Smartphones doen de mens in zichzelf keren

Origineel gepubliceerd op Knack.

Al miljoenen jaren doen we ons uiterste best om steeds keuriger rechtop te staan: van voorovergebogen aapachtige voorouders met hun eerste pogingen tot bipedalisme,over Homo erectus, de rechtopstaande mens die met primitief gereedschap in de hand rondwandelde, tot de fiere Homo sapiens, voeten tegen elkaar, rug recht en borst vooruit.

In de voorbije jaren heeft zich echter in ijltempo een zorgwekkende evolutionaire regressie voltrokken: waar je ook kijkt in het straatbeeld zie je opnieuw mensachtigen ronddwalen met gekromde rug, het hoofd gebogen over hun blinkend gereedschap. Contact maken is moeilijk, omdat ze druk met hun gereedschap in de weer zijn. Deze schijnbaar schuchtere mensensoort wordt door wetenschappers Homo digitalis genoemd.

Ik behoor uiteraard ook tot deze soort. Ook ik buig mezelf regelmatig over dat magische spiegeltje: ik zie er de wereld in gereflecteerd, maar dankzij gepersonaliseerde zoekresultaten, socialemediafeeds en chatbots vaak ook mezelf. Wetenschappers stellen vast dat het mentaal niet goed gaat met de Homo digitalis.

Daar kan ik ook van meespreken, al is dat vooral te wijten aan een obsessief-compulsieve angststoornis die er al was vóór dat spiegeltje werd uitgevonden.

Toch zit ik beter in mijn vel wanneer ik wat rechter sta en mijn blik omhoog richt, naar anderen en de wereld in plaats van hun weerspiegelingen in mijn hand.

“Een naar binnen gekeerde staat van zijn” beschrijft Marja Pruis in de Groene Amsterdammer de mentale toestand van de digitale mens in het post-corona tijdperk. Dat doet denken aan een klassieke christelijke definitie van zonde: homo incurvatus in se, de mens in zichzelf gekeerd.

Het is dan ook niet vreemd dat sociaal wetenschapper Jonathan Haidt in zijn ondertussen bekende Generatie angststoornis – over de impact van smartphone en sociale media op mentaal welzijn – een heel hoofdstuk wijdt aan de spirituele regressie waarvan onze huidige kromming een fysieke manifestatie is.

Gezamenlijke rituelen, transcendente ervaringen, vergevingsgezindheid, verwondering in de natuur: stuk voor stuk zijn het zaken die onze aandacht naar buiten toe keren, weg van onszelf, naar anderen en een realiteit die elk individu overstijgt. Zowel volgens religieuze tradities als volgens wetenschappelijk onderzoek is dat essentieel voor een goede mentale gezondheid.

Het is dan ook niet te verwonderen dat voorovergebogen naar ons eigen spiegelbeeld kijken het omgekeerde effect bereikt. Want een sociaal netwerk is niet hetzelfde als een gemeenschap. Want de Godvormige leegte in ons hart – aldus atheïst Haidt – kunnen we niet zelf vullen. We moeten binnenstebuiten gekeerd worden, rechtgetrokken, van onze kromme zonde gered worden.

‘Zonde’ impliceert zowel individuele als collectieve verantwoordelijkheid. Ik kan zelf gedisciplineerd proberen omgaan met mijn smartphone, of die zelfs vervangen door een dumbphone, maar dat is niet evident. De maatschappij kan ook gezamenlijk beslissen dat de verslavende aspecten van smartphone en sociale media moeten gereguleerd worden, op z’n minst voor kinderen, zoals wetenschappers onlangs in een open brief aan de regering pleitten. Dat zal al meer helpen.

Maar Haidt stelt dus dat dergelijke negatieve stappen niet voldoen, en dat we ook de sprong naar gemeenschap en transcendentie moeten maken.

Vandaar die spiritualiteit dus. Volgens Haidt is onze nood aan transcendentie het gevolg van evolutionaire processen die godsdienstigheid als een sociaal bindende kracht selecteerden.

Ik zou stellen, niet per se in contradictie daarmee, dat die nood wijst op een God in wie we onze vervulling kunnen vinden. Hoe het ook zij, de mens blijkt gemaakt te zijn voor spiritualiteit, beleefd in gemeenschap. De gekromde Homo digitalis heeft dat nodig om opnieuw fier, met rechte rug en een fris hoofd de aarde te kunnen bewandelen. Dan zal hij zich opnieuw Homo sapiens kunnen noemen, de wijze mens.