‘From faith to power’: kerk, staat en democratie

Origineel gepubliceerd op Doorbraak. Zie hier voor een langere versie.

De driedelige documentaire ‘Evangelicals, from faith to power’ die recent op de VRT uitgezonden werd, biedt genoeg stof voor vele uren boeiende discussie. Ze gaat eigenlijk over de delicate verhouding tussen kerk en staat, tussen geloof en politiek: een thema dat doorheen de eeuwen constant anders ingevuld werd en nog altijd heftige controverse opwekt.

Groeiende groepen

De documentaire brengt een aantal zeer goede punten onder de aandacht. Te midden van een algemene achteruitgang van de traditionele kerken in het Westen zijn evangelische groepen de enige die groeiende zijn, en dat mag onderzoekers terecht verbazen. De regisseurs hebben zich goed gedocumenteerd, laten veel mensen aan het woord uit diverse evangelische subgroepen en geven de microfoon aan voor- en tegenstanders.

Maar als je verwacht een goed en gebalanceerd beeld te krijgen van wie evangelische christenen zijn en wat ze geloven, kom je erg bedrogen uit. De rode draad doorheen alle fragmenten is de waarschuwing dat deze beweging een gevaar vormt voor de democratie. De ondertoon is die van een opgestoken vingertje, het taalgebruik erg tendentieus en negatief gekleurd, vaak versterkt door ‘dreigende muziek’ op de achtergrond.

Geloof en politiek

De makers verwarren drie dingen: 1) de ‘scheiding van kerk en staat’ met de ‘scheiding van geloof en politiek’, 2) controle en invloed, en 3) kerk en christendom.

Ze hebben gelijk wanneer ze in beeld brengen hoe – sommige! – evangelische groepen en leiders in de VS zich, zeker tussen 2016 en 2020, helemaal identificeerden met één politieke partij (de republikeinse) en één presidentskandidaat (Trump). Het duidelijkst zien we dat bij Paula White, toen Trumps spiritueel adviseur, die ooit waarschuwde ‘dat christenen die Trump niet steunen, verantwoording zullen moeten afleggen aan God’: een uitspraak die er vér over was.

Het overgrote deel van Europese evangelische christenen krijgt hier kromme tenen en buikpijn van. Maar de situatie in de VS is dan ook heel anders dan bij evangelicals in de rest van de wereld. Het tweepartijensysteem polariseert en maakt nuance onmogelijk. Het dwingt mensen, ook christenen, te kiezen — zoals een Amerikaanse vriend van mij diep zuchtte — tussen de pest en de cholera.

Medeplichtigheid

Het klopt dat Billy Graham (1918-2018), de grootste wereldevangelist ooit, in de jaren ’50 bewust een relatie opbouwde met presidenten om op die manier de christelijke waarden te verankeren in de politiek.

Deze bemoeienis met de politiek was erg ongewoon in het toenmalige kerkelijk klimaat, maar was zelf een reactie tegen een andere, brede stroming die zich zo vér mogelijk van politiek wil houden: ‘politiek is werelds en vuil, wij houden ons enkel bezig met het koninkrijk van God.’ De tegenreactie was dus: ‘Moet je daarom de politiek aan de duivel overlaten?’ Want wanneer de kerk zwijgt over desastreuze maatschappelijke evoluties, is ze medeplichtig: is dat niet wat men verwijt aan de Duitse kerken in de jaren ’30 en aan paus Pius XII, precies dat hij zich níet uitsprak tegen het nazisme?

Stemmen, denken en sturen

Kerken en christenen hebben evenveel recht om zich met politiek bezig te houden als alle andere groepen. Pardon, als bewuste burgers hebben zij de plicht om mee te denken, te stemmen en mee te sturen.

Kerk en staat zijn uiteraard op heel verschillende niveaus bezig, maar de scheiding tussen beide hoeft helemaal geen vijandig karakter te hebben: waarom kunnen ze niet als vriendelijke buren samenwerken, elk op hun eigen terrein? Geen betonnen muur met prikkeldraad, maar een vriendelijk haagje. Geloof en politiek kan en mag je namelijk niet scheiden: het is toch juist mooi en nobel wanneer iemand zijn (religieuze of seculiere) idealen en waarden wil omzetten in politieke regels?

Maar te veel is natuurlijk te veel, en daar wringt het schoentje. Het meest eigene aan evangelischen is dat ze zich op één focuspunt richten: zij geloven alleen in Jezus en vinden andere kerkelijke tradities en geschriften secundair. Voor hen is de hoofdvraag: ‘What would Jesus do?’, zowel in hun persoonlijke leven als in politiek. Het is duidelijk dat Jezus zich nooit direct met politiek gemoeid heeft, omdat hij boven alle partijen stond en aardse macht en rijkdom hem niet interesseerden.

Extremisten allerlei

De documentaire spreekt zichzelf ook tegen: enerzijds suggereert ze dat evangelischen ‘en masse’ een bedreiging zijn voor de democratie omdat ze ‘de macht willen grijpen’, anderzijds laat ze een hele reeks kritische stemmen binnen dezelfde beweging aan het woord die wijzen op de gevaren van een te nauwe band met één partij.

Er is dus behoorlijk wat zelfkritiek en gezonde voorzichtigheid aanwezig. Ook Billy Graham heeft zich, na Nixon, op tijd teruggetrokken en werd zo een voorbeeld van iemand die boven de politieke strijd kon staan. Anderen zijn hierin verder gegaan en hebben hun vingers verbrand: maar dit heeft niet de democratie schade toegebracht, maar veeleer de kerk zelf.

De documentaire vermengt voortdurend ‘christelijk’ en ‘wit-nationalistisch’ (‘white supremacy’) en ‘conservatief’ en ‘(extreem)rechts’, suggererend dat al deze door elkaar lopen binnen de groep van evangelischen. De realiteit is zoveel complexer en veelkleuriger. De grote meerderheid van de afro-Amerikanen, die ook in groten getale evangelisch zijn, stemt voor de Democratische Partij. En Billy Graham, die (ten onrechte) ‘de paus van de evangelischen’ wordt genoemd, was heel duidelijk tegen rassensegregatie en reikte de hand aan Martin Luther King.

Machtsgreep

Evangelische christenen worden er in het programma van beschuldigd ‘de macht te willen grijpen’ of ‘controle te nemen’, maar waar ligt het verschil met gewoon ‘invloed willen hebben’? Ze komen op voor morele waarden die 1.500 jaar lang mainstream waren in de westerse wereld en door niemand openlijk betwist werden: huwelijk en gezin, relaties en seksualiteit, respect voor alle leven… Waarom zou dat nu plots ‘een bedreiging voor de democratie’ moeten zijn?

Door de makers wordt voortdurend met twee maten en twee gewichten gemeten: wanneer progressieve lobbygroepen hun agenda doordrukken, is dat democratisch; wanneer conservatieve dat doen, is dat gevaarlijk? Democratie betekent: 51 procent van de kiezers bepaalt de spelregels. Je mag dit ‘je wil opdringen’ noemen, maar dat doen alle partijen, groepen en bewegingen — en het is 100 procent wettelijk en ‘normaal’.

Koninkrijk

Het is het spel van democratie om invloed te willen, te lobbyen, zich te verenigen, denktanken op te richten. Waarom hierbij voor één kamp zwaar gekleurde woorden als ‘obsessie’ of ‘rabiaat’ gebruikt moeten worden, is mij onduidelijk. Ook het verschil tussen ‘conservatief’ en ‘ultraconservatief’ is een arbitraire lijn en een zeer tendentieuze woordkeuze. Want als je het etiket ‘ultra’ op een groep plakt, hoef je zeker niet meer naar hun argumenten te luisteren. Van democratie en pluralisme gesproken…

De lijn tussen godsdienst en politiek is nooit waterdicht, en er zal altijd overlap of raakvlakken zijn. Politiek bemoeit zich met alles, maar godsdienst doet dat evenzeer. God heeft voor gelovigen te maken met elk aspect van het privéleven en de maatschappij. Christenen geloven in een theocratie, maar dit koninkrijk is volgens Jezus ‘niet van deze wereld’. Wanneer ze bidden ‘Uw koninkrijk kome’, is het lopen over een dunne koord om de geestelijke waarden en morele principes hiervan te laten ‘neerdalen’ in een vertroebelde en verscheurde wereld.