Op maandag 20 januari vond de langverwachte – of lang gevreesde – inauguratie van Donald Trump plaats in Washington. Dat hij een man is die uitersten oproept, weten we al: sommigen prijzen hem de hemel in, anderen verwensen hem naar de hel. En hij geniet duidelijk van beide. Zijn inauguratie was doorspekt met christelijke referenties, liederen en gebeden. Europese kijkers krijgen daar kromme tenen van, maar hoé krom moeten ze staan?
Hoe christelijk is Trump eigenlijk? Hij hield ooit ostentatief een Bijbel in zijn hand en verklaarde ‘We must make America pray again’. Maar of hij veel naar de kerk gaat, de Bijbel leest, bidt en vroom leeft…? Zijn levensstijl en grove taalgebruik geven alleszins niet die indruk: zou hij ooit Jezus’ uitspraak “zalig de zachtmoedigen” gelezen (en begrepen) hebben? En toch hebben Amerikaanse christenen massaal voor hem gekozen. Zijn zij naïef en blind, en hij sluw genoeg om hen te verlokken? Wij kunnen, als mensen, niet beoordelen in hoeverre iemand diep van binnen gelooft: het finale oordeel moeten we aan God overlaten. Het antwoord is misschien ‘ja en nee’, maar in welke verhouding dan? In ieder geval, politiek en geloof is een delicate combinatie, en potentieel explosief.
Als we ons niet willen laten meezuigen in de heersende, nefaste polarisatie, moeten we woorden of mensen genuanceerd bekijken. Trump is geen messias, maar ook geen verpersoonlijking van de duivel: hij is mens van vlees en bloed met massa’s fouten en waarschijnlijk ook wel enkele goede punten. Onze media hebben sinds 2016 vooral zijn negatieve uitspraken dik in de verf gezet, maar eerlijk en onbevooroordeeld was dat ook niet echt: je kan niet stellen dat 74 miljoen Amerikanen die voor hem stemmen allemaal idioten of racisten zijn.
Thomas De Graeve onderzocht in de VRT-docuserie ‘Verscheurd Amerika’ het fenomeen van ‘christelijk nationalisme’. Aan het woord komt eerst pastor Ken Peters van de ‘Patriot Church’ in Tennessee, die vanop de kansel zijn onverbloemde steun aan Trump uitbazuint: dat alle linkse en progressieve groepen door de duivel aangestuurd worden. Hij en gelijkgezinden verdelen de wereld – op een nogal simplistische manier – in goed en kwaad, licht en duisternis, God en satan, en schakelen dat ineens ook gelijk met rechts en links. Pijnlijk grof, zeker als je weet dat in dat andere kamp even overtuigde christenen leven, bidden en werken.
Laten we nuchter zijn: pastor Ken Peters heeft slechts een kleine kerk, en veruit de meeste evangelicals vinden dit véél te kort door de bocht. De scheiding tussen goed en kwaad loopt helaas in elk mens, dwars door ieders hart. Het probleem is wanneer christenen zich op Jezus’ woorden beroepen, maar dan selectief. In de privémoraal zouden we Jezus eerder ‘conservatief’ inschatten als we naar zijn hoge huwelijksmoraal kijken, maar op sociaal vlak is hij zeker progressief, voor de armen en zwakken: je kan hem niet in één hokje vangen. In de VS kan je echter niet genuanceerd stemmen: als je sociaal wil zijn, moet je ook voor liberale moraal kiezen met alle seksuele vrijheden, pro-abortus en woke-discours. Het politieke systeem dwingt mensen, ook christenen, te kiezen— zoals een Amerikaanse pastor en vriend van mij diep zuchtte — tussen de pest en de cholera.
Veel van Trumps stoere macho-taal – zoals over het ‘gouden tijdperk’ – kan je beter plaatsen als je weet dat hij een enthousiast aanhanger is van Norman Vincent Peale en diens ‘De kracht van positief denken’ (1952): “Stamp in je hoofd dat je een succesnummer bent”. Door dat constant tegen jezelf te zeggen ga je het geloven en zal het ook realiteit worden. Het is eigenlijk een seculiere toepassing (of: verdraaiing) van Jezus’ woorden dat “Voor wie gelooft, niets onmogelijk is”. Jezus had het over geloof in God (die immers als almachtig gezien wordt), Peale vlakte dat af tot geloof in jezelf. Veel van Trumps gespierde taalgebruik moet je in dat licht interpreteren.
De strijd in de VS is niet alleen tussen links en rechts, maar ook tussen christelijk en seculier: secularisten willen elke religieuze referentie en ook alle christelijke morele waarden uit de openbare sfeer, de wetgeving en cultuur verwijderen. Terwijl in Europa kerken eerder denken ‘Wij bemoeien ons niet met politiek’, zijn Amerikaanse christenen veel assertiever (soms agressiever). Maar in beide richtingen kan men te ver gaan: zwijgend instemmen of opdringerig pushen. Zich beroepen op de ‘scheiding van kerk en staat’ is eigenlijk een vals argument: alle burgers mogen, gelovig of niet-gelovig, aan politiek doen en hun waarden proberen in wetten om te zetten. Dit is een legitieme zaak, essentieel in een democratie: linkse én rechtse groepen doen dat. Het wordt alleen minder fraai als dit ‘vuil’ gespeeld wordt, met verdraaide argumenten, intimidatie en bij-de-haren-getrokken religieuze aanspraken.
Bij ons worden kerk en staat vaak krampachtig gescheiden, in de VS lopen ze vaak teveel in elkaar over. Voor christelijke leiders en kerken bestaat het reële gevaar dat zij, als ze zich te sterk (of exclusief) verbinden aan één partij, mee besmet worden als deze haar handen vuil maakt en in schandalen verwikkeld raakt. Wie Gods naam erbij betrekt, riskeert vooral deze ernstig te bezoedelen. Billy Graham, waarschijnlijk de grootste wereldevangelist ooit, werkte nauw samen met president Nixon, maar na de Watergate schandalen heeft hij zijn lesje geleerd en zich meer opgesteld bóven de partijen. De pas overleden ex-president Jimmy Carter was duidelijk een overtuigd evangelisch christen, tot op hoge leeftijd een vredestichter, maar tegelijk heel progressief en tegen segregatie.
Trumps leuze ‘America first’ is enerzijds een nietszeggende uitspraak (want alle regeringen in alle landen doen dat sowieso), anderzijds een kreet met een sterk nationalistische toon. Maar ‘christelijk’ en ‘nationalistisch’ botsen met elkaar. Jezus had een boodschap voor álle volken, rassen en culturen, ging om met Samaritanen en zélfs met de vijandige Romeinen. De organisatie ‘Evangelicals for social action’ stelt dat het land boven God plaatsen afgoderij is. Ook Thomas Schirrmacher, gewezen algemeen secretaris van de World Evangelical Alliance, heeft zich kritisch uitgelaten over de groeiende banden tussen christelijk nationalisme en extreemrechtse politieke bewegingen. Hij heeft gewaarschuwd voor de gevaren van het vermengen van religie met populistische agenda’s.
Als kerk actief aan politiek doen is niet fout, maar wel riskant. Dat sommige predikanten Jezus’ boodschap verengd en versmald hebben, is inderdaad kwalijk en potentieel gevaarlijk. Drammers en fanatici heb je helaas overal, in elke religie én in seculiere ideologieën. Het is deels een gevaar voor de politiek, maar nog veel meer voor de kerk zelf.
Ik ben al 46 jaar evangelisch christen, en Trumps stijl spreekt mij totaal niet aan, maar ik wil zijn stoere woorden evalueren in de komende vier jaar. Hoe ‘christelijk’ ik hem vind, zal ik afleiden uit zijn daden en beleidskeuzes én uit de manier waaróp hij spreekt en handelt. Ik hoop en bid voor het beste. Politiek en geloof, het is wandelen over een dunne koord, maar niet onmogelijk.