliek de Bijbelse boodschap dat elke persoon inherent waardevol is, want geschapen door God, dat we een universele broederlijkheid moeten nastreven, en niet enkel een nationalistische, en dat migranten evenveel naastenliefde waard zijn als landgenoten. Filoxenia noemt het Nieuwe Testament dat: vreemdelingenliefde, het omgekeerde van xenofobie, vreemdelingenangst of haat. Als Orbán een christelijk Hongarije wil, dan mag hij asielzoekers dus niet hanteren in politieke spelletjes, want dat is mensonwaardig.

Burgemeester Close laat zich echter ook verleiden tot dergelijk gedrag wanneer hij met Hongarije een ping-pong spel om asielzoekers aangaat: bus naar hier, bus naar ginder, bus weer terug? Daarbij zijn het uiteraard vooral de asielzoekers die de slagen te verwerken zullen krijgen. We kunnen dus wel kritiek uiten op Orbán, maar reageren Close en andere Belgische politici zoals Theo Francken – “Bussen per direct terugsturen naar Hongarije,” tweette hij – niet vanuit dezelfde instrumentalistische, objectiverende kijk op asielzoekers? Het zijn problemen om op te lossen, pionnen om rond te schuiven, wapens om tegen de politieke tegenstander in te zetten, maar niet in de eerste plaats mensen met fundamentele rechten, individuen met een oneindige inherente waarde, onze naastenliefde dubbel en dik waard. Dat moet niet mislezen worden als een pleidooi voor open grenzen en ongelimiteerde migratie. Neen, asielzoekers liefhebben betekent: hen een eerlijke en rechtvaardige asielprocedure aanbieden, hen in tussentijd opvangen en beschermen, en vervolgens, afhankelijk van het resultaat, hen ofwel laten integreren in de maatschappij ofwel hen vriendelijk maar doortastend terugsturen naar eigen land. Maar hen heen en weer kaatsen tussen Brussel en Boedapest is geen naastenliefde.

Wie met een varken worstelt, wordt zelf vuil, en het varken vindt het nog leuk ook, stelt het Engelse gezegde. We mogen Orbáns spelletjes inzake asielzoekers niet meespelen, want dan zullen wij hen eveneens instrumentaliseren. Migratiepolitiek is complex, en moet daarom (minstens) op Europees niveau coherent aangepakt worden, met oog voor de universele rechten van de mens alsook de mogelijkheden en noden van alle landen, inclusief Hongarije. Groeiende bezorgdheden langs politiek rechtse zijde moeten daarom ook in acht genomen worden en waar nodig ontkracht of aangepakt.

In Hoe migratie echt werkt toont professor Hein de Haas bijvoorbeeld aan hoe asielmigratie weinig tot geen impact heeft op de sociale zekerheid en dat waar er een gebrek aan integratie is, dat typisch te wijten is aan systematische discriminatie en slecht overheidsbeleid, en niet aan de culturele of religieuze achtergrond van de migranten. Langs de andere kant is het duidelijk dat het terugkeerbeleid in de meeste Europese landen, inclusief België, volledig faalt, met alle gevolgen van dien. Dat moet dus veel beter. Maar dat klaag je niet aan door te provoceren met asielzoekers op bussen.

Wanneer Hongarije de Europese regels of zelfs de mensenrechten schendt, moeten we niet staan schelden en vuur met vuur bestrijden. We moeten in dat geval het land op Europees niveau sanctioneren en daarenboven zelf zorgen dat we asielzoekers liefdevol behandelen. Want hypocrisie is nog steeds geen deugd.

Dionysos’ Laatste Avondmaal op de Olympische Spelen

De Olympische Spelen lopen op hun laatste benen (!) maar het begin ervan heeft toch behoorlijk wat verbazing gewekt. Het is opmerkelijk hoe weinig deining de openingsceremonie van 26 juli in België veroorzaakte. Elders, van Frankrijk tot in de VS en zeker op sociale media, waren enkele van de bizarre voorstellingen talk of the town. Belangrijke politieke en religieuze leiders in Europa en de VS deelden hun afschuw over de show. Zelfs iemand als Elon Musk vond de spotternij belangrijk genoeg om ze te vernoemen en te omschrijven als: “Een teken van wokeness, een heidens feest, een blasfemie”.

Het toppunt van de controverse was een live-action parodie op Jezus’ Laatste Avondmaal-schilderij van Leonardo Da Vinci dat alle drie van Musks verwijten samenbracht. Een getatoeëerde, obese, halfnaakte vrouw nam de plaats in van Jezus, met rondom haar een verscheidenheid aan pseudo-apostelen, die net zoals de discipelen op het schilderij een gezamenlijke maaltijd hadden, maar dan gekleed als drag queens. Een naakte man, blauw geverfd, bediende de feestvierders aan de tafel. Niet zoals Jezus destijds met brood en wijn, de symbolen van zijn kruisoffer, zijn gebroken lichaam en vergoten bloed. Neen, hij beeldde Dionysos uit, de Griekse god van wijn, theater en extase. Dionysos bestierde 3500 jaar geleden al, samen met de andere goden van de Olympus, de morele denkwereld van hun tijd met alle waarden die hen eigen waren; op de feesten voor Dionysos was dronkenschap bijv. de bekroning. Ook oppergod Zeus draaide zijn hand niet om voor bedrog, overspel, verkrachting, vadermoord en incest. 1500 jaar later kwam Jezus heel andere waarden brengen van naastenliefde, trouw, reinheid en zelfopoffering. Maar de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Parijs leerde dat deze heidense goden populairder zijn en beter bij de tijdgeest passen. Het geheel kan wel tellen als blasfemie tegen de christelijke God. Wat de motivatie mag zijn van de regisseur om 2,5 miljard christenen te schofferen, en daarvoor de Olympische Spelen te gebruiken is onduidelijk en werd noch tevoren noch erna uitgelegd. Het Olympisch Comité heeft na de vele reacties haar excuses al aangeboden, maar het gebeuren was natuurlijk al internationaal op de tv-kanalen rondgegaan. Too little too late

Onnodig te zeggen dat ‘gezinsvriendelijk’ geen bruikbare omschrijving was voor de wereldwijd uitgezonden ceremonie. Dergelijke beelden waren ongezien tijdens openingsceremonies van de Olympische Spelen. Of de parodie en spot bewust en gericht waren, zullen we misschien nooit te weten komen – of zal altijd ontkend worden –  maar zelfs als het dat niet was, was het voor de choreografen een kleine moeite geweest om wat empathie op te brengen en te beseffen dat velen wereldwijd – zowel christenen als niet-christenen – het als een aanval en spot ervaren hebben. Zou het Olympisch comité een gelijkaardige scène met allusies naar de islam of Mohammed getolereerd hebben?

Ook inhoudelijk was de beeldvorming aanstootgevend. Niet alleen de seksueel getinte aard van de reeks en het centraal plaatsen van de heidense god van genot en dronkenschap, maar vooral deze te situeren tegen de achtergrond van Jezus’ laatste avondmaal voelde heel wrang aan. Deze laatste avond met zijn apostelen was een bijzonder intens en sacraal moment, zeer emotioneel geladen en vol diepe symbolen, de laatste uren vóór de ultieme daad van zelfopoffering en vreselijk lijden. De morele waarden achter de bacchanalen en achter Jezus’ daad met brood en wijn kunnen niet verder uit elkaar liggen.

In grote delen van de wereld wordt christenen nog steeds het leven moeilijk gemaakt: opgejaagd, verdreven, onterecht vastgezet, ontvoerd, verkracht of gedood enkel vanwege het feit dat ze christen zijn. Vaak kijken ze met jaloezie hoe hun medechristenen in ‘de vrije westerse wereld’ hun geloof vrij kunnen beleven, maar als ze dan bij ons zulke openlijke spot zien die in andere religies en culturen ondenkbaar is…, schudden ze hun hoofd vol onbegrip. Met deze wereldwijd vertoonde bespotting van het christelijk geloof steek je hen niet bepaald een hart onder de riem.

Alleen, in de Belgische pers waren deze bedenkingen nauwelijks te horen. Nochtans zijn ook hier, in ons moderne landje, velen niet gediend met wokeness, heidense feesten en blasfemie.

Ascetische discipline is essentieel in ons digitale tijdperk

Origineel gepubliceerd op Knack.

Het is de zesde eeuw. De zogenaamde duistere middeleeuwen zijn in volle gang. Het West-Romeinse rijk is niet meer, overrompeld door Germaanse stammen. Een jongeman uit Nursia wordt naar Rome gestuurd voor studies, maar vlucht weg wanneer hij de zedeloosheid van zijn medeleerlingen ziet. Hij trekt zich drie jaar lang terug in een grot op zoek naar “een heilige levensstijl, wensend om enkel God te behagen.” Daar leeft hij van brood alleen en wijdt er zich aan gebed en contemplatie.

Na verloop van tijd worden zijn goedheid en wijsheid bekend in de regio en verlangen anderen zijn voorbeeld te volgen. Daarom sticht hij kloosters, “leerscholen voor de dienst aan de Heer,” waarin monniken geloften van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid afleggen en volgens zijn voorbeeld gedisciplineerd leven om “de deugdzaamheid te bereiken.” De Benedictijnse kloosters worden al snel speerpunten van stabiliteit en herstel in een turbulent tijdperk.

Ascese

Het woord ascese verwees in zijn originele Griekse context naar de training van atleten. Het duidt zowel op de ontberingen waar atleten voor kozen – zich onthouden van allerlei voedsel en drank, bijvoorbeeld – alsook de gedisciplineerde oefeningen die ze bijna ritualistisch uitvoerden om hun lichamen met bloed, zweet en tranen te vormen. Dit alles om een hoger doel te bereiken: winst op de spelen in Olympia.

‘Ascese’ werd ook al snel gebruikt om te verwijzen naar religieuzen en mystieken, zoals Sint Benedictus, die eveneens kozen voor allerlei vormen van onthouding – van voedsel, slaap, bezit, seks – en zich toewijdden aan geestelijke disciplines: gebed, meditatie, contemplatie. Met als hoger doel: een deugdzaam karakter ontwikkelen en een voortdurend bewustzijn van God cultiveren. Net als bij atleten was dat vaak met wisselend succes – sommige mystieken gingen compleet de mist in – maar anderen worden terecht heiligen genoemd, al was het maar in de morele zin van het woord.

Hun hogere doel deed atleten en asceten zich ten dele onttrekken aan de maatschappij en haar normatieve levenspatronen. Een atleet kon namelijk niet verwachten dat hij de Olympische olijfkrans zou verdienen als hij dagelijks op de agora rondhing met Socrates, zich regelmatig op een Dionysische orgie liet zien, en maar sporadisch trainde voor het discuswerpen. Op dezelfde wijze verwachtte de asceet, terecht of onterecht, niet heilig te kunnen worden als hij een gezin moest onderhouden, de moraliteit van de dag volgde en maar af en toe een gebedje opzegde.

Digitale asceten

Het is de eenentwintigste eeuw. We leven de helft van de tijd in een digitale wereld. Bij het ontbijt doomscrollen we op social media naast onze peuter die met zijn papje prutst. Overdag werken we acht uur op een computer, velen van thuis uit, ver van collega’s. ‘s Avonds onderbreken we voortdurend onze gesprekken met partner of vrienden vanwege de ‘ping’ van een nieuw bericht op WhatsApp. Op vakantie ervaren we de exotische natuur doorheen een scherm, want ‘pics or it didn’t happen’.

Onze digitale wereld bestaat nog maar enkele decennia en evolueert schijnbaar steeds sneller. Dat deze technologieën nuttig zijn, is zeker. Wie kan er zich nog een wereld voorstellen zonder internet, smartphones, social media en ondertussen ook AI? De smartphone is de wereld in onze broekzak, sociale media verbinden ons als nooit tevoren, en generatieve AI maakt van iedereen een artiest.

Alleen weten we vanwege de nieuwigheid niet altijd even goed hoe we gezond kunnen leven in die digitale wereld.  Studies linken overdreven social media gebruik aan eenzaamheid, angst en depressie. Steeds geconnecteerd zijn met een smartphone op zak eist zijn tol van onze concentratieisoleert ons van mensen rondom ons en verhoogt de kans op burnout. Pornokijken, een van de populairste internetactiviteiten, wordt gelinkt aan relatieproblemenobjectivering van vrouwen en sekueel geweld. En generatieve AI overspoelt het internet met slopweegt op het klimaat, en duwt ons richting artistieke eenheidsworst.

Het gaat hier wel meestal niet om eenvoudige oorzaak-gevolg relaties. En de grootste risico’s zijn vaak verbonden aan specifiek en excessief technologiegebruik. Het is dus niet nodig om zoals Benedictus de digitale wereld volledig te ontvluchten, al klinkt een compleet analoog leven voor sommigen wel romantisch aanlokkelijk. Maar volledig onbezonnen meesurfen op elke digitale golf is dan ook weer niet wijs.

Net als atleten en asceten moeten we ons afvragen: wat is ons doel in het leven? In onze pluralistische maatschappij zal iedereen op z’n minst akkoord zijn dat we ons eigen welzijn en dat van onze dierbaren verlangen. De volgende vraag is dan hoe we dat effectief kunnen nastreven in een digitale wereld die dat welzijn ten dele in de weg staat. Welke disciplines moeten we ons als digitale atleten en asceten daarvoor aanmeten? Voorstellen zijn er genoeg: een wekelijkse dag zonder schermendevice-free ruimtes en eventssociale media algoritmes uitschakeleneen dumbphone kopenpas op 15 je kind een smartphone geven en op 18 ze op sociale media toelatengeneratieve AI vermijden voor vaardigheden die je zelf nog moet verwerven; enzovoort.

Moeilijker is deze disciplines toe te passen en ons er aan te houden, omdat we te vaak als individuen proberen in te gaan tegen het waaien van de tijdsgeest. Daarom falen onze nieuwjaarsvoornemens meestal. De Olympische atleten in Parijs hebben coaches om hen op koers te houden en de steun van andere sportlui die op gelijkaardige, gedisciplineerde wijze leven; monniken hebben hun abt en kloostergenoten.

Als we successvolle digitale asceten willen worden, zullen we dat collectief moeten doen. Kies met familie, vrienden of collega’s enkele disciplines uit en moedig elkaar aan om deze te practiseren. Merk op hoe jullie er wel bij varen. Na verloop van tijd zullen jullie punten van stabiliteit worden in een turbulente getechnologiseerde wereld. Deugdzame digitalen. Virtuele virtueuzen. Artificiële heiligen.