Welk moreel kompas?

Origineel gepubliceerd op Doorbraak, voor langere versie, zie hier.

Regelmatig leest u op een of ander medium een verontwaardigd artikel over het morele kompas van een politicus, of (vooral) het gebrek eraan. Begrijpelijk: wanneer ons rechtvaardigheidsgevoel te erg gebruuskeerd wordt, laten we van ons horen.

Maar: de mensen die zich zorgen maken lijken de implicaties van wat zij aankaarten niet altijd te beseffen. Want het probleem is immers véél dieper en breder: ís er in onze cultuur nog een moreel kompas dat algemeen aanvaard wordt? Dat gezamenlijk kan worden gevolgd?  Het unieke aan een kompas is dat de naald onveranderlijk naar het noorden wijst, naar de poolster: een punt dat buiten de mens bestaat, maar wel objectief aan te wijzen valt.

Gezamenlijk postmodern

Sinds de jaren 70 zijn we gezamenlijk ‘postmodern’ geworden. We hebben het opgegeven om te geloven in één waarheid of in één morele wet. Het postmodernisme werd nooit officieel gedecreteerd of als wáár bewezen, maar stilzwijgend zijn we het wel gaan geloven — of minstens erin gaan berusten. De knagende vraag ‘is dit waar?’ werd onderdrukt, want ‘het voelde goed’.

Deze visie gaat lijnrecht in tegen wat de traditionele christelijke moraal ons al 2000 jaar leert: er is wél een waarheid én een ‘Goed’. Het feit dat de Kerk deed alsof ze deze ‘in pacht’ had en er exclusieve toegang toe had riep veel verzet op — en begrijpelijk. Elementaire nederigheid gebiedt om toe te geven dat het absolute enkel bij God is en door Hem gekend is: zelfs de beste kerk of theoloog kan hoogstens een deel daarvan bevatten.

Op losse schroeven

Er bestond in de westerse cultuur een duidelijke morele autoriteit: die van God, de Bijbel en de Kerk. Over de vele toepassingen bleef er natuurlijk discussie, maar waar ‘de poolster’ was, dat stond vast. Vandaag leven we in een andere wereld. Sinds de Verlichting, de Franse Revolutie en de secularisatie werd heel veel op losse schroeven gezet. En sinds mei ‘68 werd elke autoriteit nog verdachter: die van ouders, leraars, politici of kerkleiders.

De grote voortrekker in deze beeldenstorm tegen alle ‘onderdrukkende regels’ was de vrijzinnigheid: in de kringen van vrijdenkerij, humanisme en atheïsme werd God van zijn troon gestoten en de mens in de plaats gezet. In de beginselverklaring van het Nederlands Humanistisch Verbond (1985) lezen we over ‘de erkenning van de mens als zingever, en als schepper en drager van morele waarden’ en ‘dat de waarden en normen hun ontstaan, fundering en voltooiing vinden in de mens’. Let op het bewust gekozen woord: schepper.

Dirk Verhofstadt

Het probleem hierbij is meervoudig. Ten eerste is de mens niet volmaakt, heilig, alwetend en almachtig zoals God, maar behoorlijk wispelturig, onbetrouwbaar en feilbaar. Ten tweede is het niet duidelijk wie of wat ‘de mens’ net is, want we zijn met 8 miljard. Hebben wij dus allemaal evenveel recht om een eigen morele poolster te kiezen, zelf te bepalen wat goed of kwaad is — een maffiabaas evengoed als een eerbiedwaardige moraalfilosoof?

De enige seculiere, puur-menselijke oplossing voor dit probleem is een wereldcongres dat een Universele Verklaring van Morele Waarden opstelt, liefst unaniem. Eerlijk waar: gelooft u dat dit überhaupt mogelijk is? Enkel door middel van ‘rationele overwegingen en natuurlijke empathie’, zoals atheïst Dirk Verhofstadt betoogt in zijn boek Atheïsme als basis voor de moraal?

De commissieleden, democratisch gekozen uit 200 landen, 7000 etnische groepen, 12 grote en 10.000 kleine religies, zouden misschien in slaande ruzie uit elkaar gaan; er zou geen letter op papier komen. Er is zelfs nog geen aanzet hiertoe gekomen. Zelfs als enkel vrijzinnigen een ‘Hoge Morele Raad’ zouden oprichten, zouden ze nog diepgaande meningsverschillen hebben. Acht miljard kompassen dus. En de Arbiter is allang ontslagen.

Moreel vacuüm

In tussentijd leven we vrolijk verder zonder morele autoriteit. De troon is vacant, maar niemand schrijft een vacature uit: de vrijzinnigheid is daar principieel tegen.

We klagen steen en been over ‘verruwing van de zeden’ of normvervaging, schrikken van uitbarstingen van zinloos geweld, toenemend drugsgeweld en maffia, algemene verharding, een epidemische stijging van psychische problemen… maar de link leggen met het moreel vacuüm is en blijft taboe. Hoeveel erger moet het nog worden?

De publieke sfeer moet ‘neutraal’ zijn: daarom wordt op onze openbare omroep over abortus, euthanasie of sekswerk enkel ‘niet-oordelend’ gesproken, amoreel dus. Maar wanneer wordt a-moreel im-moreel? Is sekswerker écht een eerbaar beroep zoals een ander? Is het verwijderen van een embryo hetzelfde als van een ontstoken appendix? De morele naald slaat al enkele decennia tilt, draait dol.

Vrijzinnigheid als levensbeschouwing

De vrijzinnigheid is de enige levensbeschouwing in ons land die nooit kritiek krijgt: de Kerk wordt non-stop aangevallen, religie in het algemeen en de islam ook, maar het vrijzinnig humanisme nooit. Ze is en blijft een levensbeschouwelijke minderheid, maar heeft stilzwijgend het heersende discours bepaald.

Vrijzinnigheid is een systemische normvervaging. ‘Vrijheid’ als opperste waarde poneren op het vlak van moraal is hetzelfde als de morele lat verlagen, waarbij ieder individu mag bepalen hoe laag. Als een vrijzinnige schrijver zich nog beroept op een moreel kompas impliceert hij dat er dus wél een objectief ‘moreel noorden’ is en dat hij wél weet waar dat is. Waarmee hij zijn eigen fundament ondergraaft en tegelijk gezond verstand toont.

Jezus’ zogenaamde fout is dat hij de morele lat te hoog gelegd heeft: onmogelijk hoog zelfs. Maar is dat een zwakheid of precies zijn kracht? Het heeft in ieder geval gemaakt dat hij de grootste beweging aller tijden op zijn naam heeft staan, met 2,5 miljard volgelingen. Hoge morele normen bieden geloofwaardigheid — misschien het kostbaarste goed in een tijd als die van ons.