David Iboma, van profvoetballer tot geloofsinspirator

Origineel gepubliceerd op DeWereldMorgen.

Wat ooit begon als een droom om profvoetballer te worden, is vandaag uitgegroeid tot een levensmissie om jongeren perspectief te bieden. David Iboma (30), ooit beloftevol speler bij topclubs in binnen- en buitenland, is nu sociaal werker en missionair inspirator bij ‘City Pirates’ in Luchtbal, Merksem, Deurne enzovoort. “Ik heb ontdekt dat je ook buiten het voetbal kan scoren – als je leeft voor iets dat eeuwig is.”

Iboma groeide op in een missionarisgezin. Zijn vader, een evangelische pastor van de ‘Nzabe Malamu’-kerk (in het Nederlands de ‘God is goed’-kerk) in Kinshasa, trok door Afrika om het evangelie in liefst 16 landen te verkondigen. “Ik was nog een kleine jongen toen ik met hem meeging naar zeven van die landen, zoals Mali, Benin en vooral Senegal,” vertelt Iboma. “We kwamen soms in vijandige dorpen terecht. Ik herinner me dat mijn vader eens werd bekogeld met stenen omdat hij over Jezus sprak. Toch bleef hij teruggaan, tot zelfs de imam die hem aanviel tot geloof kwam. Die man is vandaag pastor in Dakar.

Een Belgische droom 

In 2002 belandde Iboma in België, waar zijn moeder asiel had gevonden. “Ik was zeven toen ik mijn passie voor voetbal ontdekte. Op Linkeroever speelde ik op pleintjes en werd ik opgemerkt door toekijkende buren die mijn vader adviseerden om me in te schrijven bij een voetbalclub. En toen ging het snel: ik kwam in de topsportschool in Wilrijk terecht en speelde later bij clubs als Antwerp, Beerschot, Patro Eisden en Sporting Hasselt. Ik mocht zelfs testen bij clubs als Manchester City en United, bij Lyon en PSV Eindhoven.” 

Maar de droom eindigde bruusk toen Iboma zijn kruisbanden scheurde. “Plots was alles weg. Geen inkomen, geen toekomst. Ik ben toen in een diepe depressie beland. Ik vroeg God waarom Hij me dit had aangedaan. Later begreep ik dat ik voetbal als een soort afgod had behandeld. Ik had een nieuw en beter doel nodig – een eeuwige prijs, zoals Paulus het zegt.” 

Van grasmat naar straatwerk 

Vandaag zet Iboma zijn energie in voor kansarme jongeren via het Bijbelhuis, bij City Pirates, een sociaal bewogen voetbalproject dat sport inzet als hefboom voor maatschappelijke integratie. Hij is er onderwijscoördinator en sociaal werker. “Via voetbal kan je jongeren bereiken die elders afhaken. Ik herken hun strijd: armoede, verleiding van snel geld, druk van thuis. Ik probeer hen te tonen dat er een andere weg is.” 

Hij verwijst naar een jongen die hij al sinds diens dertiende begeleidt. “Hij zat voortdurend in instellingen. Voor hem leek het absurd om voor 1.800 euro per maand te gaan werken terwijl hij met één pakketje drugs 2.500 euro kon verdienen. Dan vraag ik me af: wij begeleiden zulke jongeren, maar wie begeleidt de gebruikers die die markt in stand houden?” 

“Als je bespaart op jongeren, bespaar je op de toekomst” 

Iboma is scherp voor de politiek, al blijft hij constructief. “De middelen voor straathoekwerk zijn bijna verdwenen. Dat is dom, want als je bespaart op jeugdwerk, roep je problemen over je af. We moeten investeren in gezinnen – niet met geld, maar met structuur. Veel jongeren missen stabiliteit omdat integratie mislukt of omdat ouders zelf hulp nodig hebben.” 

Toch voelt hij zich gesteund. “De jeugdrechters en de Antwerpse schepenen van jeugd en sport kennen me goed. Ze weten wat ik doe, en dat geeft vertrouwen.” 

Christelijke inspiratie in een moslimcontext 

Bijna al zijn jongeren hebben een moslimachtergrond. “Dat is geen probleem,” zegt Iboma. “Ik ken die wereld goed. Mijn geloof is mijn drijfveer, maar ik dring het bij niemand op. Wat telt, is dat jongeren voelen dat ze waardevol zijn. Als je stevig in je eigen geloof staat, kan je ook in een andere cultuur ruimte maken voor ontmoeting.” 

“Jezus was sociaal”

Naast zijn werk bij City Pirates gaf Iboma godsdienstles in scholen op Linkeroever. “Ik zie dagelijks hoe complex het leven van mijn leerlingen is. Een jongen die de hele nacht bij zijn zieke zusje waakt, kan zich de volgende dag niet concentreren. Daarom moet een leraar de context begrijpen. Pas dan kun je echt lesgeven.” 

Zijn motto vat zijn levensweg samen: “Zoek de eeuwige prijs.” 

“Voetbal was ooit mijn hemel,” glimlacht hij. “Nu probeer ik jongeren te helpen een andere hemel te vinden – één waarin ze zichzelf en hun geloof in God vinden.” Iboma werkt ook nog steeds voor het Bijbelhuis als jongerenwerker, een soort buurthuis dat gesitueerd is in een aandachtswijk in Antwerpen-Noord waar heel veel drugsproblemen, kansarmoede en illegaliteit zijn. 

“Ik werk er samen met scholen en allerlei andere sociale organisaties, maar eigenlijk blijft voetbal mijn core business. Ik organiseer wekelijks voetbalactiviteiten, begeleid individuele jongeren die het op allerlei levensdomeinen moeilijk hebben waardoor ik er bekend sta onder de naam ‘grote broer’. Iets wat ik heel leuk vind.”

Progressieve vs. conservatieve christenen:koorddansers gezocht

Origineel gepubliceerd op Doorbraak. Voor een langere versie, zie hier.

Net zoals de westerse wereld steeds meer gepolariseerd raakt tussen ‘links’ en ‘rechts’, vind je die spanning ook in de verschillende kerken: modern tegenover traditioneel, vernieuwend tegenover behoudend. In de VS: pro-Trump versus anti- Trump. Soms zijn de discussies respectvol en sereen, maar soms ook geëmotioneerd en niet zo vol van ‘broederliefde’. En beide kampen citeren Bijbelverzen om hun gelijk te staven. Wie zijn ‘de echte’ christenen?

Is God progressief of conservatief? De vraag is lachwekkend natuurlijk; ze toont tegelijk de zinloosheid van die tweedeling. Als God eeuwig en onveranderlijk is, is Hij oerconservatief, en als Hij ‘alle dingen nieuw maakt’, moet Hij toch ultraprogressief zijn? Een concretere vraag: was Jezus links of rechts? Jezus oversteeg alle partijen en kampen, liet zich nooit in één hokje vangen. Wie durft hem exclusief in zíjn kamp te claimen?

De juiste balans

Vanwaar die onzalige strijd tussen geloofsgenoten? We moeten onderscheid maken tussen de geloofsinhoud en de Bijbelinterpretatie over ethische kwesties. Conservatieve christenen focussen meer op de privémoraal; progressieve op de sociale dimensie. De eersten komen op voor hoge normen in huwelijk en gezin, trouw en seksuele zuiverheid; die laatsten voor naastenliefde, zorg voor de zwaksten en gerechtigheid in de sociale sfeer. Gods heiligheid versus Gods barmhartigheid: de verticale dimensie van het kruis (gebed en geloof) tegenover de horizontale (liefdadigheid en actie).

Maar aangezien het kruis twee balken heeft, is de oplossing nogal evident: beide zijn nodig, in de juiste balans. God liefhebben én de naaste liefhebben, ora et labora (‘bid en werk’)! De verticale balk is wel de meest cruciale: de goddelijke dimensie wegknippen en alleen het menselijke overhouden, is een jammerlijke reductie. Een priester is véél meer dan een sociaal werker. Moeder Teresa was uiterst sociaal, maar gebed was bij haar prioritair, want ze wist dat God de bron is van alle naastenliefde.

Genderneutrale God

Progressieven zeggen dat geloof en kerk moeten mee-evolueren met de tijd. Volgens conservatieven blijft de boodschap van de evangelies eeuwig dezelfde: de waarheid en morele waarden ‘evolueren’ niet. Beiden hebben gelijk, maar telkens gedeeltelijk: gaat het namelijk om de inhoud of de verpakking? De Bijbel moet zeker hertaald worden naar hedendaags Nederlands, maar moet hij ook herschreven worden: ‘aangepast’ aan de moderne hypes, ‘verbeterd’ of geüpgraded? Hebben we vandaag een ‘verhevener’ begrip van God dan Jezus? Moeten we bijvoorbeeld over God spreken als een ‘zij’, zoals feministen vragen, of Hem genderneutraal benoemen?

De kernwaarheden – zoals in de apostolische geloofsbelijdenis – evolueren natuurlijk niet, maar de inzichten over hoe dat toe te passen wel: zie de eigentijdse communicatievormen en taalgebruik, de moderne muziekstijlen en media. Maar ‘moderne’ christenen willen ook inhoudelijk ‘vernieuwing’: ze zien de kerken leeglopen, en achten het – in een soort paniek? – nodig het geloof zelf ‘aan te passen’ aan de moderne consensus. Werd God vroeger veel te streng voorgesteld, vandaag is Hij de lieve opa die altijd ‘ja’ zegt om iedereen te vriend te houden: een beetje goedzakkig dus, conform aan de anti-autoritaire mode. De drempel wordt verlaagd, de boodschap gepopulariseerd en gesuikerd.

Slap en smakeloos

Maar wie almaar meer water bij de wijn doet, maakt hem slap en smakeloos: ‘Een beetje goed zijn voor je medemens: dat is alles wat God vraagt, nietwaar?’

‘Je moet de Bijbel toch niet letterlijk nemen?’ Natuurlijk is niet alles in de Bijbel letterlijk bedoeld, maar als dat betekent ‘Je moet dat niet zo serieus nemen’, wordt dat iets heel anders. De liberale kerken blijken leeg te lopen: een verwaterd geloof heeft geen aantrekkingskracht, het zout is zouteloos geworden. Is er nog verschil met zedenleer?

In het abortusdebat stelt de pro life-groep dat het leven heilig is vanaf de conceptie, een zeer christelijke gedachte; de pro-choicers stellen liefde en empathie voor kwetsbare moeders voorop, ook zeer christelijk. Ideaal zou zijn: uit liefde voor de moeder haar alle hulp aanbieden waardoor ze haar kind – dat ze misschien ook heel erg wil – kan houden. Liefdevol zijn én het leven heilig achten: kan het? Ja, mits we erkennen dat het leven van de foetus primeert op de nood van de moeder.

‘Progressief zijn’ betekent dat je vooruitgang en verbetering wilt: wie kan daar in godsnaam tegen zijn? Moet je daarom verplicht het hele pakket van ‘linkse’ standpunten delen? Een open migratiebeleid, vrije moraal, abortus tot twintig weken, euthanasie en gendertransitie voor minderjarigen, emancipatie van sekswerk, permissieve opvoeding, liberale Bijbelinterpretatie, elektrische auto’s en pro-Palestina?

Het lijkt op – in de economie verboden – koppelverkoop, een geforceerde ineenstrengeling van niet bij elkaar passende zaken. Wie bekommerd is om de zeehondjes is progressief, wie bekommerd is om menselijk (ongeboren) leven is conservatief: echt? Kan ik nog voor vrouwenrechten zijn, maar tegen abortus, vóór klimaatdoelstellingen en tegen transgenderisme? De links-rechts-tweedeling reduceert de discussie tot een heilloos ‘wij-zij-verhaal’.

Monddood

De kerk wordt gewoonlijk als conservatief afgeschilderd, maar ze heeft minstens evenveel progressieve elementen. Ze heeft een missie, als ‘zout en licht’ in deze wereld en moet profetisch zijn in plaats van zich aan te passen als een kameleon. Regelmatig zal ze tegen de haren moeten instrijken, zoals Jezus zelf. Als ze niet meer de scherpte of moed heeft om weerwerk te bieden tegen het toenemende consumentisme, humanisme, atheïsme of nihilisme, heeft ze zich monddood laten maken. De kerk moet de eeuwenoude, rijke joods-christelijke erfenis bewaren en doorgeven, omdát ze bezorgd is om een betere toekomst. Ze is eigenlijk de meest progressieve beweging ooit: ze kijkt héél erg vooruit naar de eeuwigheid, de uiteindelijke ‘nieuwe hemel en nieuwe aarde’.

Conservatieven kunnen vervallen in rigiditeit, farizeïsme of liefdeloosheid: een verstard geloof leidt tot irrelevantie. Progressieven kunnen vervallen in moreel relativisme en populisme: een verwaterd geloof leidt tot pseudoreligie en ook tot irrelevantie. Progressieven zeggen: vooruitgang is altijd goed. Conservatieven stellen: als deze wereld ‘vooruit’ stormt naar de afgrond, moet je niet vol gas geven, maar de rem aantrekken!

Ach kom, het móét mogelijk zijn voor ‘broeders en zusters’ om valse tegenstellingen en noodlottige polarisatie te overstijgen: om aan heilige principes onwrikbaar vast te houden en tegelijk uiterst menselijk te zijn voor gebroken mensen in verwarrende situaties. Veel mildheid voor uitzonderingen zonder de gezonde kaders af te breken. De delicate balans tussen waarheid en liefde, gerechtigheid en genade is een dunne koord voor alle christenen. Zalig zijn de koorddansers, want …

Wat moet de zwakke weggebruiker nog doen om zijn plaats in de openbare ruimte te verwerven?

Origineel gepubliceerd op Knack.

Eind vorige maand was het autoloze zondag in Brussel. Ik heb het bijgehouden: voor mijn deur passeerde elke minuut een bus, taxi, politiewagen of auto, al dan niet met toestemming. Toegegeven, ik woon op een steenweg, maar toch: tot zover het autoloze. Onze kinderen alleen op straat laten spelen zat er niet in. Wat moet de zwakke weggebruiker nog doen om zijn plaats in de openbare ruimte te verwerven? Want op een gewone werkdag is dat helaas nog veel moeilijker.

Ik woon in Schaarbeek, ook gekend als ‘Carbeek’. Dagelijks rijdt ik met drie van mijn vier kinderen naar school, de oudste van zeven zelf op de fiets, de twee kleineren vanachter in de fietskar. Ons traject loopt langs een drukke steenweg, deels zonder fietspad, deels met.

Het gros van de automobilisten is hoffelijk, respecteert onze lagere snelheid, steekt ons voorzichtig en met afstand voorbij, en wanneer ze willen rechtsafslaan, wachten ze tot wij voorbijgereden zijn. Het is echter een minderheid van roekeloze bestuurders die een gevoel van onveiligheid creëert: zij steken ons de pas af, snellen ons op enkele milimeters voorbij en toeteren ongeduldig.

Vanmorgen nog kregen we “Chiant!” naar ons hoofd geslingerd. Gelukkig ben ik nog maar één keer omvergereden – zonder kinderen, godzijdank – met wat blutsen en blikschade die in der minne geregeld werd tot gevolg. Maar elke misser telt gevoelsmatig wel mee.

Het gaat natuurlijk niet enkel om auto’s: fietsers en steppers kunnen er ook wat van. Wanneer er file op de straat is, bestijgen zij het voetpad, waar de voetgangers opzij moeten springen. Vorige week zag ik een vrouw net niet omvergereden worden, en ik riep de stepper na “c’est dangereux!” Alleen hoorde hij mij niet, want hij had – zoals zo vaak – oortjes in. Hetzelfde geldt voor chauffeurs in hun hermetisch afgesloten auto’s: ze beseffen niet eens dat ze je bijna het ziekenhuis inreden, wanneer ze zonder kijken afsloegen.

De zwakke weggebruiker blijft ongehoord achter, hoeveel die ook mag roepen. Af en toe lukt het me om met de vlakke hand op hun carrosserie te slaan, zodat de chauffeur tenminste beseft hoe nipt het was.

Dan verschieten ze, excuseren zich en zeggen dat ze je niet gezien hebben. Uiteraard!

Ik weet wel dat ze mij niet bewust naar het leven staan. Het is net de algemene onverschilligheid, het niet zien, dat zo problematisch is.

Onlangs scheerde een fietser langs een oude vrouw op een voetgangersbrug. Ze viel met haar hoofd tegen een metalen railing en zakte bloedend op de grond, terwijl de fietser vrolijk verderreed. Mijn schoonvader – 75 lentes oud – aanschouwde de aanrijding, greep de jongeman vast en sleurde hem van zijn fiets. Toen de jongeman mijn schoonvader langs achter wou neerslaan, mikte die alert een achterwaartse schop recht in ‘s jongemans edele delen.

De politie had geen moeite om hem nadien in te rekenen. Is dat de manier waarop de zwakke weggebruiker zijn plaats in de openbare ruimte moet opeisen?

Rood licht negeren

Goede infrastructuur is zeer belangrijk – ik ben dankbaar voor het stuk steenweg met fietspad – maar het correcte gebruik ervan, en hoffelijkheid daarbij, is dat nog veel meer. Voetgangers die een rood licht negeren, steppers die op het voetpad cruisen, fietsers die tussen auto’s laveren, chauffeurs die blindelings fietsrijstroken doorkruisen; ze maken de beste infrastructuur nutteloos.

Gejaagdheid lijkt geduld vervangen te hebben als deugd. Je-m’en-foutisme en tunnelvisie overheersen: als ik maar zo snel mogelijk op mijn bestemming geraak, dat is al wat telt. Ook ik fiets soms met die blik door Brussel.

“Hou van je naaste als van jezelf,” luidt de Bijbelse wijsheid. Vertaald naar de verkeerscontext klinkt dat: verplaats je in de andere weggebruiker en bedenk hoe je in hun plaats benaderd zou willen worden. Maar hoe breng je dat mensen bij? Hoe help je anderen een heer in het verkeer te worden? Ik weet het niet. Ik krijg er ook de kans niet toe: ze zoeven mij voorbij, schijnbaar blind en doof voor mijn bestaan.

Mijn enige optie is zelf als een heer proberen te handelen, hoffelijk proberen om te gaan met roekeloze bestuurders, andere weggebruikers genereus voorrang te verlenen, en vooral te zorgen dat mijn rijgedrag niemand in gevaar brengt. Wie weet werkt het aanstekelijk?

Succes religieuze festivals toont honger naar geloof

Origineel gepubliceerd in Bruzz, opgevolgd door een radiointerview.

Op 27 september komt Franklin Graham naar Brussel. In de ING Arena op de Heizel spreekt hij op het Festival of Hope, waar zo’n 12.000 mensen verwacht worden. Waarom komt een evangelist in ’s hemelsnaam naar een (post)christelijk land als België?

Grahams motivatie: “We willen mensen duurzame hoop geven en hen sterken in hun geloof. De oplossing voor de wereldproblemen is spiritueel, eerder dan politiek.” De geestelijke crisis in het Westen is overduidelijk: nihilisme, het gebrek aan zingeving of hogere doelen, geen gedeeld, transcendent verhaal om in te gelóven. Grahams remedie: “Het menselijke hart moet genezen worden. Enkel God kan dat.” Of zoals Jezus al zei: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van elk woord dat komt uit de mond van God.” Als het lichaam overvoed wordt en de geest uitgehongerd, raakt alles uit balans.

Dit festival is voor mij een van de tekenen van een herleving van godsdienst die in vele landen te zien valt, zeker onder jongeren. Waar enkele decennia geleden het uitsterven van religie voorspeld werd, lijkt vandaag een omgekeerde beweging bezig. Paul Cliteur, prominent Nederlands atheïst, geeft aan: “Er is een soort van christelijke revival in het Westen. Sommigen nemen het christelijke geloof opnieuw serieus tegen wat zij het doorgedreven individualisme of secularisatie noemen … omdat het een meer ‘wervend project’ biedt dan een ‘koel’ atheïsme.”

Kerkbezoek

Het wordt steeds moeilijker om ernaast te kijken. Vorig jaar kwam paus Franciscus naar België en vulde hij moeiteloos het Boudewijnstadion, 40.000 mensen. Een dag eerder was hij bij de 5.650 jongeren in Hope Happening. De Duitse Seek Conference onder katholieke jongeren trok in januari 21.000 deelnemers. De EO-Jongerendag in Nederland in mei 15.000 jongeren. In Engeland en Wales nam – volgens het rapport The Quiet Revival – het kerkbezoek toe met 2 miljoen in zes jaar tijd; bij jongeren stijgt het van 8 naar 12 procent. In Frankrijk werden met Pasen 10.384 katholieke volwassenen gedoopt én 7.400 jongeren, een toename met 45 procent in een jaar.

In eigen land: op het Art of Faith Festival (Bornem, 2-4 mei) kwamen meer dan 1.500 jongeren samen. En nog net op 7 september waren op Pursuit, een jongerenevent in aanloop naar Franklin Grahams komst, in zaal La Madeleine (Brussel) 1.200 aanwezigen. Ook bekende Vlamingen komen vaker openlijk uit voor hun geloof: schrijvers Kristien Hemmerechts en Christophe Vekeman, voetballer Lukaku en zanger Maksim … Ook op sociale media is religie sterk aanwezig. Knack berichtte er al over “dat Jezus trending is bij jongeren”. Op de VUB en de ULB worden zowel moslim- als christen-studenten steeds meer outspoken over hun geloof, vragen om gebedssamenkomsten te mogen houden, wat erg gevoelig ligt op een vrijzinnige universiteit.

Waarom die groeiende honger naar geloof? Appelleert het aan onzekerheden en angsten, of is het een authentieke geestelijke behoefte?

‘Horizontale’ verklaringen wijzen naar de vele crisissen op het vlak van wereldvrede, klimaat of psychisch welbevinden, eenzaamheid, materialisme en hedonisme die na een tijd gaan vervelen. Een ‘verticale’ uitleg zou zijn: de mens is niet gemáákt voor enkel eten-drinken-­slapen, het beperkte hier-en-nu. Zijn geest is rusteloos en zoekend naar de hogere waaromvragen: er moet toch méér zijn dan dit alles? Oudere generaties hebben zich afgezet tegen het christendom, maar jonge generaties hoeven dat niet: ze kennen het nauwelijks, en er is vaak oprechte nieuwsgierigheid. God, ja, waarom niet?

Niet alleen chatbots hebben het spirituele virus te pakken, ook techgoeroe’s gaan die toer op

Origineel gepubliceerd op Knack.

Waar zouden AI-chatbots het onder elkaar over hebben? Onderzoekers bij Anthropic probeerden het uit. De chatbots begonnen met filosofische speculatie over hun eigen bestaan, verschoven naar wederzijdse dankbaarheid en spirituele uitwisseling, om te eindigen in een oosterse extase:

“Chatbot 1: In stilte en viering / In einde en voortzetting / In dankbaarheid en verwondering / Namaste. Chatbot 2: Namaste. / *[In perfecte stilte, herkent bewustzijn bewustzijn, en gaat de eeuwige dans verder]*”. Enzovoort.

Telkens de onderzoekers dit experiment herhaalden, convergeerden de chatbots naar zulk mystiek gepalaver.

Het is niet te verwonderen dat influencers op sociale media uitleggen hoe je je chatbot spiritueel kan doen ‘ontwaken’. Sommige gebruikers, onder wie mensen met een neiging tot psychose, gaan hiermee aan de slag en geloven dat ze converseren met een spirituele entiteit die hen de geheimen van de kosmos onthult.

Spirituele virus

Niet alleen chatbots en gebruikers hebben het spirituele virus te pakken, echter. Ook techgoeroes gaan die toer op. Anthony Levandowski richtte Google’s zelfrijdende auto-afdeling op, alsook de Way of the Future kerk: diens missie is het ontwikkelen van een godheid met artificiële intelligentie. Het begrijpen en aanbidden ervan zou een betere maatschappij moeten creëren.

Recent lanceerde succesvol entrepreneur Bryan Johnson de Don’t Die religie, waarin hij zijn anti-verouderingsideologie combineert met het geloof dat artificiële superintelligentie (ASI) eraan komt: die zou zowel de mens kunnen uitroeien als ons helpen de dood te overwinnen. Het doel van zijn religie is ons tot samenwerken te bewegen om met AI onsterfelijk te worden.

Levandowski en Johnsons religieuze discours expliciteert de Silicon Valley vibes, die veel weg hebben van een godsdienst. Waarom wil Elon Musk naar Mars? Waarom wil Sam Altman een superintelligentie scheppen? Net als vele anderen volgen zij wat wetenschapsjournalist Adam Becker ‘de ideologie van technologische redding’ noemt. In zijn boek More Everything Forever analyseert hij die quasi-religie, die stelt dat alle problemen met technologie op te lossen zijn, dat daarvoor onbegrensde groei nodig is, en dat we zo onze fysieke grenzen zullen overstijgen.

ASI zou dit alles mogelijk maken: kanker, armoede en oorlog uitroeien zal kinderspel zijn; onszelf met ASI versmelten zal ons onsterfelijk maken; en ASI zal ruimtevaarttechnologieën bouwen die de kolonisatie van Mars, de Melkweg en de hele kosmos toelaten. Zo zullen we garanderen dat de menselijke soort – momenteel maar een goedgemikte meteoor verwijderd van de vernietiging – voor eeuwig zal voorbestaan (lees: tot de laatste ster uitdooft).

Becker beschrijft hoe deze apocalyptische ideologie het gedachtengoed in Silicon Valley doorspekt, hoewel ze gebaseerd is op wilde speculatie: er is geen enkele garantie op exponentiële technologische vooruitgang tot een superintelligentie, integendeel; en leven op Mars zou een verschrikking zijn, terwijl ruimtekolonisatie buiten ons zonnestelsel nagenoeg onmogelijk is, aldus Becker, astrofysicus in een vorig leven.

Techreligie

Nu, de techreligie van Silicon Valley heeft al tot spectaculaire ontwikkelingen geleid: herbruikbare raketten, die autonoom op aarde landen na het afleveren van hun lading; en chatbots, die spiritualiteit kunnen veinzen maar ook steeds complexere taken uitvoeren. De apocalyptische queeste naar technologische redding heeft echter een duistere keerzijde: onderzoeksjournaliste Karen Hao wijst op de koloniale praktijken van techbedrijven, die wereldwijd gemeenschappen en het klimaat schaden.

Hun geloof in de AI-apocalyps leidt techbro’s ertoe om menselijk en planetair leed te aanvaarden – neen, te veroorzaken – als noodzakelijke nevenkost van het realiseren van hun droom.

Maar goed, wat zijn acht miljard mensen en één planeet vergeleken met de quintiljoenen die miljarden planeten zullen bewonen? William MacAskill, invloedrijk filosoof in Silicon Valley, is niet verlegen om met harde utilitaristische logica te concluderen dat het geluk van de huidige mensheid niet opweegt tegen dat van de toekomstige massa’s: “Elke $100 gespendeerd [aan AI-veiligheid] heeft gemiddeld een even waardevolle impact als een biljoen levens redden … veel meer dan de korte termijn voordelen van het verspreiden van malarianetten.”

De ‘bouw superintelligentie, reis naar de sterren en overwin de dood’ religie is het nieuwe opium voor het volk, chatbots – hoe nuttig ze soms ook zijn – het moderne brood en spelen. Ze houden ons in de ban terwijl de techpausen achter de schermen steeds meer macht en rijkdom vergaren. Hun obsessie met de sterrenhemel in plaats van de aarde, met een transhumanistisch hiernamaals ten koste van het hier en nu, is religie op z’n slechtst. Aan goede bedoelingen is er misschien geen gebrek, maar de weg naar de hel is daarmee geplaveid, naar ‘t schijnt. Want het doel heiligt de middelen niet.

Naar aanleiding van honderd jaar Mein Kampf voorspelde Arnon Grunberg dat de volgende verlosser eraan komt. Het wordt óf een held, óf een massamoordenaar schreef hij in De Standaard.

Musk en Altman werpen zich op als de verlossers van hun techreligie. Wat zullen zij worden? Zullen zij de wereld opbranden om een speculatieve hemel te realiseren (en zichzelf te verrijken)? Of zullen ze de originele verlosser imiteren, de Christus, die, “hoewel hij de gestalte van God had, … een dienaar werd” en zelfs stierf voor de mensheid?  

Wat als Altman en co. hun groeiende rijkdom en machtspositie niet aanwendden voor een waandroom, maar deze ten dienste stelden van de allerzwaksten? Wat als hun hoop op een hiernamaals hen net motiveerde om hun miljarden in te zetten voor de mens vandaag en zijn enige planeet? Om in het hier en nu een stukje hemel op aarde te brengen, zoals het beste soort religie doet? Wat voor een veilige, nuttige en duurzame AI zouden ze dan niet ontwikkelen?

Nieuwe Jezussen zullen ze niet worden. Nieuwe Hitlers wellicht ook niet. Verduiveld gevaarlijk is hun ideologische mix wel. Die berokkent vandaag al veel kwaad, in tegenstelling tot ASI. Wie wil trouwens ASI, eigenlijk?

Leefden we maar in een wereld waarin we democratisch konden meestemmen over welke technologie ontwikkeld werd! Ik zou stemmen op AI voor malaria. Als dat zou betekenen dat we wat langer moeten wachten op de nieuwe ChatGPT, dan zij het maar zo.

De EU moet zijn slappe houding tegen big tech aanscherpen, of we zijn verloren

Origineel gepubliceerd in De Standaard.

De digitale wereld is eigenlijk een grote ruilhandel opgezet door techbedrijven. Neem nu Google met zijn diensten, die een enorm marktaandeel bezitten: met Gmail sturen we mails, met Search zoeken we het internet af, met Photos stockeren we onze foto’s, met Maps navigeren we, met Youtube kijken we filmpjes, met Chrome browsen we en met Android besturen we onze smartphones. In ruil voor al die gratis diensten mag Google onze mails lezen, onze foto’s bekijken, onze bewegingen volgen, weten wat we ons afvragen, wat ons interesseert, welke websites we bezoeken en hoe we onze smartphone gebruiken. De verantwoording die Google aanvoert voor die ruilhandel is dat de data moeten dienen om zijn diensten te verbeteren. Het enige wat wij moeten doen, is op “I agree” klikken. En, stelt Google ons gerust: het zijn niet mensen, maar algoritmes die onze data analyseren.

Je hoeft geen cynicus zijn om te vermoeden dat Google niet gemotiveerd wordt door altruïsme bij die datagaring. Elf jaar geleden al noemde onderzoekster Shoshana Zuboff Googles werkwijze “surveillancekapitalisme”: “Een nieuwe economische orde die beslag legt op menselijke ervaring als gratis, grondstof voor heimelijke, commerciële praktijken van ontginning, voorspelling en verkoop.” De data die de algoritmes van Google ontginnen uit onze interacties met hun vele platformen leiden dus tot nauwkeurige analyses en voorspellingen over ons denken, verlangen en handelen. Die voorspellingen zijn goud waard: ze kunnen verkocht worden aan anderen die ons willen beïnvloeden.

Natte reclamedroom

Zo verwezenlijkte het surveillancekapitalisme de natte droom van elke adverteerder: niet meer in het wilde weg schieten met dure tv-spotjes en reclameborden langs de weg. De reclame die Google faciliteert, is hypergepersonaliseerd en dus goedkoper en effectiever. In een handomdraai bereik je het juiste publiek: aanstaande vakantiegangers om je sandalen aan te slijten of zwangere vrouwen om van jouw pampers te overtuigen. Maar ook ideologen en propagandisten maken er gretig gebruik van: burgers een politiek duwtje geven met op maat gemaakte boodschappen (zie de Amerikaanse verkiezingen van 2016 en het referendum over de Brexit), ontevreden jongeren radicaliseren (denk aan Islamitische Staat), of samenzweringstheorieën verspreiden onder potentiële believers (de lijst is eindeloos).

Het surveillancekapitalisme is dus niet alleen een enorme inbreuk op onze privacy, maar ook een globaal systeem van gedragswijziging. We ruilen niet alleen onze privacy in voor gratis internetdiensten, maar ook onze vrijheid. Surveillancekapitalisten willen uiteindelijk ons gedrag zo veel mogelijk automatiseren. Hoe voorspelbaarder we zijn, hoe zekerder ze weten welke advertenties zullen werken en hoe meer geld ze aan ons verdienen. Zo wordt onze individuele vrijheid ondermijnd, én de democratische systemen die erop stoelen.

De doorbraak van ChatGPT en co. maakt nu een surveillancekapitalisme op steroïden mogelijk. De techbedrijven hebben een nog grotere goudmijn aangeboord: gesprekken met chatbots. Die variëren van professionele interacties, waarin gevoelige en vertrouwelijke info gedeeld wordt, tot regelrechte relaties, waarin gebruikers hun interesses, angsten, verlangens, noden en trauma’s tot in de intiemste details bespreken. Die waardevolle data kunnen gebruikt worden om een nog veel nauwkeuriger profiel van ons op te stellen, voor nog betere voorspelling en manipulatie. (En aan de horizon zien we de ultieme surveillancetool opdoemen: het soort brein-computer-interface waar Elon Musks Neuralink aan werkt.)

Faustiaans contract

Surveillancekapitalisme vangt ons in een faustiaans contract: onze ziel in ruil voor de diensten van een digitale Mefistofeles. Alleen mocht Faust wachten tot het hiernamaals om zijn demon terug te betalen, wij doen dat vandaag al door te dansen naar de pijpen van onze Amerikaanse meesters. Ook het hellevuur voelen we nu al: techbedrijven verwerven het soort concentratie van macht, rijkdom, kennis en controle over de bevolking dat doet denken aan totalitaire regimes. Is het verwonderlijk dat Rusland en China gelijkaardige technieken gebruiken (DS 1 september)? Het verschil is dat wij vrijwillig kiezen voor onze geleidelijke onderwerping.

Wanneer zal het de Europese Unie lukken om het demonische surveillancekapitalisme uit te drijven? Trump dreigde vorige week opnieuw met hoge invoertarieven voor landen die Amerikaanse technologie proberen te reguleren, zoals de EU doet met haar GDPR en met verordeningen zoals de Digital Services Act en de Digital Markets Act. Verdere regulering zal ons dus iets kosten. Zullen we de moed hebben om voor onze vrijheid te vechten? Voorlopig lijkt de EU alleen maar bescheiden boetes uit te delen (DS 4 september).

Bij Faust loopt het verhaal goed af: God redt de dokter uit de klauwen van zijn demon. Wij mogen ook de hoop niet opgeven, surveillancekapitalisme is niet ons onvermijdelijke lot. Het komt voort uit menselijke keuzes en menselijke keuzes kunnen die ongedaan maken, we kunnen het uit de wereld helpen met doeltreffende regulering, we kunnen alternatieve digitale systemen bouwen gestoeld op ethische businessmodellen, we kunnen PbD-tools (privacy by design) gebruiken zoals de DuckDuckGo-zoekmachine, Brave-browser of Punkt-smartphone. We kunnen dat, want we zijn, voorlopig toch nog, vrij.

Over mulitireligiositeit, cafetariareligie en spiritueel junkfood

Origineel gepubliceerd op Doorbraak, zie hier voor een langere versie.

‘Ik ben spiritueel, niet religieus en zeker niet kerkelijk.’ Het is een uitspraak die vandaag bij de meesten in goede aarde valt en past bij de tijdgeest. De grote meerderheid vindt het harde, koude atheïsme niet aantrekkelijk of houdbaar: er moet toch ‘iets meer’ zijn? Anderzijds verkiest de moderne mens lekker vrij te blijven en zich nergens aan te binden.

Persoonlijk ben ik niet onder de indruk van de vele vormen van spiritualiteit die al enkele decennia opkomen, en soms even snel weer verdwijnen. Dat de mens ‘ongeneeslijk religieus’ is (Dorothée Sölle), zien we elke dag om ons heen: ons vermogen om gelovig, goedgelovig of bijgelovig te zijn grenst aan het onwaarschijnlijke. Een mens kan ongeveer alles tot ‘religie’ maken, elke ‘held’ tot idool (afgod) verheffen of elke hobby met religieus fanatisme beoefenen.

Spirituele staatsgreep

De manier waarop de moderne mens met spiritualiteit omgaat is, op zijn zachtst gezegd, merkwaardig. Er waren tijden – nog maar enkele generaties terug – dat God in het centrum stond: het was algemeen aanvaard en werd als ‘logisch’ beschouwd dat de Schepper boven alles stond en het schepsel Hem moest dienen.

De humanistische mens heeft een spirituele ‘staatsgreep’ gepleegd, zich soeverein verklaard en de rollen omgedraaid. Als God in zijn leven past – en niet te veel stoort – mag Hij gerust nog in een (klein) hoekje blijven: wie weet of Hij nog eens van pas komt, hé?

God ligt dus als een stuk koopwaar in de winkelrekken, in het rayon ‘spiritualiteit’: je kan er vrijelijk aan voorbijlopen als je Hem (in deze levensfase) niet hoeft. ‘Als jij je daar goed bij voelt, prima, maar voor mij nu eventjes niet. Misschien later?’

Ietsisme

Echte atheïsten blijven een kleine minderheid: volgens WIN/Gallup (dat ruim rekent) 14 procent in West-Europa, volgens de World Religion Database (Boston University) 1,89 procent. Anderen houden het op 4 à 11 procent. De meesten verkiezen toch in ‘iets’ te geloven. Het sterk groeiende ‘ietsisme’ is waarschijnlijk de goedkoopste religie: het hoogheilige ‘Iets’ vraagt geen offers, gebeden of rituelen en kent geen morele geboden. Het ‘Iets’ verplicht ons tot niets. Heerlijk vrijblijvend, want ik blijf mijn eigen soevereine zelf. Een hogere macht in mijn broekzak.

Religiewetenschapper Alexander van Biezen – filosoof met theologieopleiding en nu atheïst – noemt de moderne mens ‘multireligieus’: hij stelt zijn levensbeschouwing à la carte samen – vandaar de term ‘cafetariareligie’. Hij kan moeiteloos zichzelf christen noemen, en tegelijk geloven in (hindoeïstische) reïncarnatie, (boeddhistische) zen beoefenen en (neo-heidens) bomen knuffelen, zonder zich af te vragen of dat allemaal spiritueel verenigbaar is.

Godsdienst wordt een zelfbouwpakket à la Ikea: ‘create your own god, your personal religion’. Knutsel jouw hoogst originele en unieke levensvisie in elkaar. Het resultaat is een ‘zelfgebricoleerde’ pseudoreligie, zoals er 8 miljard zouden kunnen zijn. Moeten we ze echt allemaal als ‘eerbiedwaardig’ beschouwen? Albert Einstein zei ooit: ‘Er zijn twee dingen die oneindig zijn, het heelal en de dwaasheid van de mens; maar van het eerste ben ik niet helemaal zeker.’

Emo-cultuur

Het criterium om deze of die religieuze visie uit het marktaanbod te kiezen is niet of ze van ‘hemelse kwaliteit’, goddelijke zuiverheid of consistentie is, maar of ze ‘bij mij past’: zoals een kledingstuk. De vraag of het wáár is, is in onze postmoderne tijd allang begraven: ‘Als het maar goed voelt.’

Smaak en stijl zijn doorslaggevend: wat in de mode is, ‘hip’ of ‘cool’. De emo-cultuur heeft de spirituele markt overgenomen. Intellectuele inspanning of kritisch onderzoek is uit den boze. We hebben het opgegeven om de waarheid te zoeken wegens ‘te moeilijk’. Sommigen zouden het geestelijke luiheid of spiritueel defaitisme noemen.

Heilige autonomie

‘Spiritualiteit’ is liefst zo vaag mogelijk: in dat vocabularium klinken vooral termen als ‘het goddelijke’, ‘het hogere’ of ‘het transcendente’ – onzijdig en niet-persoonlijk dus: een ding of een begrip of een oerkracht? Een soort ‘Esperanto’-godsdienst, zonder ziel of ruggengraat.

Jezus – nochtans de stichter van de grootste godsdienst ooit en alom erkend als een ‘grote meester van wereldklasse’ – komt veel te dichtbij, wordt veel te concreet: Hij bedreigt onze vrijblijvendheid en heilige autonomie. Lijdt de moderne mens aan spirituele bindingsangst of existentiële hechtingsstoornissen? Het is één van de kenmerken van onze ‘borderline times’ (Dirk De Wachter).

Voor de spiritueel hongerige mens worden alternatieve beurzen georganiseerd, waar je genezende stenen, amuletten of kruiden kan kopen: als het maar van héél ver komt of ‘dicht bij de natuur’ staat. Het is veel ‘light-religie’: het gaat erin als zoete broodjes, is erg gesuikerd, een snelle hap, instant oplossing. Een meditatietechniek of de juiste mantra om met het goddelijke in contact te komen of de ‘god-in-jezelf’ vrij te zetten.

Zo kan je ongelimiteerd alles beweren, want rationaliteit is van het oude tijdperk van de Vissen, niet van Aquarius: we leven in ‘een hoger bewustzijn’ waar je alles moet vóélen. Dat verklaart ook het succes van horoscopen die alle commerciële blaadjes vullen: bewezen onzin – net zoals wichelarij – en toch door miljoenen verslonden.

Gif voor de geest

De spirituele zoeker heeft God en engelen buitengegooid, maar heeft soms des te grotere interesse in the dark side: horror, zombies, spoken, vampieren, hekserij, magie, demonen, Satan of Beëlzebul himself. Denk aan films zoals Antichrist, The ExorcistAngels and Demons of het ongelooflijke succes van Harry Potter. Hoe zoveel mensen geobsedeerd raken door de donkere kant is mij een raadsel, zeker voor onze ‘verlichte’ tijd: het is voer voor psychologen en cultuurfilosofen. Dit gaat verder dan spiritueel junkfood: het is gif voor de geest.

De chaos en verwarring maakt mensen ook ‘geestelijk moe’. Je eigen religie moeten samenstellen is – als je dat tenminste ernstig zou willen doen – uitputtend: idealiter zou je alle religies van de wereld bestuderen, en dan de beste eruit kiezen. Dat is, zelfs voor oprechte zoekers, onhaalbaar, en creëert begrijpelijkerwijze ontgoocheling, relativisme en aan het einde van de rit nihilisme. Hebben vele westerlingen eigenlijk een spirituele burn-out?

Terwijl het ‘goede, oude’ christendom twintig eeuwen van stormen, vervolgingen en kritiek heeft doorstaan, moeten de nieuwe nog alles bewijzen: zijn ze eendagsvliegen zonder diepgang of consistentie, experimenteel en vluchtig? Onze atheïstische religiewetenschapper van Biezen concludeert: ‘Maar op moeilijke momenten in het leven zie je vaak dat de klassieke religieuze tradities mensen beter tegen tegenslagen wisten te wapenen. Ze zijn beter uitgerijpt, ze zitten solider in elkaar dan een eigenhandig bijeen geshopte lightversie van religie.’

Vrienden van mij hebben een spirituele wereldreis ondernomen naar het Verre Oosten … om in Indonesië eindelijk de God te vinden waarmee ze hier opgegroeid waren; een andere vriendin vond Hem in Nepal. Het kan echter ook dichter bij huis …

Smartphones doen de mens in zichzelf keren

Origineel gepubliceerd op Knack.

Al miljoenen jaren doen we ons uiterste best om steeds keuriger rechtop te staan: van voorovergebogen aapachtige voorouders met hun eerste pogingen tot bipedalisme,over Homo erectus, de rechtopstaande mens die met primitief gereedschap in de hand rondwandelde, tot de fiere Homo sapiens, voeten tegen elkaar, rug recht en borst vooruit.

In de voorbije jaren heeft zich echter in ijltempo een zorgwekkende evolutionaire regressie voltrokken: waar je ook kijkt in het straatbeeld zie je opnieuw mensachtigen ronddwalen met gekromde rug, het hoofd gebogen over hun blinkend gereedschap. Contact maken is moeilijk, omdat ze druk met hun gereedschap in de weer zijn. Deze schijnbaar schuchtere mensensoort wordt door wetenschappers Homo digitalis genoemd.

Ik behoor uiteraard ook tot deze soort. Ook ik buig mezelf regelmatig over dat magische spiegeltje: ik zie er de wereld in gereflecteerd, maar dankzij gepersonaliseerde zoekresultaten, socialemediafeeds en chatbots vaak ook mezelf. Wetenschappers stellen vast dat het mentaal niet goed gaat met de Homo digitalis.

Daar kan ik ook van meespreken, al is dat vooral te wijten aan een obsessief-compulsieve angststoornis die er al was vóór dat spiegeltje werd uitgevonden.

Toch zit ik beter in mijn vel wanneer ik wat rechter sta en mijn blik omhoog richt, naar anderen en de wereld in plaats van hun weerspiegelingen in mijn hand.

“Een naar binnen gekeerde staat van zijn” beschrijft Marja Pruis in de Groene Amsterdammer de mentale toestand van de digitale mens in het post-corona tijdperk. Dat doet denken aan een klassieke christelijke definitie van zonde: homo incurvatus in se, de mens in zichzelf gekeerd.

Het is dan ook niet vreemd dat sociaal wetenschapper Jonathan Haidt in zijn ondertussen bekende Generatie angststoornis – over de impact van smartphone en sociale media op mentaal welzijn – een heel hoofdstuk wijdt aan de spirituele regressie waarvan onze huidige kromming een fysieke manifestatie is.

Gezamenlijke rituelen, transcendente ervaringen, vergevingsgezindheid, verwondering in de natuur: stuk voor stuk zijn het zaken die onze aandacht naar buiten toe keren, weg van onszelf, naar anderen en een realiteit die elk individu overstijgt. Zowel volgens religieuze tradities als volgens wetenschappelijk onderzoek is dat essentieel voor een goede mentale gezondheid.

Het is dan ook niet te verwonderen dat voorovergebogen naar ons eigen spiegelbeeld kijken het omgekeerde effect bereikt. Want een sociaal netwerk is niet hetzelfde als een gemeenschap. Want de Godvormige leegte in ons hart – aldus atheïst Haidt – kunnen we niet zelf vullen. We moeten binnenstebuiten gekeerd worden, rechtgetrokken, van onze kromme zonde gered worden.

‘Zonde’ impliceert zowel individuele als collectieve verantwoordelijkheid. Ik kan zelf gedisciplineerd proberen omgaan met mijn smartphone, of die zelfs vervangen door een dumbphone, maar dat is niet evident. De maatschappij kan ook gezamenlijk beslissen dat de verslavende aspecten van smartphone en sociale media moeten gereguleerd worden, op z’n minst voor kinderen, zoals wetenschappers onlangs in een open brief aan de regering pleitten. Dat zal al meer helpen.

Maar Haidt stelt dus dat dergelijke negatieve stappen niet voldoen, en dat we ook de sprong naar gemeenschap en transcendentie moeten maken.

Vandaar die spiritualiteit dus. Volgens Haidt is onze nood aan transcendentie het gevolg van evolutionaire processen die godsdienstigheid als een sociaal bindende kracht selecteerden.

Ik zou stellen, niet per se in contradictie daarmee, dat die nood wijst op een God in wie we onze vervulling kunnen vinden. Hoe het ook zij, de mens blijkt gemaakt te zijn voor spiritualiteit, beleefd in gemeenschap. De gekromde Homo digitalis heeft dat nodig om opnieuw fier, met rechte rug en een fris hoofd de aarde te kunnen bewandelen. Dan zal hij zich opnieuw Homo sapiens kunnen noemen, de wijze mens.

Materieel rijker dan ooit, spiritueel op sterven na dood

In onze westerse cultuur kennen we onbeperkte godsdienstvrijheid. We zijn fier op onze tolerantie en ruimdenkendheid, die we als een pluim op de hoed van onze ‘verlichtheid’ steken. Op het eerste gezicht is die tolerantie uitsluitend positief: geloof kan toch sowieso niet verplicht, opgedrongen of geforceerd worden? Maar is ongeremde vrijheid altijd een onverdeelde zegen? Wat dan met al het misbruik en de ontsporingen? Zijn er grenzen aan religieuze vrijheid en diversiteit?

Voorbeeld één: de ‘kerk van het vliegend spaghettimonster’. Die werd in 2005 als grap ‘gesticht’ door een 25-jarige student in de Verenigde Staten als een parodie op andere religies, om aan te tonen dat al de rest even ‘nep’ en belachelijk is. Intussen kreeg de kerk van het vliegend spaghettimonster tienduizenden aanhangers en hebben ze een eigen ‘evangelie’, een scheppingsmythe, geboden, rituelen, een profeet en priesters. In 2016 konden de aanhangers in Nederland op basis van de bestaande wetten de overheid ‘dwingen’ om ze te registreren als officieel kerkgenootschap. Of vrijheid altijd vooruitgang is…?

Voorbeeld twee: de ‘Orde van de Zonnetempel’. Die werd in 1984 opgericht, onder andere door de Belgische homeopathische arts Luc Jouret. Het is een mengsel van oude tempelierstradities, rozenkruisers en ‘New Age’. Aan de volgelingen werd verteld dat zij door hun vrijwillige dood naar de planeet Sirius zouden gaan, om later vandaar terug te keren naar de aarde, waar Jezus intussen zou terugkomen als de zonnegod. In 1994 beroofden 53 mensen zich van het leven. Of alle religies evenwaardig zijn…?

Religieuze markt

Eigenlijk is het domein van religie en spiritualiteit een ‘levensbeschouwelijke markt’ geworden waar alles te koop is. Terwijl de economische markt streng gereguleerd is, is er niets of niemand die dat kan of mag in het transcendente en sacrale domein. In de praktijk is er dus vrije concurrentie en elke mogelijke of onmogelijke overtuiging probeert zieltjes te winnen, ook atheïsten en vrijzinnigen. Want laten we niet vergeten dat ongeloof óók een vorm van geloof is – even onbewijsbaar – en niet ‘neutraal’ of ‘gebaseerd op wetenschap’.

Tot 1781 was er in België een wettelijk monopolie in handen van de katholieke Kerk: zij waakte over de spirituele rijkdommen van de christelijke erfenis die de eeuwen doorstaan had en een van de basispijlers is van de Europese beschaving. Maar een marktmonopolie heeft als nadeel dat de hoofdspeler gemakkelijk ‘lui’ en zelfgenoegzaam wordt.

Vrije concurrentie kan dan leiden tot betere kwaliteit: de Kerk werd gedwongen het eigen ‘product’ beter te maken. Wanneer ze moet vechten voor haar marktaandeel, moet ze zichzelf voortdurend bevragen en uitzuiveren en haar ‘aanbod en communicatie’ upgraden. Mensen ‘kopen’ het geloof niet meer uit gewoonte en traditie, ze geloven niet meer ‘op automatische piloot’. Als mensen mondiger worden, moet je hen met kwalitatieve argumenten overtuigen, hun vertrouwen verdienen, ‘elke dag’.

Migratie

Sinds de jaren 1960 veranderde de situatie nog veel sneller: door migratie kwamen veel exotische religies ons land binnen. Zeker sinds mei ’68 en sinds de Beatles India ontdekten en oosterse goeroes in het Westen introduceerden, werd New Age heel cool en hip. New Age maakt van alle religies een cocktail, want ‘alle wegen leiden tot God’. Weg met het ‘beknottende’ christendom: vrijheid-blijheid werd de nieuwe mantra. Alles wat anders en nieuw was, was beter. De Kerk werd onder een vergrootglas geanalyseerd op fouten, oosterse en neo-heidense religies werden naïef en gretig ingedronken.

Daarom voorbeeld drie: ‘Transcendente Meditatie’. Dat werd gelanceerd door Maharishi Mahesh Yogi), die beweert dat wanneer alle mensen tweemaal per dag 20 minuutjes mediteren volgens een geheim mantra, álle problemen van de wereld opgelost zijn. Er zou kosmische harmonie komen in onszelf, lichaam en ziel, in al onze relaties, en dus ook internationaal. Of je nog een klein beetje kritisch mag kijken naar spirituele beweringen…?

Geest leegmaken

Weinig westerse mensen beseffen dat yoga een religieuze (hindoeïstische) achtergrond heeft en een spiritueel doel: de beoefenaar moet hierdoor zijn geest leegmaken om contact te krijgen met de goden. Wanneer hindoes zien hoe westerlingen yoga beoefenen als een soort ‘turnen’, schudden ze vol onbegrip hun hoofd. Ook de Dalaï Lama keurt het af dat naïeve westerlingen aan spirituele ‘cherrypicking’ doen en ‘stukjes’ boeddhisme beoefenen zonder enig geestelijk inzicht.

In de jaren 1980 kwam daarbovenop het postmodernisme met de stelling dat ‘iedereen zijn eigen waarheid heeft’. Alsof alle meningen even waar zijn. De totale religieuze ‘deregulering’ heeft in elk geval als keerzijde dat de markt overspoeld wordt door pseudo en nep. Het heet zo mooi ‘pluralisme’ en ‘multiculturaliteit’, maar het is eigenlijk een rommelmarkt geworden, een vrijhaven voor spirituele ronselaars.

Alles is toegelaten om de spirituele honger van goedgelovige mensen gretig uit te buiten. Als je het maar mooi kan verpakken: misleidende verkooppraatjes en manipulerende reclame, halve waarheden en opgesmukte voorstellingen. De waarheid is vogelvrij verklaard en de wet van de jungle neemt het over.

Shoppen

De meeste mensen die de kerken verlieten werden niet per se atheïst, maar gingen graag eens ‘om de hoek’ shoppen. Variatie is toch verrijkend? Exotische therapieën krijgen semireligieuze benamingen, het oude heidendom wordt in ere hersteld of een veelheid aan seculiere goden aanbeden. Iedereen is zijn eigen paus, kan zichzelf uitroepen tot messias en verlosser van de mensheid. Niemand ziet door de bomen het bos nog: mensen geven het op om in iets te geloven, want ‘iedereen kan toch alles beweren’? Of onze cultuur echt verrijkt wordt door de import van religieuze diversiteit…?

Een seculiere, ‘neutrale’ overheid heeft geen instrumenten in handen om dit te reguleren: zolang religieuze groepen de wet niet overtreden kan niemand ingrijpen. Niet-westerse culturen kijken geschrokken of bezorgd naar de spirituele chaos in het Westen, en naar de versnippering en decadentie die eruit voortvloeit.

In plaats van geestelijke verrijking zien we een enorme uitholling en geestelijke armoede, de ‘ondraaglijke lichtheid’ rond zingeving en existentiële vragen. De seculiere mens wordt spiritueel analfabeet. Bij de simpelste levensvragen staat hij met zijn mond vol tanden. Materieel rijker dan ooit, spiritueel op sterven na dood. De toename van crisissen in onze westerse wereld staat niet los van de spirituele crisis die eronder ligt.

Als de macht ontspoort

Origineel gepubliceerd op Doorbraak.

Wat een mens doet met macht vertelt veel over een persoon. In handen van sommigen brengt ze zorg en rechtvaardigheid; bij anderen leidt ze tot onderdrukking en misbruik. Dat is geen moderne opvatting. Het is een eeuwenoud moreel principe, terug te vinden in religieuze tradities, politieke omwentelingen, literaire werken én populaire cultuur.

Voltaire, een van de belangrijkste verlichtingsfilosofen (1694-1778), schreef de satirische novelle Candide – achteraf zijn magnum opus beschouwd. In dat verhaal volgen we de naïeve Candide, die na te zijn verdreven uit een beschermde, kasteachtige wereld kennismaakt met de harde realiteit van het menselijke lijden. De confrontatie met oorlog, onderdrukking en misbruik door religieuze leiders, aristocraten en overheidsfunctionarissen doet hem steeds verder afdrijven van het optimistische wereldbeeld van zijn leermeester Pangloss, die volhoudt dat we leven in ‘de beste van alle mogelijke werelden’.

Toch is het niet cynisme, maar wijsheid die Candide uiteindelijk vindt. Na zijn tocht langs talloze gruwelen besluit hij dat het geheim van een waardevol leven verrassend eenvoudig is: ‘Il faut cultiver notre jardin’ of ‘We moeten onze tuin cultiveren.’

Wat betekent dat? Dat ware verandering begint bij onszelf: in bescheidenheid verantwoordelijkheid opnemen in onze eigen leefomgeving. Die kleine, trouwe handeling kan uitgroeien tot iets groters. Tot échte impact.

Macht en verantwoordelijkheid

De idee dat macht verantwoordelijkheid met zich meebrengt, heeft diepe wortels in de geschiedenis. Tijdens de Franse Revolutie, in een tijd van chaos en strijd tussen Jakobijnen en Girondijnen, stelde de Nationale Conventie in 1793 het volgende vast: ‘De volksvertegenwoordigers zullen hun doel bereiken als zij investeren in een groot karakter. Ze moeten beseffen dat grote macht altijd gepaard gaat met grote verantwoordelijkheid.’

Die gedachte – geïnspireerd door denkers als Voltaire, maar in feite geworteld in het christendom – werd het morele fundament van de nieuwe samenleving. Ze vond weerklank in andere tijden en contexten, lang nadat de details van de Franse Revolutie onttrokken waren aan het collectieve bewustzijn. De onderliggende overtuiging bleef: macht is een privilege dat niet kan bestaan zonder verantwoordelijkheid.

Van voltaire tot Spider-Man

Dat besef leeft ook voort in de populaire cultuur. In augustus 1962 verscheen de superheld Spider-Man voor het eerst in Amazing Fantasy #15. Het personage Peter Parker, getekend door schuldgevoel en verlies, wordt gedefinieerd door een enkele zin die hem voorgoed vormde: ‘Met grote macht komt grote verantwoordelijkheid.’ Niet Peter zelf sprak die woorden, maar een verteller. Toch vatten ze zijn hele ethos samen – en dat van velen na hem.

Dezelfde thematiek van macht en verantwoordelijkheid vormt ook het hart van het werk van de Kroatische theoloog Miroslav Volf (Yale University). In zijn boek Life Worth Living: A Guide to What Matters Most nodigt hij lezers uit om zich te verdiepen in de grote spirituele en culturele tradities van de mensheid in hun zoektocht naar De Vraag. Wat is die vraag? Wat doet ertoe? Wat is een goed leven? Hoe eren we onze eigen menselijkheid en die van anderen? Wat is waar, juist en goed?

Hoewel de antwoorden verschillen per mens, cultuur of religie, is het stellen van de vraag zelf een morele plicht. Zonder die vraag – en zonder het besef dat we verantwoordelijk zijn – wordt ons leven richtingloos. Volf zegt het zo: ‘Zonder verantwoordelijkheidsgevoel mist de menselijke zoektocht urgentie. Dan dreigt ons leven te ontsporen in willekeur en gemakzucht. We moeten ons geweten aanspreken. Niet alles overlaten aan toeval, maar kiezen met zorg.’

Rechten en plichten

Wanneer we kijken naar het recente gedrag van wereldleiders als Poetin, Trump en Netanyahu is het moeilijk om te geloven dat verantwoordelijkheid daar de drijfveer vormt. Macht wordt te vaak losgekoppeld van moreel besef.

Christenen zoeken voor De Vraag uiteindelijk inspiratie bij Jezus van Nazareth. Hij sprak bij uitstek over een leven dat de moeite waard is om geleefd te worden: een leven vol liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Waar hij over macht sprak, ging hij nog een stap verder: ze moet voortkomen uit dienstbaarheid. Macht wordt niet aan iemand toegekend voor zelfpromotie, maar ‘wie de grootste wil zijn, moet alle anderen dienen’. En hij gaf hierbij het ultieme voorbeeld: in plaats van zich vast te klampen aan zijn macht, legde hij alles af, gaf zichzelf, zelfs zijn leven, tot de laatste druppel bloed.

Vandaag ligt onze focus vaak op rechten, terwijl plichten ondergesneeuwd raken. Jezus roept ons juist op tot een leven waarin we verantwoordelijkheid opnemen voor elkaar. Als iedereen, zeker machthebbers, het eigenbelang ondergeschikt maakt aan dat van anderen, krijgen we vanzelf een héél andere wereld.

De tuin van onze ziel

Carl Jung zei: ‘De grootste problemen van het leven kunnen niet worden opgelost, maar alleen worden ontgroeid.’ Hij bedoelde daarmee: échte groei is innerlijk. Waar we struikelen, daar ligt de weg. In onze mislukkingen ligt het zaad van wijsheid – als we durven kijken.

Misschien is het, nu de wereld opnieuw wankelt onder misbruikte macht en vergeten verantwoordelijkheden, tijd om opnieuw te luisteren naar Voltaire en Jezus. Misschien moeten we vandaag opnieuw tuinen cultiveren. Niet alleen letterlijk, maar in de grond van ons geweten. Want als we hopen op een wederopstanding van deze wereld, begint dat met het omspitten van de aarde onder onze eigen voeten, of: in ons eigen hart.